Het aantal katholieken is volgens het CBS gedaald van 27,5 in 2010 naar 24,4% vorig jaar. Deze daling van 3 procent zien we zowel bij mannen als vrouwen. De daling onder jongeren is sterker dan bij ouderen. Het aantal 65-plussers blijft met zo’n 36 procent vrijwel constant.
Katholieken komen niet graag in hun kerk. Het aandeel frequente kerkbezoekers is bij katholieken laag (17,5 procent) in vergelijking met andere kerkgenootschappen. Van de Nederlanders die zich katholiek noemen, gaat slechts 5% iedere week naar de kerk. Dat komt neer op zo’n 200.000 Nederlanders.
De term ‘katholieke zuiden’ is achterhaald. In Limburg wonen de meeste katholieken, maar dat wil niet zeggen dat ze het meeste naar de kerk gaan. Integendeel. Het CBS concludeert dat juist de meeste randkerkelijken in het zuiden wonen. In Limburg komt 61% van de katholieken nooit in de kerk, in Noord-Brabant is dat 53%. In Noord-Brabant noemt bovendien een minderheid zichzelf katholiek.
Ondanks de daling van drie procent is de katholieke kerk veruit de grootste geloofsgemeenschap in Nederland. Daarna volgen hervormden (6,7%), PKN’ners (5,7%) en moslims (4,9%). Het aantal mensen dat zich niet tot een kerkelijke gezindte vindt behoren, bedroeg in 2014 49,2%.
Het CBS becijferde in haar woensdag uitgebrachte rapport het aantal ‘godsdienstigen’. De gegevens komen uit de Enquête Beroepsbevolking. Daarin wordt gevraagd of een persoon zich rekent tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering, waarbij de respondenten kunnen kiezen uit: rooms-katholiek, gereformeerd, Nederlands hervormd, islam, hindoe, boeddhist, jood en ‘andere gezindte’.
Het bezoek aan religieuze diensten is vastgesteld op basis van de vraag hoe vaak men daarheen gaat: wekelijks, 2-3 keer per maand, 1 keer per maand, minder dan 1 keer per maand en ‘zelden of nooit’. De personen die eerder hebben aangegeven niet tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering te behoren zijn gevoegd bij de categorie ‘zelden of nooit’.
(bron: CBS)