In augustus gaat paus Franciscus naar Zuid-Korea. In dit land maakt het christendom een spectaculaire groei door. In 1960 was 2 procent van de bevolking protestant en 0,5 katholiek. Nu zijn de cijfers respectievelijk 17 en 10 procent. Het aantal katholieken steeg in ruim vijftig jaar van honderdduizend naar meer dan vijf miljoen. Pierro Gheddo, kenner van het Verre Oosten en man achter de encycliek ‘Redemptoris missio’ van St. Johannes Paulus II uit 1990 noemt enkele reden voor het succes van het christendom.
Zuid-Korea was jarenlang een militaire dictatuur. De rooms-katholieke Kerk verzette zich hiertegen: de kathedraal in de hoofdstad Seoel was een toevluchtsoord voor dissidenten. De politie durfde er niet naar binnen te gaan.
In de jaren daarvoor werd Korea geteisterd door de Japanse bezetting en de burgeroorlog die van 1950 tot 1953 duurde. Missionarissen hielpen daarna bij de opbouw van het verwoeste land.
De goed opgeleide Koreanen worden aangetrokken door het christendom omdat het in een persoonlijke God gelooft. Dit in tegenstelling tot het boeddhisme en het confucianisme. Hun goede opleiding hebben ze trouwens vaak aan christelijke scholen ontvangen. En terwijl in het westen de opvatting leeft dat christendom en moderne tijd niet met elkaar te rijmen zijn, vinden de Koreanen juist wel antwoorden op actuele kwesties in deze religie.