Een kerk in brand

Brand

Aandachtig lezen van Christoph Théobald s.j. ‘Urgences pastorales du moment présent. Comprendre, partager, réformer’

Op de boeken Rebuilt en Renewing the church wordt veelal enthousiast gereageerd. Het zijn echter vooral ‘marketing-technische’ verhalen die aan de kern voorbijgaan, vindt redacteur Joost Jansen. Hij boog zich voor katholiek.nl over het nog niet vertaalde Urgences pastorales du moment présent. Comprendre, partager, réformer van Christoph Théobald s.j. Daarin is de benadering volgens hem meer theologisch onderbouwd. Vandaag deel 1.

door Joost Jansen

Er is veel aan de hand met de parochies. De crisis in het ‘instituut kerk’ is goed merkbaar. Bij sommige verantwoordelijken binnen de kerk staat het water tot aan de lippen: bisschoppen, priesters, pastoraal werkenden en laten we niet vergeten al die bewogen gelovigen die zich met hart en ziel geven voor de goede zaak in hun geloofsgemeenschappen. Daar waar velen onder hen zich een leven lang hebben ingezet ‘voor de kerk’, lijkt dat waar ze mee vertrouwd zijn onder hun handen weg te glippen. Welke keuzes moeten er worden gemaakt? Fusie van parochies wordt als middel gebruikt om met de beschikbare menskracht en financiële middelen het hoofd boven water te houden. Toch is dit – en velen in de kerk zijn zich hiervan bewust – een noodmaatregel. Men zet in op een nieuw missionair elan. Maar hoe? Men vliegt boeken in vanuit Amerika: Rebuilt en Renewing the church. Aantrekkelijke modellen worden hierin gepresenteerd, nogal Amerikaans: marketing, targets, enz. Zijn dit de ‘eieren van Columbus’? Sluiten ze aan bij onze West-Europese samenleving die in veel facetten toch anders is als de American way of life?

In Frankrijk heeft de bekende theoloog Christoph Théobald s.j. zich ook gebogen over de situatie die hij niet alleen in Frankrijk maar in heel West-Europa tegenkomt. Hij ziet hoe de kerk in crisis is. Het beeld van de Notre Dame van Parijs komt op ons netvlies: zwartgeblakerde muren door een verwoestende brand, geen dak maar een gehavend gebouw dat naar boven open is. Toch staat achter het altaar het kruis fier omhoog. ‘Stat crux dum volvitur orbis: het kruis staat terwijl de wereld draait, het devies van de kartuizers. Zo waar, lijkt het. Een Franse president die zich nog een zin van Jezus (vrijelijk toegesneden) herinnert: al is het gebouw bijna verloren, we zullen haar in vijf jaar weer opbouwen…

Maar welke kerk bouw je weer op? En hoe? Het lijkt wel alsof ook voor de kerk vandaag een wedstrijd is uitgeschreven voor het beste scenario voor een ‘kerk 2.0’. Is het Rebuilt, is het Renewing the church of is het Urgences pastorales du moment présent. Comprendre, partager, réformer van Christoph Théobald? Ik wil proberen enkele krachtlijnen van dit laatste – lijvige – boek te presenteren. Het is de moeite waard.

Een kerk die minoritair is geworden

De laatste vijftig jaar is er veel veranderd. We hoeven de studies niet te herhalen die veelvuldig ons worden aangeboden: over de secularisatie, over het groeind individualisme en de ik-gerichte cultuur, over mensen die zich louter oriënteren op wat ‘leuk’ is, maar ook over de opkomende islam met de angst die dit oproept, de biotechnologische mogelijkheden voor de mens (er valt veel te ‘sleutelen’ aan het menselijk lichaam en begin en einde van de mens zijn manipuleerbaar), de financiële crises en de groeiende tweedeling in de maatschappij.

Langzaamaan is de kerk haar plaats aan het verliezen in het maatschappelijk speelveld, de plaats die zij zo gewend was in te nemen. De burgemeester, de pastoor, de dokter, het hoofd van de school, de notaris, de agent: ieder had zijn eigen plek in de stabiele dorpsgemeenschap waar het kerkgebouw fier in het midden stond. En nog staat, maar nu op veel plekken ‘aan de eredienst onttrokken is’ en omgebouwd tot multifunctionele ruimte of tot woningen.

De kerk heeft niet alleen numeriek aan invloed verloren, sterker: de kerk is – wat Théobald noemt – ‘exculturé’ geworden, ze neemt niet meer deel aan de mainstream van de huidige cultuur. Gelukkig dat er voorgangers zijn zoals paus Franciscus die dit zien en met een boodschap komen van vreugde en evangelisatie. Als antwoord op het verlies aan geloofwaardigheid van de kerk (en het seksueel misbruik is hier niet de enige factor) is het belangrijkste antwoord: laat het Evangelie, de Blijde Boodschap, de drijvende kracht (opnieuw) zijn.

Op de teloorgang van een christendom waaraan we in de twintigste eeuw gewend zijn geraakt, zien we grofweg twee uiteenliggende reacties. ‘Kop in het zand steken’, de neergang wordt genegeerd eb men gaat ‘ijzerenheinig’ verder, vaak met een ‘melancholische pastoraal’: denkend aan hoe goed het vroeger was met de volle kerken en het Rijke Roomsche leven. Met een geloofsbeleving die het hele leven en ook het hele maatschappelijke bestel bepaalde.

Er is de tweede reactie: een weg verder inslaan, bewust van het krimpscenario maar dit niet het laatste woord geven. Théobald kiest voor deze tweede weg, het is een uitdaging. Hij schetst hoe het realisme en hoop elkaar kunnen bevruchten. Ten aanzien van de kale cijfers die het KASKI in ons land geregeld biedt, gaat het er niet om alleen maar realistisch te zijn, zonder gevolgen, dus ook zonder hoop. Aan de andere kant wordt hoop zonder realisme een illusie.

Om een voorproef te geven naar waar Théobald wil uitkomen, citeer ik een passage ongeveer aan het einde van zijn boek:

“Om deze twee reële valkuilen het hoofd te kunnen bieden, heb ik de geloofsvraag gesteld, zoals het volk Israël in ballingschap of ook de allereerste christenen na de dood van Christus: Wat doet God voor ons in deze crisissituatie en vooral, wat verwacht Hij van ons? Om deze vraag te beantwoorden zonder zweem van fundamentalisme, is het essentieel om een scherpe blik te werpen op de geschiedenis en juist de diepere bewegingen binnen onze maatschappij helder te krijgen. We dienen ons bewust te zijn van waar we vandaan komen en over welke vormen van samen-leven we het hebben, welke beeld (beelden) van het christelijk geloof en van de kerk onder onze ogen zich aan het aftekenen zijn. We moeten stilstaan bij het verleden – met name de laatste vijftig jaar na het Concilie – om beter het heden te kunnen begrijpen. Verschillende keren verbaasde ik me dat ik van een Kerk droomde, kleiner en verspreid over het Europese continent (men spreekt ook van een diaspora), maar tegelijkertijd meer gedecentreerd ten opzichte zichzelf of geworteld in haar omgeving en zeker van zichzelf omdat zij de intimiteit ervaart van de God van het Evangelie. Een Kerk die zeer veel-zijdig is (en niet exclusief) vanwege de graad van identificatie van de kant van hen die zich christen of katholiek voelen, maar tegelijkertijd in haar kern echt missionair is. Een kerk die zeker gedifferentieerd is in haar basiskeuzes, maar die tegelijkertijd dit kan inbrengen in een breder debat en met name helder en beslist kan zijn als de toekomst in het geding is…: kort en bondig: een Kerk die op een onbaatzuchtige wijze geëngageerd is ten dienste van onze samenleving en de toekomst van ons gemeenschappelijk huis en een nieuw humanisme mogelijk maakt, een Kerk die niet aflaat om aan iedereen haar bron – het Evangelie van God – aan te bieden, zich de woorden van de apostel Paulus eigen maakt: ‘Wee mij als ik het Evangelie niet verkondig’ (1 Kor. 9,16).” (blz. 464-465)

Onze tijd

Laten we eerst eens gaan zitten (‘s’asseoir – pour un diagnostic du moment présent’) om te kijken wat er vandaag aan de hand is (deel 1 van Urgences pastorales).

Dat de kerk in crisis is, is helder. Deze crisis kan verschillend geïnterpreteerd worden: het is ‘over en uit’ en je zorgt er voor dat de laatste gelovigen met zorg worden begeleid in het stervensproces. Of: wat we nu meemaken is een scharniermoment naar een andere tijd. Deze verschillende interpretaties leveren verschillende strategieën op. In het eerste geval zien we dat men zich ‘schikt’ in de teloorgang en mikt op de kleine (heilige) rest-kerk. Je importeert priesters uit verre landen (en met een andere culturele achtergrond) om de kleine ‘eilanden van geloven’ te bedienen. We zien bij deze initiatieven dat de neiging tot radicalisering groeit. ‘Als ik dan christen ben, dan zullen ze dat ook zien en merken!’ Dat de kerk ‘excultureel’ wordt, vindt men niet erg en folkloristische uitingen van het geloof (processies, gilden) worden omarmd want het geeft een veilig gevoel.

In het tweede geval gaat het om een ‘inhaal-strategie’. Men gaat er van uit dat de kerk in de loop der geschiedenis altijd een lange adem heeft gehad (iets wat moderne godsdienstsociologen beamen). De RK-kerk zal langzaamaan de romeinse (en mediterrane) cultuur verlaten om zich in andere culturen te ontwikkelen. (Théobald speekt van ‘dé-méditerranéisation’.) De kerk heeft altijd getoond met andere culturen te kunnen ‘samenwonen’ en te komen tot een nieuwe synthese (zie de studies van de Franse filosoof René Brague). Vanuit de bronnen van de openbaring zal zij zich steeds opnieuw uitvinden. Maar als men in de maatschappij wil staan, wordt er dan niet ingeleverd op de geloofsinhoud en meer aandacht gegeven aan het sociale en de ethische dimensie van het geloof?

We zullen moeten zoeken naar een goed samengaan van (1) het Evangelie van het Rijk van God, (2) de historische situatie van de huidige maatschappij en (3) het huidige (beschadigde) gezicht van de kerk (blz. 54). Vaticanum II laat zien dat de kerk de secularisatie van de maatschappij aanvaardt en er een antwoord op geeft. Dit concilie heeft het idee van de kerk als ‘volmaakte gemeenschap’ verlaten voor een meer sacramentele invulling: kerk als universeel sacrament van Gods heil. God kan alleen maar Zichzelf met ons delen en dat op een volstrekt belangeloze wijze: genade. Dit betekent dat Gods aanwezigheid niet ‘voor de hand ligt’ vandaag en dat wij volstrekt vrij zijn om in te gaan op zijn intimiteit.

De gelovigen moeten het verlangen naar een overlevingsstrategie loslaten en weer als hun voorgangers uit de eerste christentijd creatief met hun geloof onder de mensen staan. Het maken van een onderscheid tussen ‘de onveranderlijke geloofsinhoud’ en ‘de pastoraal’ heeft Vaticanum II gelukkig verlaten: het gaat om de ‘pastoraliteit’ van de leer zelf. Het is verfrissend als Théobald ons dit in herinnering brengt want de originaliteit van Vaticanum II heeft lang niet altijd ingang gevonden in vele lagen van onze kerk…

Hoe treed je met open vizier de crisis van de geloofwaardigheid van de kerk tegemoet? (blz. 75) De christelijke traditie heeft moeite om haar overall-visie van God-mens-wereld geloofwaardig te maken in een maatschappij die meer en meer afglijdt naar wijsheidsystemen van vóór de christelijke tijd. Kunnen we niet ’n keer van buitenaf naar ons geloofsverhaal kijken maar wel met een innerlijk perspectief? We mogen toch aansluiten bij de gastvrijheid van de Man van Nazaret (blz. 85) die openstaat voor ieder die zijn pad kruist, dus ook voor iedere nieuwe uitdaging waar mensen van vandaag voor staan? Paus Franciscus bijvoorbeeld heeft met Laudato Si! een gevoelige snaar geraakt bij vele ‘mensen van goede wil’!

Uitgangspunt voor ons christelijk geloven blijft dat het leven ons belangeloos gegeven is. Wanneer christenen hiervan kunnen getuigen en God zo de ondoorgrondelijke diepte wordt waardoor wij groeien in zijn intimiteit, dan zullen mensen aan onze stijl van geloven (en dus van leven) zijn aanwezigheid kunnen herkennen, wat meer is dan een aantrekkelijk catechetisch verhaal. Aan de vruchten herkent men de boom.

Zo staan de gelovigen in de grote wereld die ons gegeven is, dát is de ruimte (het territorium) waarin we uitgedaagd worden in onze pastoraal en onze evangelisatie. Laten we accepteren dat Europa een missieland geworden is. Grote ideeën – heel vroeger en vandaag – zijn van het christendom los gegroeid. De hele kerk zal missionair dienen te zijn en accepteren dat men in een diasporasituatie beland is. Dan zul je met het anders-zijn van de ander op een nieuwe manier moeten omgaan! Paus Franciscus in zijn geschriften getuigt hiervan, velen herkennen zich hierin en zijn blij met zijn (soms gewaagde) initiatieven. Voor anderen (gelukkig een minderheid) is het een aantasting van de waarheid van het door hen geïnterpreteerde geloof. In Laudato Si! gaat de klacht van de aarde samen op met de klacht van de arme. Het gaat hier dus om alle mensen en om de gehele schepping. En in Evangelii Gaudium stelt paus Franciscus tijd boven ruimte: laten we eerder processen opgang brengen dan ruimtes bezetten: ‘De tijd ordent de ruimtes, verlicht ze en verandert ze tot schakels in een ketting van constante groei’ (EG 223). De paus heeft het geregeld over het ‘veelvlak’ (EG 235-237) waarmee hij wil aangeven dat we niet alles moeten harmoniseren maar dat verschillende invalshoeken op elkaar aansluiten in een nieuwe eenheid: liturgie, geloofsinhoud, pastoraal en gemeenschap. Grote gedeelten van de kerk zijn het ‘Galilea van de heidenen’ geworden. De mannen in het wit bij het open graf van Jezus zeggen tegen hen die het lichaam van Jezus komen zoeken dat ze de Verrezene juist in dit ‘Galilea van de heidenen’ moeten zoeken (blz. 131). En die ‘ruimte’ van ‘Galilea’ is tegenwoordig overal.

Volgende week: de positieve boodschap van deel 2 van Urgences pastorales