Op missie: ‘Het liep allemaal wat anders dan gepland’

Tessa Jansen in Zambia

‘We wisten niet goed wat we ervan moesten verwachten en… nou, dat klopte ook,’ lacht Tessa Jansen. Ongeveer een jaar geleden stond ze op het punt om voor twee jaar op missie te gaan naar Zambia. Momenteel is ze in Nederland en woont ze met haar gezin tijdelijk in de kelder van haar schoonouders; over drie weken vertrekken ze naar een ander project, deze keer in Rwanda. ‘Het liep allemaal wat anders dan gepland.’

De reis begon met een paar tegenvallers. ‘We verbleven een week in de hoofdstad Lusaka voordat we naar het project konden. Na een autorit van een dag kwamen we aan in het pikdonker. Er was geen water, geen stroom, de nacht was bloedheet en één van onze kinderen kreeg hoge koorts. We waren bang voor malaria, ook al wist ik dat dat eigenlijk niet kon omdat we nog maar kort in Zambia waren. Het duurt namelijk een tijdje voordat die ziekte zich openbaart. Maar dan nog: een kind met hoge koorts…’ De volgende ochtend ging Tessa dus meteen naar de lokale kliniek, wat ondanks alle voorbereidingen gepaard ging met een cultuurschok. ‘Dan loop je dus door het dorpje, mensen kijken en raar aan, en ondanks het feit dat Engels de officiële taal is, spreekt de lokale bevolking geen Engels. Bij de kliniek staan overal mensen te wachten, je hebt geen idee wat de bedoeling is. Ik ontdekte dat ik eerst een soort schriftje moest kopen om daar vervolgens mee naar de dokter te gaan. De malariatest was gelukkig negatief. En toen werden we naar huis gestuurd met een hoestsiroopje…’

Plannen bijstellen

Vroeg ze zich op dat moment niet af waar ze aan begonnen was? ‘O, absoluut!’ antwoordt Tessa. ‘Waar ben ik in vredesnaam aan begonnen, wat doen we onze kinderen aan? Ze zijn verkouden geworden, hebben buikgriep gehad… het was een heftige overgang.’ Daarnaast waren er administratieve problemen met het de visa en de werkvergunningen. ‘We zijn toen uitgeweken naar buurland Malawi,’ vertelt Tessa. ‘We zaten in een huis zonder telefoon, te wachten wat er zou gebeuren.’ Ondertussen liep het hele gezin een bacterie op. ‘We moesten dus naar een dokter in een stad, drie uur verderop, om een antibioticakuur te halen.’ Na twee weken waren de problemen met de visa opgelost en konden ze terug naar Zambia. ‘Bij het bezoek aan de arts in Zambia bleek dat ik zwanger was. De Comboni-paters, onze lokale opdrachtgevers, raadden ons dus aan om op tijd huiswaarts te keren of voor een project in een grote stad te gaan werken. Chikowa ligt namelijk erg afgelegen: als het bijvoorbeeld heel hard regent, kom je er gewoon niet weg.’ Zodoende moesten de plannen bijgesteld worden.

Opstarten

In de tussentijd probeerden Tessa en haar man toch een start te maken met het werk waarvoor ze gekomen waren. ‘We waren er al op voorbereid dat het misschien wel een half jaar zou duren voordat je er een béétje in komt. Zelf hadden wij ergens in november het idee dat we een start aan het maken waren. Bij de voorbereiding waren we er al op gewezen dat we niet te veel moesten verwachten van wat we zouden kunnen bereiken of veranderen. Toch had ik gedacht dat ik méér zou kunnen doen. Er viel zó ontzettend veel te verbeteren, maar we moesten onszelf echt hele kleine doelen stellen.’ De school kampte bijvoorbeeld met diefstal door de eigen leraren. ‘Geld, materialen, maar bijvoorbeeld ook het eten voor de kinderen,’ vertelt Tessa. ‘Ik had gehoopt meer met de kinderen bezig te kunnen zijn.’

Moeilijke tijd

In alle openheid vertelt Tessa dat ze die tijd heel moeilijk vond. ‘Met die werkvergunning is het uiteindelijk nooit goed gekomen. Dat lag aan verschillende dingen, maar toch: het voelt niet heel welkom. Vanwege het diefstal-probleem onder het onderwijzend personeel liepen we steeds in de gaten te houden of niemand iets pikte; de leraren zagen ons dus óók liever gaan. Voorafgaand aan de reis had ik me helemaal verdiept in het kleuteronderwijs, had ik plannen om het onderwijsniveau wat omhoog te krijgen… maar in de praktijk bleek het al een grote opgave om kinderen überhaupt naar school te krijgen. De dood was ook altijd dichtbij: dan was er een kind verdronken, dan was er een tiener door een slang gebeten en daaraan gestorven, dan was er iemand door een echtgenoot neergestoken… en dat allemaal in één week. Er stierven ook veel baby’s. Als ze slechts een paar weken oud waren, kregen ze geen naam en mocht er ook niet om gerouwd worden. Ik kon daar niks mee, voelde me nutteloos. In die periode heb ik wel eens tegen mezelf gezegd: ‘Is het niet beter om gewoon met zijn allen te vertrekken?’

Gebleven

Toch zijn ze ondanks de moeilijke omstandigheden en twijfels gebleven zo lang Tessa’s zwangerschap dat toestond. Ze werkten aan de betrokkenheid van ouders bij de school, zodat meer kinderen naar school zouden gaan en er, waar mogelijk, ook schoolgeld betaald zou worden. Ze organiseerden ouderdagen op school en richtten een nieuw comité op dat de dorpjes in trok en ouders en kinderen een stem gaf. Half mei vertrok het gezin naar Nederland. ‘Wij zijn er zelf te kort geweest om iets van verandering te kunnen zien,’ legt Tessa uit, ‘maar de paters die daar al heel lang zijn, zien de verandering wel degelijk en dat hebben ze ons ook verteld. Wat me ook heel erg bijgebleven is, is een gesprek met de oma van een kleuter die op onze kleuterschool kwam. Zij zei tegen mij dat als de Comboni-paters er niet waren geweest, Chikowa een begraafplaats was geweest.’

Vrede en verzoening

Eind juni werd dochter Eva geboren. Nu, enkele maanden later, staat het gezin van Tessa alweer op het punt om op missie te gaan, deze keer naar Rwanda. In de hoofdstad Kigali is een Emmanuëlgemeenschap die een centrum voor vrede en verzoening leidt. Daarnaast zet de gemeenschap zich in voor straatkinderen: ze worden uitgenodigd om te komen en tijdens de weken of maanden dat ze zijn opgenomen, wordt er gekeken waar ze terecht kunnen. Dat kan bij familieleden zijn of bij pleeggezinnen. Tessa en haar man zullen ondersteunende werkzaamheden verrichten, maar weten nog niet precies wat die werkzaamheden zullen inhouden. Het wordt een dus sprong in het diepe, net zoals toen het gezin ongeveer een jaar geleden naar Zambia ging.

Intenser leven

Wat maakt dat Tessa daar toch weer voor kiest, ondanks de moeilijke ervaringen in Zambia? Ze zwijgt even en zoekt naar de juiste woorden. ‘Het leven in Afrika is veel trager, maar daardoor ook vele malen intenser. Door die traagheid hebben mensen ook echt de tijd voor je. Als iemand je op de weg tegenkomt en een praatje met je maakt, dan praat hij op dat moment met je alsof je de belangrijkste persoon van de wereld bent. In Nederland is daar geen plek voor, gaat alles veel sneller, zien we elkaar in feite niet. Zelf zou ik in Nederland ook geneigd zijn om een veel oppervlakkiger leven te leiden. Toen ik net terug was uit Zambia en de supermarkt in liep, heb ik eerst een kwartier heel verbaasd rondgekeken – terwijl ik daar niet zo lang geleden zelf ook kwam en het allemaal heel gewoon vond.’

Rijkdom

Door haar reis is Tessa zich veel meer bewust geworden van de rijkdom die we in Nederland kennen: ‘Bij ons kan ieder kind naar school, is er genoeg eten voor iedereen en hoeft er geen honger te zijn. Medische zorg is voor iedereen toegankelijk, alle mensen hebben een dak boven hun hoofd. Hier vinden we dat vrij normaal, maar dat zijn echt hele grote dingen! Ik ben hier veel dankbaarder voor geworden en kan mijn eigen zorgen veel beter relativeren. Want hoe belangrijk is het nu eigenlijk als je bus vertraging heeft? En ja,’ lacht ze, ‘ik ben zelf wel zo iemand die zich makkelijk druk kan maken om van alles en nog wat.’

Eucharistieviering

Behalve de dankbaarheid voor onze welvaart, is er ook iets anders in Tessa’s geloofsleven veranderd: ‘Voorheen vond ik het bijvoorbeeld belangrijk om bij zeg maar de mooiste eucharistieviering aanwezig te zijn, met die en die liederen. Ik was erg gericht op de liturgie en vooral bezig met mijn eigen, individuele relatie met God. Daar is niks mis mee natuurlijk, maar in Zambia heb ik ook de collectieve kant leren kennen: het samen beleven van het geloof. Ik voel mij nu veel meer onderdeel van de wereldwijde kerkgemeenschap die de RKK is. We zijn immers allemaal op weg. En welke liederen er bij een eucharistieviering worden gezongen, tsja, dat vind ik nu eigenlijk een stuk minder belangrijk.’