Vasten met vallen en opstaan

Zakken chips

Elk jaar vraag ik me af wat ik (niet) zal doen tijdens de Vastentijd. Door schade en schande wijs geworden, weet ik inmiddels van mezelf dat ik niet te groots en (voor mij dan) onrealistisch moet denken. Het vasten, op welke manier dan ook, moet geen doel op zich worden, zoals de Amerikaanse br. Casey in zijn video ‘Don’t Give Up Anything For Lent’ uitlegt. Het draait immers om de voorbereiding op Pasen.

door Simone Ooms

Een goede, bij mij passende Vasten-modus heb ik nog steeds niet gevonden. Het verlangen om er ‘echt’ iets mee te doen, blijft wel groeien en versterkt de zoektocht naar een passende wijze. Een digitale detox lijkt me altijd wel wat, maar is in mijn werkveld toch wat lastig. Met ontspullen ben ik redelijk gevorderd, dus een 40-day challenge waar ik eerder over schreef, wordt dan iets dwangmatigs, een doel op zich. Omdat ik voor werk en studie veel lees en schrijf, wordt een leesrooster of iets dergelijks de zoveelste verplichte tekst. Geld overmaken naar een goed doel heeft iets gemakkelijks (maar: is dat dan reden om het ‘dus’ niet te doen?). Als fervent snoeper, snacker en vleeseter probeer ik vaak iets op het gebied van voeding te doen – maar als dat makkelijk was geweest, dan had ik wel een andere kledingmaat. Dit jaar dacht ik voor mezelf een mooie balans te hebben gevonden: meer tijd nemen voor persoonlijk gebed zonder daar allerlei harde eisen aan te verbinden, en geen gesnoep buiten sociale gelegenheden om. In concreto: een stuk taart van een jarige ‘mag’, maar ’s avonds alleen op de bank met een zak chips niet. Een soort middenweg om enerzijds mezelf wat ruimte te geven, en anderzijds om ongemakkelijke sociale momenten te voorkomen.

Want ja, het is me ooit overkomen dat, toen ik vanwege de Vastentijd een stuk taart weigerde en dat eerlijk zei toen men mij vroeg naar het waarom, er een wat onbehaaglijke sfeer ontstond. Ik merkte direct dat ik mijzelf enigszins buiten de groep had geplaatst. Mensen die nooit iets van mijn levensbeschouwing leken te vinden en die zelfs meeleefden met de ups en downs van mijn theologiestudie, keken wat moeilijk of ronduit afkeurend. Alsof ik met dat geloof van mij, dat altijd op een veilige, neutrale achtergrond was gebleven, ineens een heel hoog kijk-mij-nou-gehalte had – hetgeen absoluut niet mijn intentie was. Terwijl het, als je erover nadenkt, misschien gekker is dat je je moet verantwoorden over het feit wat je wel of niet in je eigen mond stopt. Of dat het wel oké zou zijn geweest als ik had gezegd dat ik aan de lijn zou doen of, nog beter, bezig was met één of ander bizar, ongezond doch modieus dieet. Zeker voor vrouwen is dat wél sociaal acceptabel – maar religie, nee, laten we het alsjeblieft gezellig houden! Noem het conformisme, noem het de rotsmoes van een dikzak, maar na het taart-incident ben ik op dat gebied toch wat minder vrijmoedig.

Hoe dan ook, dit jaar dacht ik eindelijk de goede, laagdrempelige Vasten-mix te hebben gevonden van iets doen en iets laten. Ondertussen ging het leven door: als geestelijk verzorger in opleiding kwam ik uit mijn beschermde bubble van kantoorbanen en collegebanken, en werd ik op mijn stageplaats geconfronteerd met een hoop menselijk lijden. Mooi werk om te doen en dat bij me past, maar ik moest en moet er nog wel in groeien. Mijn vader, die ongeneeslijk ziek bleek te zijn, drukte me op het hart om ‘gewoon’ door te gaan (makkelijker gezegd dan gedaan) en begon zelf vol goede moed aan een reeks van levensverlengende chemokuren. Een stressvol traject waarbij er steeds allerlei onderzoeken en voor het vervolg belangrijke uitslagen waren. Het afscheid van iemand die het leven juist niet meer had zien zitten, hakte er dieper in dan verwacht. Tussen de bedrijven door probeerde ik met zeer wisselend succes wat achterstallige studieopdrachten in te halen. Ik was vaak bekaf en had een knettervol hoofd van alle indrukken, to do’s en emoties. Nog steeds, eigenlijk.

En toen was daar, na een heel, héél erge dag, die lonkende zak chips. Ik ging voor de bijl. Sindsdien is het nog een paar keer gebeurd. O, het schuldgevoel! Ik had het mezelf dit jaar toch echt niet moeilijk gemaakt. Was ik nou niet eens in staat om…? Eh, nee dus. Onwillekeurig moest ik denken aan dé uitspraak van verslaafden: ‘als ik het echt zou willen, zou ik zó kunnen stoppen’. Driewerf au. Het werd nog pijnlijker als ik, zonder al te dramatisch te willen doen, mijn eigen kleinzerige zwakheid plaatste naast het Passieverhaal. Had ik nou niks over voor mijn geloof, voor Hem, Hij die alles gegeven heeft? En dan die extra tijd die ik aan gebed wijdde. Was dat nu echt vanwege de Vastentijd of vanwege de penibele gezondheidstoestand van mijn vader en mijn eigen angst om door de veelheid van alles onderuit te gaan? Even heel, heel eerlijk? Zucht. Het is nog niet voorbij, maar ook in 2019 is ‘mijn’ Vastentijd alweer ontaard in een epic fail

Of toch niet? Misschien is het juist goed en noodzakelijk om geconfronteerd te worden met die zwakheid; dat mijn ‘gewoon even iets lekkers nemen’ op menige avond toch wel een hardnekkig ‘dingetje’ is waar ik misschien eens iets mee moet. Misschien is het ook goed en in zeker opzicht nodig om me te realiseren dat nood toch nog altijd het beste leert bidden en dat ik in dat opzicht niet minder oppervlakkig ben dan een ander. Ja, deze Vastentijd zet me even met beide benen op de grond. Ik kijk uit naar het Paasverhaal: dood en wederopstanding, ja, maar ook vergeving voor onze eigen tekortkomingen. Misschien, heel misschien, begin ik er iets van te snappen. De grote vraag blijft natuurlijk: wat doe en laat ik volgend jaar in de Vastentijd?

Simone Ooms was na haar journalistieke opleiding tien jaar werkzaam als (online) communicatieprofessional op een hogeschool. Inmiddels werkt zij als online redacteur en marketeer bij Berne Media en is zij hoofdredacteur van katholiek.nl. In haar vrije tijd studeert zij Theologie aan de Radboud Universiteit.