In onze nieuwe rubriek ‘Vers voor de Zondag’ blikken we vooruit op de eucharistieviering van aanstaande zondag: wat vertelt het Evangelie ons? Om wat voor thema draait deze viering? Wat zou je kunnen doen om dit te onderstrepen?
6e zondag van Pasen
Geest van liefde
Leven in de Geest, leven in zijn Geest, de Geest van Vader en Zoon: hoe doe je dat? Hierop moet het antwoord steeds opnieuw gegeven worden. Omdat iedere tijd anders is en dus om een nadere toespitsing vraagt van de Blijde Boodschap van de Verrezen Heer.
Het ontvangen van een antwoord veronderstelt dat je er om bidt en dat doen we in deze viering. Het veronderstelt ook dat je je laat leiden door de verhalen van de Schriften en die zijn veelzeggend op deze zondag. Vervolgens zullen we met de opgedane richting en de bezieling van Gods goede Geest gezonden worden, de concrete wereld in. Of – zoals de tweede lezing het aanraadt – te allen tijde rekenschap afleggen van de hoop die in ons gelegd is en in ons leeft.
Exegetische notities Evangelie
Johannes 14,15-21
De evangelist Johannes besteedt in zijn boek over Jezus veel aandacht aan de gebeurtenissen en gesprekken op de laatste avond voor Jezus’ dood. Hij vertelt daarover in Johannes 13-17. Jezus confronteert zijn leerlingen met zijn naderend heengaan (Johannes 13,31-38; 14,2-3.12.28; 16,5.7) en draagt hen op zijn diepste intentie na zijn heengaan levend te houden en zijn wil te volbrengen, zoals Jezus de wil volbracht van zijn Zender (Johannes 4,34; 5,36; 15,10; 17,4). Jezus geeft zijn leerlingen die avond nadrukkelijk zijn opdracht tot liefhebben. Zoals Hij hen heeft liefgehad (Johannes 13,1.34; 15,9) en met hen verbonden was, zo moeten zij Hem liefhebben, met Hem verbonden blijven (Johannes 14,15) en elkaar liefhebben (Johannes 13,34-35; 15,12.17). Zijn liefde voor zijn leerlingen kwam voort uit Gods liefde voor Hem (Johannes 15,9). De liefde van de leerlingen voor Jezus (‘Mij liefhebben’) krijgt praktisch vorm in de uitvoering van zijn opdracht (Johannes 14,21; 15,14). Zo is er een doorgaande eenheid tussen de Heer en zijn volgelingen in leven en handelen. Wie zich aan Jezus’ opdracht houdt zal de liefde van God en van Jezus ervaren (Johannes 14,21).
Jezus zal aan zijn Vader vragen om de lege plaats die ontstaat door Jezus’ heengaan, in te vullen door een andere Helper (Johannes 14,16-17). Deze Helper, dus gegeven als een gebedsverhoring, zal voor altijd bij hen zijn, tegenover de tijdelijke aanwezigheid van Jezus. Over deze andere Helper spreekt Jezus ook in Johannes 14,26; 15,26; 16,7-11.12-15. Het Griekse woord dat met ‘Helper’ is vertaald in de Willibrordvertaling, paraklètos, wordt door NBG-1951 vertaald met ‘Trooster’. Dit Griekse woord duidt iemand aan die erbij geroepen wordt om bij te staan, steun te verlenen. Men kan dan denken aan ‘helper’, ‘trooster’, ‘advocaat’, ‘ruggensteun’. Vermoedelijk is aan al dergelijke aspecten gedacht. Deze paraklètos zal bij de leerlingen zijn en in hen zijn (Johannes 14,17), in nauwe verbondenheid dus en vanuit hun binnenste hen motiverend.
Het is de Geest van de waarheid, Gods heilige Geest (Johannes 14,26), die de leerlingen leidt tot de volle waarheid (Johannes 16,13). De Geest heeft een duidelijke gelijkenis met Jezus die door de evangelist Johannes getekend wordt als Gods waarheid (Johannes 1,14.17; 14,6). Deze Geest werkt alleen binnen de kring van Jezus’ leerlingen, de kring van hen die zich voor Jezus en zijn boodschap van liefhebben openstellen; de wereld kan Hem niet ontvangen (Johannes 14,17). Jezus wijst op een kloof tussen de gelovigen en ‘de wereld’.
Met het komen van de Geest, de paraklètos, blijven de leerlingen dus niet met lege handen, verweesd, achter. Zij zijn niet Godverlaten. Zij krijgen deel aan de kracht van God die Jezus heeft bezield, Gods scheppingskracht waarvan in Johannes 14,11-14 is gesproken. Deze Geest blaast de opgestane Jezus op de avond van de Paasdag over zijn leerlingen (Johannes 20,22). Deze Geest krijgen de leerlingen dus van de Opgestane en continueert bij de evangelist Johannes zijn werken. Frappant is de parallellie tussen de uitspraken in Johannes 14,17 over de Geest (‘zal in jullie zijn’) en in Johannes 14,20 over Jezus (‘zoals Ik in jullie ben’). In de Geest is de Opgestane in zijn leerlingen aanwezig.
In Johannes 14,18 wordt gesproken over Jezus’ terugkomen. Het ligt in de lijn om dan te denken aan zijn opstanding. Zoals Jezus bij de andere evangelisten zijn opstanding voorzegt (onder meer in Matteüs 16,21; Marcus 9,31; Lucas 9,22), spreekt Hij hier ook over zijn opstanding.
Zij zullen leven (Johannes 14,19). Door hun erkenning van Jezus krijgen Jezus’ leerlingen deel aan wat Johannes het eeuwige leven noemt, niet aan het eind van de tijden, maar nu al (Johannes 17,3).
Themastelling
Op de zondagen na Pasen denken we in de kerk na over wat Jezus’ opstanding voor ons betekent. Het boek Handelingen is vol van de verkondiging van de Opgestane. Petrus en Paulus verkondigen telkens weer Jezus als de Opgestane (onder meer in Handelingen 2,24.32; 4,10; 17,31) en laten zien dat daarmee een nieuwe situatie is ingetreden. In de 1e Petrusbrief verkondigt de auteur dat wij door Jezus’ opstanding herboren zijn tot een leven in hoop. We mogen in Johannes 14 een verwijzing naar Jezus’ opstanding lezen, verbonden met de belofte dat ook Jezus’ volgelingen zullen leven. Jezus’ opstanding krijgt daarmee een brede betekenis. Daarbij past Psalm 66 als Psalm van dankbaarheid voor grote daden van God. Ook dat oudtestamentische lied spreekt over nieuw leven, opstaan (Psalm 66,9).
De teksten spreken over weerstand tegen de verkondiging. In Handelingen 8 en 1 Petrus wordt daar expliciet over gesproken en ook in Johannes 15 komt dat aan de orde (Johannes 15:18-25). Er wordt een parallel getrokken tussen de weerstand en afwijzing die Jezus ondervond, en wat Jezus’ volgelingen (zullen) ondervinden. Mensen worden bemoedigd om dat aan te kunnen.
In Handelingen 8 en Psalm 66 is sprake van gebedsverhoring. Voor vele gelovigen in deze tijd liggen daar vragen.
In de nieuwtestamentische teksten is steeds sprake van Gods Geest. De Geest wekte Jezus op (1 Petrus 3,18), de Geest houdt Jezus’ inspiratie bij zijn volgelingen gaande, de levensgeest waarin de Heer zelf bij ons is, in ons is.
Suggestie
Liturgische bloemschikking
In de liturgische bloemschikking zijn rode tulpen een goede optie. Het rood verwijst naar het komende feest van Pinksteren, maar ook naar de liefde waar Jezus in het Evangelie over spreekt. De tulpen zelf staan voor Godgerichtheid, omdat ze altijd recht omhoog ‘kijken’. Ook daartoe roept Jezus op in het Evangelie van vandaag. Rode tulpen richten dus hun liefde tot God.
Ook (rode) rozen zijn een optie, niet alleen zijn zij de natuurlijk dé bloemen die liefde symboliseren, ze symboliseren ook Maria, passend bij de meimaand.
Een derde optie zou jasmijn kunnen zijn. Ook die staat symbool voor de liefde en Maria. Het is echter wel vroeg voor een bloeiende jasmijn (bloeitijd juli/augustus).
De teksten en suggestie zijn genomen uit de ‘Handreikingen voor liturgie voor de zon- en feestdagen’ van Berne Media. In deze uitgave staan exegetische notities voor elke lezing en antwoordpsalm, een ‘kapstok’ voor de verkondiging, misteksten, voorbeden en diverse andere suggesties voor vieringen met gewijde of niet-gewijde voorganger. Voor meer informatie over de uitgave en een abonnement, zie de website van Berne Media.