De rooms-katholieke kerk viert aanstaande zondag 2 juni de 53e Wereldcommunicatiedag. Het thema is ‘”Wij zijn elkanders ledematen” (Ef. 4,25). Van sociale netwerkgemeenschappen naar een menselijke gemeenschap’. In de pauselijke boodschap hierover wijst paus Franciscus op zowel de kansen als de valkuilen van het internet.
De media en internet zijn niet meer weg te denken uit het dagelijks leven. ‘Het internet is een rijkdom van onze tijd. Het is een bron van kennis en relaties die eens onvoorstelbaar waren. Talrijke deskundigen brengen echter ook de risico’s naar voren die het zoeken naar en delen van authentieke informatie op wereldniveau bedreigen. (…) Als internet een buitengewone mogelijkheid vertegenwoordigt om toegang te krijgen tot kennis , dan is het ook waar dat het een van de plaatsen is gebleken die het meest zijn blootgesteld aan desinformatie en bewuste en doelgerichte verdraaiing van de feiten en intermenselijke relaties, vaak gebruikt om de ander in diskrediet te brengen,’ aldus de boodschap. Enerzijds brengen sociale netwerken ons meer met elkaar in verbinding, anderzijds laten zij zich lenen voor manipulatief gebruik voor politiek of economisch gewin. Veel kinderen worden bovendien slachtoffer van cyberpesten.
Tegenstelling
De boodschap wijst op het feit dat een sociale netwerkgemeenschap niet automatisch synoniem is met gemeenschap. ‘In het beste geval slagen deze gemeenschappen erin samenhang en solidariteit te laten zien, maar vaak blijven ze slechts een verzameling van individuen, gekenmerkt door zwakke banden, die elkaar herkennen in interesses of onderwerpen. Bovendien baseert een social webidentiteit zich te vaak op de tegenstelling te opzichte van de ander, van degene die vreemd is aan de groep: men definieert zich eerder uitgaand van wat verdeelt dan wat verenigt, en laat zo ruimte voor achterdocht en het ventileren van allerlei soorten (etnische, seksuele, religieuze en andere) vooroordelen. Deze neiging stimuleert groepen die diversiteit uitsluiten, die ook op digitaal gebied een ongebreideld individualisme voeden en daarbij soms uiteindelijk spiralen van haat aanwakkeren.’
Fysieke ontmoeting
De boodschap noemt als mogelijk antwoord het beeld van het lichaam, dat geen vijand nodig heeft om zichzelf te definiëren en ons eraan herinnert dat de digitale wereld complementair is aan de fysieke ontmoeting: ‘Kinderen worden bovenal blootgesteld aan de illusie dat het social web hun op relationeel vlak volkomen voldoening kan bieden, en dit kan zelfs leiden tot het gevaarlijke verschijnsel van de jonge “maatschappelijke kluizenaars” die het risico lopen geheel te vervreemden van de maatschappij.’ Indien het internet echter wordt gebruikt als verlenging van of een wachten op de fysieke ontmoeting – die tot leven komt door het lichaam, de ogen, de blik en de ademhaling van de ander – dan verraadt het zijn aard niet en blijft het een rijkdom voor de gemeenschap.