6 juni: Norbertus van Xanten

Norbertus van Xanten

Vandaag is het feest van Norbertus van Xanten (ook van Gennep of van Magdeburg), stichter van de premonstratenzers, tegenwoordig bekend als de norbertijnen.

Hij werd rond 1080 te Xanten geboren als zoon van Heer Heribert van Gennep en vrouwe Hadwig uit het adellijk geslacht van Lotharingen. Hij begon zijn kerkelijke loopbaan als weinig voorbeeldig subdiaken en kanunnik, verbonden aan het kapittel van de St-Victorskerk in zijn geboortestad. Hij verbleef het liefste aan het hof, te midden van de groten der aarde. Hij schoof wel de prebenden op die aan zijn kanunnikenpositie verbonden was, maar verscheen er zelden of nooit in de koorbanken om aan zijn religieuze plichten te beantwoorden. Integendeel. Hij leidde een frivool leven. Hij wordt ook beschreven als een knappe, rijzige man, zelfbewust. In 1115 was hij met één secondant te paard op weg naar Vreden, naar men aanneemt om daar zijn liefje te bezoeken, of misschien wel de hoeren.

Op de Westfalense heide werd hij overvallen door een zwaar onweer; de bliksem sloeg vlak voor zijn paard in, en het dier wierp zijn ruiter van zich af. Toen hij na ongeveer een uur bij zijn positieven kwam, zat de schrik er flink in, en hij bad: ‘Heer wat wilt u dat ik doe?’ De gelijkenis met het bekeringsverhaal van Sint Paulus is opvallend. Hij keerde terug naar Xanten en leidde eeen intensief leven van boete en versterving. Na verloop van enige tijd sloot hij zich zich in Siegburg aan bij kluizenaar Koenraad van Regensburg († 1132; feest 19 mei). Vervolgens diende hij bij de bisschop van Keulen het verzoek in diaken en priester gewijd te mogen worden. Deze stemde daarin toe. Hoogst uitzonderlijk dat beide wijdingen in één en dezelfde plechtigheid worden toegediend. Dat was in 1117. Terug bij Koenraad (ook Koni geheten) deed hij een retraite van veertig dagen. Toen keerde hij terug naar Xanten en deed pogingen zijn collega-kanunniken tot een serieuzer levenswijze aan te sporen. Tevergeefs. Sterker, de toehoorders werden zo in verlegenheid gebracht dat zij hem verdacht begonnen te maken: hij preekte zonder toestemming, en gedroeg zich als kloosterling, terwijl hij dat niet was. Deze aantijgingen werden bevestigd op de bisschopsconferentie van Fritzlar in 1118. Norbertus besloot zijn toevlucht te nemen tot de paus, die op dat moment in Zuid-Frankrijk verbleef. Bij hem deed hij een generale biecht. De paus gaf hem een vrijbrief om overal te preken waar het hem maar goed dacht. Vanaf dat moment begon hij rond te trekken als boeteprediker. Het was winter. Hij ging blootvoets, door sneeuw en ijs; had aan het minste voedsel genoeg.

In 1119 was hij in het bisdom Cambrai (Kamerijk), waar een neef van de paus bisschop was. Deze verzocht hem onder de kanunniken de geest van vurigheid terug te brengen. Dat werd een mislukking. Ook de kloostergemeenschappen waar hij dat probeerde, keerden zich van hem af. Dat werd er de oorzaak van dat hijzelf in 1120 een eigen monnikengemeenschap stichtte in het plaatsje Prémontré, nabij Coucy in Noord-Frankrijk, zo’n honderd kilometer ten noordoosten van Parijs. In het bos stond nog een vervallen kloosterkapelletje uit vroeger tijden. Ze waren met dertien man, en legden met Kerstmis 1121 hun geloften af. Ze zouden zich toeleggen op geregeld gebed en vooral op prediking. Dat was nieuw in die tijd: kloosterlingen die het kloosterterrein verlieten om daarbuiten actief apostolaat te bedrijven. Ze gingen daarom in het wit gekleed, omdat ze gekend wilden worden als engelen van het evangelie. Vandaar dat ze in de middeleeuwen vaak ‘witheren’ werden genoemd; zelf noemden ze zich naar de plaats van hun ontstaan ‘premonstratenzers’; tegenwoordig worden ze ook wel genoemd naar hun stichter ‘Norbertijnen’. Een jaar later volgde een tweede vestiging in Floreffe aan de Maas bij Namen.

In 1122 vinden we hem in Antwerpen, waar hij met name de ketterij van sekteleider Tanchelm (of Tanchelijn) bestreed. De man zelf was bij onlusten die hijzelf had ontketend, al enige tijd terug om het leven gekomen. Maar zijn dwaalleer – die vooral betrof de ontkenning van Christus’ ware tegenwoordigheid in de eucharistie – had in Vlaanderen, Zeeland en Brabant allerwege aanhangers gevonden gehad. Norbertus nam een voorbeeld aan Paulus’ prediking op de Areopaag: ‘Met de beste bedoelingen hebt u de prediking van Tanchelm gevolgd, zonder te beseffen dat het een dwaalleer was…’ Uiteindelijk slaagde hij erin ‘Tanchelijn’ definitief te verslaan. Norbertus’ overwinning op Tanchelijn wordt in de norbertijner orde nog jaarlijks gevierd op 11 juli. Vaak vinden we dit feit in de kunst op Norbertusafbeeldingen terug.

In Antwerpen kwam een premonstratenzer vestiging. Norbertus stelde Waltman aan als eerste abt. Vanuit Antwerpen zou vier jaar later de nog bestaande abdij van Averbode worden gesticht; en nog weer twee jaar later die van Tongerloo en Middelburg.

Vanuit Middelburg werd tot aan de Reformatie de parochie van Monster bediend. In 1572 werden de twee premonstratenzer geestelijken die daar pastoraat uitoefenden door de Geuzen gevangen genomen, bij de Martelaren van Gorkum gevoegd en opgehangen op 9 juli van dat jaar.

In 1126 werd Norbertus benoemd tot aartsbisschop van Magdeburg. Voorafgegaan door een groot gevolg werd hij daar binnengehaald. Hijzelf liep op geruime afstand van de pracht en praal, armelijk gekleed en blootvoets. Reden, waarom de portier van het bisschoppelijk paleis hem niet binnen wilde laten. Pas toen deze op de hoogte was gebracht van de ware identiteit van Norbertus liet hij hem vol schaamte binnen. Maar Norbertus merkte op dat die portier hem beter bleek te kennen dan degenen die hem deze nieuwe waardigheid op de schouders hadden gelegd. Nu hij niet meer kon verblijven in zijn klooster, droeg hij de leiding van de nieuwe orde over aan zijn leerling Hugo van Fosses († 1164; feest 10 februari).
Ook nu weer stuitte hij op veel weerzin en afstandelijkheid. Hij begreep de gebruiken en gewoonten niet van de Saksers, zo meende men daar. Onverstoorbaar probeerde hij het evangelie te brengen, zonder acht te slaan op de pijn die dit alles hem deed.

Hij vergezelde in 1131 koning Lotharius III naar Rome. Deze was te hulp geroepen door Innocentius II, die een jaar tevoren tot paus was gekozen. Maar omdat zijn keuze formeel niet in orde was geweest, hadden tegenstanders Anacletus II als paus naar voren geschoven. Deze had zijn onrechtmatige tegenstrever uit Italië weten te verdrijven. Vanuit Frankrijk had Innocentius de hulp ingeroepen van Lotharius. Deze verdreef Anacletus en zette Inncoentius terug op de pauselijke zetel. Als dank kroonde de paus hem op 4 juni van dat jaar tot keizer.
Norbertus stierf op 6 juni 1134 en werd bijgezet in de kerk van het premonstratenzer Onze-Lieve-Vrouweklooster in Magdeburg.

Verering & Cultuur

Hij werd heilig verklaard in 1582. Toen de Lutheranen in Saksen eenmaal aan de macht waren, bracht men zijn gebeente in 1627 over naar de St-Ursulakapel van het Strahovklooster in Praag. Bij de overbrenging kregen de afgevaardigden van de Antwerpense abdij een aanzienlijke reliek ten geschenke.

Premonstratenzers hebben vooral in de middeleeuwen tot aan de Reformatie grote kloosters gehad in Nederland: behalve de abdij van Middelburg ook Mariënweerd bij Beesd (gem. Geldermalsen), Klaarkamp en Mariëngaard in Friesland en De Bloemhof in het Groningse Wittewierum. In Nederland zijn er nog Berne-Heeswijk in Noord-Brabant en De Essenburgh bij Harderwijk; in Vlaanderen: Averbode, Grimbergen, Park te Heverlee (bij Leuven), Postel in Mol en Tongerlo (gem. Westerlo).

Patronaten

Norbertus is patroon van Bohemen, Tsjechië en Praag, van Antwerpen en van Magdeburg; daarnaast van de premonstratenzers en hun derde orde en van kraamvrouwen. Zijn voorspraak wordt ingeroepen voor een voorspoedige bevalling.

Afgebeeld

Hij wordt afgebeeld als bisschop (staf, mijter en tabberd) of als premonstratenzer abt; vaak vinden we aan of onder zijn voeten de verslagen ketter Tanchelm; met kelk, ciborie of monstrans (vanwege zijn strijdgesprekken met Tanchelm over de eucharistie).

Bron: heiligen.net