Goede theologische handboeken zijn spaarzaam gezaaid in het Nederlands taalgebied. Christelijke dogmatiek van Van den Brink en Van der Kooi (2012) is een aangename uitzondering, maar duidelijk van protestants-christelijke signatuur. Niets mis mee uiteraard, maar voor ‘katholieke’ onderwerpen als de zeven sacramenten of heiligenverering misschien niet geheel doeltreffend. Op katholiek erf zijn er wel goede deelstudies verschenen, zoals Eucharistie. Het woord en het brood (2011) van Ton van Eijk, maar één groot overzicht van theologie en sacramenten ontbrak eigenlijk nog steeds.
Priester-theologen
In deze lacune is nu voorzien door het boek De Zeven Sacramenten van Herwi Rikhof en Archibald van Wieringen. Zoals de ondertitel al verraadt, gaat het om een systematisch theoloog en een bijbelwetenschapper. Rikhof en Van Wieringen zijn beiden verbonden aan de Tilburg School of Catholic Theology. Bovendien zijn beiden naast hun academisch werk, ook belast met pastorale taken. Dat merk je in het boek tussen de regels door, vooral op die momenten als regels en regeltjes de aandachtige lezer de adem lijken te benemen.
Vaticanum II
Rikhof en Van Wieringen enten hun gezamenlijke theologie stevig op het fundament van het Tweede Vaticaans Concilie. De concilieteksten zijn dan ook altijd de natuurlijke gesprekspartners van de Bijbelse passages, die als eerste worden besproken. Beide auteurs zijn niet bang om historisch kritische opmerkingen te maken, bijvoorbeeld over het ontstaan van ‘de zeven’, maar verbinden er niet de minimalistische conclusie aan dat sacramenten ‘dan maar’ het werk van ‘mensen alleen’ zijn.
Oersacrament
In de inleiding noemen Rikhof en Van Wieringen zowel de Schrift als de kerk een ‘oersacrament’. De Schrift is een getuigenis van de zelfopenbaring van God, niet de zelfopenbaring zelf. ‘DSe Schrift verwijst naar de zelfopenbaring van God, maar valt er niet mee samen’. Beiden auteurs wijzen op de woorden van het Credo, dat alle gebeurde ‘volgens de Schriften’. Op dezelfde manier getuigt de zichtbare kerk ook van de ‘ene heilige kerk van de geloofsbelijdenis’, de kerk van Christus zelf. ‘
Volgorde
De volgorde waarin je de zeven sacramenten bespreekt, is ook niet vanzelfsprekend en geeft vaak een goede indicatie van de intentie van de auteur(s). Rikhof en Van Wieringen beginnen met het Doopsel en het Vormsel, omdat het hier gaat om de initiatie binnen de christelijke geloofsgemeenschap, en daarmee de toegang is tot de andere sacramenten. Als laatste bespreken de auteurs de Eucharistie, omdat ‘alle lijnen van de andere sacramenten’ hier weer samenkomen. De volgorde van de andere sacramenten (Wijding, Biecht, Zieken, Huwelijk) vind ik niet echt duidelijk.
Besluit
Rikhof en Van Wieringen schrijven steeds allebei een afgebakend deel van een hoofdstuk over een sacrament. Tezamen met een goede (maar erg korte) inleiding, een lijst voor secundaire literatuur en Bijbelse referenties geven deze veertien hoofdstukken een schitterend en toegankelijk overzicht over de rooms-katholieke theologie over de sacramenten. Het enige dat ik mis is een mooi concluderend eindbetoog, dat alle lijntjes samenbrengt en misschien een blik naar de toekomst richt.
Herwi Rikhof en Archibald van Wieringen, De Zeven Sacramenten: Een Bijbeltheologische en Systematisch-theologische studie, 2VM uitgeverij: Bergambacht (2013), 978-94-90393-38-0
Het is, denk ik, vandaag de dag niet meer aan kerkelijk goedgekeurde wetenschappers annex priesters om de futuroloog uit te hangen, een minimalistische conclusie te uiten over het heilige, of een mooi concluderend eindbetoog te houden over de sacrosancte sacramenten. Ze zouden hun aanstelling en welzijn op het spel zetten. Men moet dat dus ook niet meer van hen verlangen. Zij moeten nu ultramontaans zijn! De toekomst is immers aan ‘Rome’ en haar bisschoppen o.l.v. de toevallig in de eeuwige stad residerende bisschop; de ambtskerk accepteert bovendien geen minimalistische of ontheiligende uitspraken, en over mysteries valt geen eindconclusie te geven dan dat het mysteriën zijn en zullen/moeten blijven. Kerkelijk actieve theologen worden volgens de constitutie ‘Sapientia Christiana’ uit 1979 immers geacht om niet op eigen gezag te leren/doceren, maar krachtens de zending van de kerk. Bovendien – zo zult ook U weten – eist de Instructie ‘Donum Veritatis’ uit 1990 van eenieder die een hoger kerkelijk ambt aanvaardt (als priester, pastoor, docent, hoogleraar enz.) dat hij a) alles gelooft wat door het plechtig en universeel leergezag van de kerk als van Godswege geopenbaard wordt voorgehouden, b) alles voor vast aanneemt wat door de kerk in de leer van geloof en zeden op een definitieve wijze wordt voorgehouden, en c) religieuze volgzaamheid van verstand en wil toont t.a.v. kwesties waarover paus en bisschoppen zich uitspreken zonder dat zij op dat moment beogen iets definitiefs af te kondigen. De Congregatie, bij monde van kardinaal J. Ratzinger, begreep overigens dat het voor een theoloog enz. soms moeilijk kan zijn om te aanvaarden dat wat het leergezag leert qua geldigheid niet afhankelijk is van aangevoerde argumenten, die soms aan een bepaalde theologie zijn ontleend. In voorkomende gevallen wordt daarom een zogenaamd ‘intellectueel offer’ gevraagd. Ja, “het kan een uitnodiging zijn om in stilte en gebed te lijden, met de zekerheid dat, als de waarheid werkelijk in het geding is, ze zich uiteindelijk noodzakelijkerwijs zal doen gelden.” (art. 31) Dat is de kern van de ambtseed die kerkelijk theologen dan ook hebben afgelegd, en die altijd een schaduw zal leggen over het werk dat zij afleveren. Een intelligent theoloog met kerkelijke zending zal dus nooit publiekelijk en op schrift het achterste van zijn tong laten zien, omdat hij His Masters Voice wordt geacht te vertolken, en wel op zodanige wijze dat het eenmaal geformuleerde (de traditie) volledig in stand blijft, maar het gelovige volk de betekenis ervan steeds beter leert verstaan.
Wie bovenstaande leest, bijvoorbeeld in “Religie en totalitarisme” van H.D. van Hoogstraten (1998), en tot zich laat doordringen, die moet erkennen dat de ruimte voor een kerkelijk theoloog uiterst beperkt is. Over zijn schouder wordt altijd meegekeken. Zelfs doctoraalscripties als ‘Wat hier gebeurt is macht: een actueel-theologisch onderzoek’ van het Utrechts theologencollectief (A.F.M. Engels e.a., 1975) zullen nu niet meer geschreven worden vanuit een katholieke theologische faculteit. (Spreek er maar eens over met uw collega Rikhof. Verschillende van R’s naar hoofd en hart zeer begaafde leermeesters werden aan de kant geschoven na de bijzondere bisschoppensynode in 1980, en niet alleen omdat zij gehuwd-priester waren!) Helaas weet U daar weinig van. Misschien mag ik U daarom het advies geven: ga zelf de kerkgeschiedenis van de afgelopen eeuw eens bestuderen met een open mind. Bekijk die geschiedenis en de mensen (individueel en als collectief) ook eens met een ontwikkelingspsychologische blik, en oordeel niet te snel, maar leef U in in de anderen, de oudere gelovigen en ambtsdragers. Misschien gaan U de ogen dan open, en verwart U in de toekomst spirituele eenheid niet meer met geestdodende verbale en rituele uniformiteit, zoals U 21 december j.l. wellicht onbewust nog deed tegenover de Gelderlander. Want of U het nu leuk en handig vindt of niet: de Geest waait waar Hij/Zij wil. Onkruid moet men niet voor de oogst reeds willen verwijderen. (Mt. 13, 28-30) Jezus streefde geen macht na. Een kerk of theologie die dat toch wil, zouden we te vuur en te zwaard moeten bestrijden. Van een kerk of geloofsgemeenschap vol soldaten of marionetten willen we geen deel uitmaken. We willen zelf leven, ten diepste ook van binnenuit begeesterd! God is Liefde. (1 Joh.4,8) Kerk en theologie zijn dus secundair. Voor wie liefheeft gaat de hemel eenvoudig open, en dan wordt alles stil! Op die laatste ervaring komt het aan. In die geest doe ik er voortaan ook weer het zwijgen toe. Laat ons daarentegen veel en diep liefhebben.
Het ga U goed.
Zalig Kerstmis en een Voorspoedig Nieuwjaar.
Jeroen de W.