De Vlaamse kinderpsychiater Peter Adriaenssens pleit voor een onderzoek naar fysiek en psychisch geweld in katholieke instellingen in België, zoals de commissie-Deetman dat in Nederland heeft gedaan. Adriaenssens leidde het onderzoek in België naar seksueel misbruik in katholieke instellingen.
Adriaenssens doet deze uitspraak naar aanleiding van een publicatie in De Standaard. Hierin worden getuigenissen opgetekend van mishandelingen die gedurende de jaren zeventig en tachtig plaatsvonden in het tehuis ‘Jeugdoase’ in Haasrode bij Leuven. De getuigenissen komen overeen met bevindingen van de commissie-Deetman, die onderzoek deed naar seksueel misbruik en geweld tegen meisjes in de rooms-katholieke kerk in Nederland.
Volgens Adriaenssens is er in België nog te weinig onderzoek gedaan naar de mate waarin psychisch en fysiek geweld in instellingen voorkwam.
De feiten over de instelling ‘Jeugdoase’ in Haasrode waren overigens in 1985 al gepubliceerd in een zwartboek. Adriaenssens was hiervan niet op de hoogte. Hij is daarom verrast door de getuigenissen over de instelling in Haasrode, waarmee hij sinds 1987 heeft samengewerkt. Volgens hem heerst er in België nog altijd een ‘collectieve blindheid’. “Ik vraag me echt af hoe het komt dat ik hier nooit van geweten heb. Ik vind dat kras”.
Het zwartboek over Jeugdoase werd samengesteld door de Werkgroep Bijzondere Jeugdzorg die in de jaren zeventig en tachtig onderzoek deed naar kindermishandeling. De werkgroep constateerde ook misstanden bij niet-katholieke instellingen voor jeugdzorg.
In een commentaar in hetzelfde nummer van De Standaard wijst Standaard-journalist Guy Tegenbosch op de manier waarop een van die niet-katholieke instellingen met deze feiten uit het verleden omging. De vzw OLO in Brasschaat vroeg in 2010 in een open brief om verontschuldigingen voor het leed dat onder de voorganger van deze instelling was aangedaan en benoemde een contactpersoon voor de slachtoffers. Dat, aldus Tegenbosch, is de enige goede aanpak. De cultuur van zwijgen over kindermishandeling in kerkse en niet-kerkse instellingen moet worden doorbroken.