Protestants priesterboordje lokt discussie uit

Gisteren waren ze er ineens: dominees met ‘priesterboordjes’. Tijdens de domineesdag in Amsterdam droeg een aantal protestantse predikanten de collaar als ‘predikantenboordje’. De predikanten waren hiertoe aangemoedigd door een brochure van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), onder het motto ‘doe eens gek’. Het typische rooms-katholieke herkenningsteken is brandstof voor felle discussies.

We vroegen twee katholieken en twee protestanten naar hun mening.

Priester Anton ten Klooster vindt het belangrijk dat de discussie in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) wordt gevoerd. Hij is blij dat het gesprek open gevoerd kan worden. ‘Het zou de PKN echter sieren dat ze het gesprek niet alleen in hun gemeenschap aanzwengelen. Dat “doe eens gek” uit een PKN-brochure getuigt van weinig repect voor degenen die nu drager zijn van dat symbool. Je hebt het wel over kleding die voor mij betekenisvol is.’

Dominees zouden feedback van rooms-katholieke priesters moeten vragen, zegt hij. ‘In de Nederlandse context is de collaar het herkenningsteken van de rooms-katholieke geestelijkheid.’ Volgens Ten Klooster wordt katholieken geen keuze gelaten. ‘Het gaat ook om mijn herkenbaarheid. Straks moet ik gaan uitleggen dat ik geen dominee ben.’ De bisdompriester zegt dat in de beeldvorming wereldwijd, bijvoorbeeld in films, het priesterboordje ‘bijzonder katholiek’ is.

Voor katholiek journalist en schrijver Anton de Wit is het dragen van het predikantenboordje mogelijk een uiting van een diepere discussie in de PKN. ‘Ik ben benieuwd hoe dit uitwerkt in de protestante gemeenschap. Ik vraag me af of het geen intern statement is. Zo van: hoe katholiek willen we zijn? Daar zit een gevoeligheid.’

Hij wijst erop dat het boordje ook een negatief onderscheidingsteken is. ‘We kennen allemaal hoe katholieken zijn verguisd de laatste tijd. Als dominees er om die reden mee gaan lopen, dan kun je het zelfs zien als een statement van solidariteit.’

De Wit vindt niet dat rooms-katholieken het boordje moeten claimen. ‘Ik denk niet: blijf van onze boordjes af. Ik hoop dat dit een proces is dat de geloofsgemeenschappen dichterbij elkaar brengt. Maar als het dragen ervan iets is van willen afpikken, dan sympathiseer ik met Anton ten Klooster. Het boordje mag geen wig zijn.’

Dominee Rob Visser werkt op IJburg. Gisteren droeg hij voor het eerst een boordje. Om uit te proberen. ‘Ik ben van haren tot teen protestants katholiek. Gisteren heb ik een boordje voor het eerst gedragen, omdat het mijn herkenbaarheid vergroot’, zegt de stadsdominee in Amsterdam. ‘Toen ik in Apeldoorn werkte tijdens de aanslag op het koninklijk huis, wist niemand wie ik was in mijn gewone kleren. Ik heb met een priester overleg gehad, en toen wist ik het zeker.’ Gisteren voegde Visser de daad bij het woord. ‘We geloven toch allemaal in Jezus, in dezelfde Heer. Het boordje is katholiek, maar ik hoop niet dat ze het annexeren. Ik wil het boordje om en daarom heb ik er gelijk eentje besteld.’

Dominee Janneke Nijboer denkt dat er op de domineesdag gisteren veel priesterboordjes zijn besteld. ‘Er zijn veel redenen binnen de protestantse weg om het boordje te dragen. Het was gisteren een enorm onderwerp van gesprek. Sommigen gingen het voor de grap proberen. Ik heb de indruk dat er veel bestellingen zijn geplaatst.’

Voor haar is het dragen van het boordje een uiting van haar kerkelijk ambt. ‘Ik ken priesters die er een hekel aan hebben. Ik wil ook geen priester imiteren. Maar in Engeland lopen vrouwen en mannen met een boordje.’ Voor Nijboer is het raar en inconsequent dat er geen problemen van een stola en een toga wordt gemaakt, maar wel van een boordje. ‘Blijkbaar is het dragen van iets buiten de kerk door anderen dan priesters een beetje eng.’

Het priesterboordje als een zoektocht naar identiteit en herkenbaarheid? Nijboer: ‘Ja, het is een zoektocht hoe we naar buiten treden. Het is zo dat het veel langer wordt gebruikt in de grotere protestantse traditie. Dat helpt om een excuus te vinden om het te mogen dragen. En de grap is: de vraag komt niet van binnenuit. Mensen van buiten vragen om herkenbaarheid.’

Collaar, of priesterboord: katholiek of niet?

Een priesterboordje, of collaar, is een wit, staand, en van voren gesloten halskoord van geestelijken. Het komt uit het Latijn (collare, collarium). Volgens een directorium zijn priesters verplicht een collaar te dragen. Er zijn zeker 23 redenen voor een priester het boordje te dragen.

Over de oorsprong wordt getwist en is bovendien vrij ingewikkeld. In de eerste eeuwen van het christendom was er geen onderscheidend teken van de (katholieke) ambtsdrager. Sommigen zeggen dat het de protestanten zijn die in de 16e eeuw de collaar introduceerden. Specifiek van presbyterianen of methodisten. De rooms-katholieke kerk zou pas volgen in de 18e eeuw.

Echter, volgens de rk encyclopedie New Advent werd in de 13e eeuw voor katholieke geestelijken vastgelegd wat hun dresscode moest zijn: van top tot teen, met een boordje. Zo werd op het Vierde Concilie van Lateranen (1215) ‘een gesloten hals’ voorgeschreven voor priesters. In de eeuwen die volgden, werd de dresscode verfijnt en soms aangescherpt. Het kledingstuk is erg modegevoelig in zijn uitvoering. De ‘romeinse’ versie ontstond in de 15e eeuw toen geestelijken volgens de toenmalige mode linnen boven hun bovenkleding willen dragen. Nadien ontstonden nog andere vormen. Zoals de collarino (sierlijk en duur) of een Franse versie die in adellijke geestelijkheid gewoon werd.

De collaar zoals we die nu in de rooms-katholieke traditie kennen, is van veel recentere datum.