Shūsaku Endō schreef in 1965 het boek Silence. In 1973 werd op basis van dit boek een Japanse film gemaakt. Martin Scorsese bezat al 25 jaar de filmrechten maar pas onlangs kon hij de gelijknamige film voltooien. Het boek heeft een open einde, de film niet. Endo wil de lezer zelf aan het denken zetten. Toch, ook de film blijft met de vragen die Scorsese opwerpt lang naklinken.
Achtergrond
Op 10 februari jl. was er in Utrecht een studiedag met en rond deze film. Ter inleiding volgt een aantal interessante feiten over Japan en de Japanse samenleving uit die tijd, die in de lezingen naar voren gebracht werden. In Japan bestond de angst dat het christendom het gezag van Japan wilde onderwerpen. Bovendien vond men dat het katholieke geloof een misdadiger vereerde (een straf van misdadigers was kruisiging).
In 1637-1638 ontstond er een grote opstand van arme boeren, die meestal ook katholiek waren: de Shimabara-opstand. Hieruit concludeerde men dat het christendom een reële bedreiging voor Japan werd. Het neerslaan van de opstand betekende het einde van de missie van de Jezuïeten en een bloedige vervolging van de christenen ontstond. Of iemand geloofde werd getest door hem of haar te dwingen zijn voet te zetten op de beeltenis van Christus, een plaat die de Fumi-e (= vertrappen – beeld) genoemd werd. Bovendien stelde men de vraag of er wel een universele religie bestond, zoals de Jezuïeten daar uitdroegen. In de film klinkt het zo: ‘Dit geloof werkt prima in Portugal maar niet hier.’ Verder bestond in Japan de gedachte dat men de wereld verder niet nodig had en zichzelf genoeg was (‘Verleumdung der Welt’).
Filmimpressie
Stel u voor: twee jonge jezuïeten, idealistisch en strijdbaar, gaan tegen de zin van hun abt op zoek naar hun leermeester. Deze wordt sinds enige tijd vermist in het voor Europeanen afgegrendelde Japan, afgegrendeld vooral voor christenen, priesters en jezuïeten. Christenen worden er vervolgd en gemarteld onder leiding van de inquisiteur Inoue Masashige. Het is gevaarlijk om daarheen te gaan, maar het gerucht gaat dat hun leermeester Ferreira een afvallige is geworden en zich heeft overgegeven aan de Japanse rituelen. Dat kunnen en willen ze niet geloven. In China aangekomen, worden ze in contact gebracht met een Japanse visser, Kichijiro, die in de film de rol van de zwakke twijfelende mens heeft. Hij zal hen meenemen en begeleiden. Ze weten niet of ze hem kunnen vertrouwen, maar gaan toch. Hij duikt in de hele film telkens weer ergens op.
Eenmaal in Japan bewegen de paters zich voornamelijk in het duister en komen terecht bij een klein groepje verarmde boeren, dat christen blijkt te zijn. Deze mensen ervaren het als een wonder dat een priester bij hen komt, maar waarschuwen dat dit een heel gevaarlijke actie is. Andere christenen kennen deze boeren niet, van Ferreira hebben ze nog nooit gehoord. De jezuïeten Rodrigues en Garupe beseffen al snel hoe onmogelijk de opdracht is die zij zichzelf gesteld hebben. Ze besluiten te splitsen en ieder hun weg te gaan vanwege het gevaar.
Rodrigues ervaart al snel hoe het systeem van de Japanners werkt. Als hij bedreigd is en enkele boeren die op hem vertrouwden vermoord heeft zien worden, komt hij vluchtend weer in een dorp van christenen dat platgebrand en uitgemoord blijkt. Hij heeft gedwongen moeten toezien op nog meer martelingen en valt op een gegeven ogenblik voorover op zijn knieën bij een waterplas. Zich vooroverbuigend om te drinken ziet hij zichzelf: een van angst verwrongen gezicht. Langzaam verandert het spiegelbeeld in dat van de lijdende Christus en hij barst in lachen uit en schreeuwt van verdriet, van pijn, van gekte. Er komt geen antwoord, alleen stilte. Hij voelt zich als Christus in de hof van Olijven. Maar is hij dat wel?
Hij wordt met andere christenen gevangengenomen en daar ontmoet hij Ferreira, die hem adviseert zich over te geven net zoals hij gedaan heeft. Rodrigues kan niet geloven wat hij zijn leermeester hoort zeggen. Hij weet niet dat hij Ferreira ontmoet ín het gebouw van de inquisitie. Dan spreekt Inoue Masashige, de inquisiteur, hem aan, vriendelijk en rationeel, waarin de stem en de woorden van de Grootinquisiteur van Dostojevski weerklinken. De keuze, die hij hem biedt is duidelijk: of hij wordt een afvallige of alle gevangenen zullen gemarteld worden zolang hij dat weigert.
De vraag
Langzamerhand begint het tot mij als kijker door te dringen: het gaat niet om de heilige geloofsopdracht van Rodrigues, niet om zijn zoektocht naar de verloren leermeester, niet om het redden van arme boeren, nee, het gaat om de vraag wie hij zelf is, wie hij van zichzelf mag zijn. Is hij de Jezuïet met een opdracht, is hij de christen van het gelijk, die meent de (zijn) universele waarheid te moeten verkondigen? Of moet hij zijn identiteit loslaten, verraden wat voor hem heilig is, zijn voet op de Fumi-e neerzetten en daarmee een afvallige worden? En waarom? Om zo zijn medemensen, die gefolterd worden te redden? Hem wordt gevraagd: ‘Wat zou Christus doen, denk je?’ Dan neemt hij een besluit om te worden, te zijn die hij ten diepste is…
Wat doet hij, denkt u?