Vers voor de Zondag: 27 september

Wijngaard

In onze rubriek ‘Vers voor de Zondag’ blikken we vooruit op de eucharistieviering van aanstaande zondag (of feestdag): wat vertelt het Evangelie ons? Om wat voor thema draait deze viering? Wat zou je kunnen doen om dit te onderstrepen?

26e zondag door het jaar

Ik doe het toch!

Gelukkig dat mensen ook onvoorspelbaar zijn! Wie heeft niet meegemaakt dat hij van gedachten verandert en – na zich eerst verzet te hebben – toch ingaat op de vraag van een ander? We kunnen zeggen: voortschrijdend inzicht’, of: ‘met de kennis van nu’. Vaak wordt dit gebruikt om te camoufleren dat men toen een vergissing heeft begaan. Echter: het kan ook dat een mens zich omkeert, zich bekeert zelfs, op zijn schreden terugkeert. We noemen dat bekering, of liever: je opnieuw keren naar die ander die je nodigt. Zo nodigt God ook.

Exegetische notities Evangelie

Matteüs 21,28-32

Matteüs tekent Jezus als man van het woord en man van de daad. Hij trekt rond in het Joodse land, geeft onderwijs in de synagogen, verkondigt de goede boodschap van het Koningschap van God, geneest alle ziekte en elke kwaal onder het volk (Matteüs 4,23; 9,35). Als Jezus mensen oproept met de woorden ‘Volg mij!’ (Matteüs 4,19.21; 8,22; 9,9), dan vraagt Hij hem te volgen in woord en daad. Dat betekent om in Jezus’ spoor ons vertrouwen te zetten op de komst van het Koningschap van God en met daden van bevrijding en genezing mensen ruimte te geven in het leven.

In de evangelielezing uit Matteüs 21 komt de daadkant van geloven sterk in beeld. De hier verhaalde gelijkenis is de eerste van drie (de twee zonen, de onrechtvaardige pachters en het bruiloftsfeest, Matteüs 21,28 – 22,14). Jezus vertelt ze als Hij in de laatste week voor zijn dood in de tempel in debat is met Joodse geestelijke leiders. Zij komen in 21,23 en gaan in 22,15. Zij vragen naar aanleiding van voorafgaande gebeurtenissen (verhaald in 21,12-22) naar de bevoegdheid van Jezus voor zijn handelen en wie Hem die heeft gegeven (21,23). Jezus geeft daar geen antwoord op, maar wijst zijn opponenten er door middel van de drie gelijkenissen op dat zij de boodschap van Johannes de Doper en van Hemzelf over de weg van de gerechtigheid niet geloven. Eerst hebben zij dat met Johannes niet gedaan, nu ook met Jezus niet. Opvallend is de gelijkenis tussen parabel één en parabel twee: beide gaan over een heer, beide gaan over een wijngaard, op beide parabels volgt een aanklagend woord (21,32.43). De geestelijke leiders wijzen Johannes de Doper en Jezus af, terwijl beiden door het volk als een profeet worden beschouwd (21,26.46). Het is de tweede keer dat in het evangelie van Matteüs expliciet over ongeloof wordt gesproken; eerder gebeurde dat in 13,58.

Geloven is in deze parabel van de twee zonen een geloven-metterdaad, werken in de wijngaard. Het is met de vader, de heer (van de wijngaard, 21,30) samen willen werken om te bouwen en te planten, aan Gods wijngaard, de wereld, willen werken.

De vader vraagt aan beide zonen om medewerking. God sluit niemand bij voorbaat uit om actief te zijn voor de opbouw van zijn Koningschap. Ook bij de beide zonen blijkt hoe mensen kunnen veranderen.

Geloven is in deze eerste parabel de door Johannes de Doper en Jezus gewezen weg van de gerechtigheid willen gaan. Tollenaars en prostitueés gaan daarop voor. Zij zijn degenen die ‘nee’ zeiden, maar ‘ja’ deden.

Als Matteüs omstreeks 85 na Christus zijn boek over Jezus schrijft in een wereld waarin de christelijke gemeente zich moet verhouden tot de Joodse wereld van na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem (verwoest in 70) en tot de seculiere wereld, dan wordt juist de ethische opdracht van Jezus’ leerlingen en navolgers onderstreept. Zij moeten de weg gaan van Hem die door leven, dood en opstanding Gods weg van gerechtigheid vorm heeft gegeven. Met deze parabel die alleen Matteüs vertelt, onderstreept de evangelist voor zijn geadresseerden het belang van gelovig handelen en zo Gods wil te doen. De Vroege Kerk onderscheidde zich door haar dienstbetoon aan zwakken, kwetsbaren en stervenden. Dat was een zeer belangrijk overtuigend aspect voor de kerkelijke boodschap.

Themastelling

‘Ora et labora’ verkondigt de kerk. Wij mogen, net als de dichter(s) van Psalm 25, de Eeuwige vragen dat Hij goed zal zijn voor mensen. Tegelijkertijd mag van Gods kant een appel op ons gedaan worden. Wat God van ons vraagt is uit de te lezen Bijbelse teksten helder: om recht en gerechtigheid te doen (Ezechiël 18), om Gods wegen van liefde en trouw te gaan (Psalm 25), om te leven in liefde, saamhorigheid en eensgezindheid (Filippenzen 2), om geloof te geven aan de boodschap van Jezus en met en achter Hem de weg van de gerechtigheid te gaan (Matteüs 21).

De Schriften spreken ons aan op onze verantwoordelijkheid, roepen ons op om te kiezen. In de te lezen teksten is duidelijk dat mensen kunnen veranderen.

Suggestie: gebed

Heer,
maak ons tot mensen
naar het beeld van uw zoon:
met ogen die niet alleen kijken,
maar ook kunnen aanzien,
met oren die niet alleen horen,
maar ook kunnen luisteren,
met een mond die niet alleen praat,
maar ook kan aanspreken,
met een verstand dat niet alleen begrijpt,
maar ook kan verstaan,
met een hart dat niet alleen klopt,
maar ook bewogen kan zijn,
met handen die niet alleen grijpen,
maar zich ook kunnen openen,
met voeten die niet alleen draven,
maar ook tegemoet kunnen komen,
want zo zijn wij gezegend,
en elkaar tot een zegen.
Wim van der Zee

De teksten en suggestie zijn genomen uit de ‘Handreikingen voor liturgie voor de zon- en feestdagen’ van Berne Media. In deze uitgave staan exegetische notities voor elke lezing en antwoordpsalm, een ‘kapstok’ voor de verkondiging, misteksten, voorbeden en diverse andere suggesties voor vieringen met gewijde of niet-gewijde voorganger. Voor meer informatie over de uitgave en een abonnement, zie de website van Berne Media.