Brief uit de missie 70: De Kopten terug in de Kerk van het Westen

handgeschreven brief

Onder Constantijn (280-337) werd het christendom de officiële godsdienst in het Romeinse rijk. De keizer stichtte bovendien een eigen hoofdstad, Constantinopel. Er kwamen twee Romeinse rijken, dat van het westen en dat van het oosten. In Egypte maakten de Kopten zich los van de christelijke ideeën die hen vanuit Constantinopel (het huidige Istanboel) werden opgelegd. Tot op de dag van vandaag varen ze een eigen koers.

In de tweede helft van de negentiende eeuw drong het Westen steeds verder op, ook in Egypte. Paus Leo XIII besloot in 1895 een einde te maken aan het schisma van de Kopten. Voortaan zouden zij weer ‘gewoon’ onder Rome (moeten) vallen. Aan de missionarissen was het om dat te realiseren. De paters hielden zich nu niet alleen bezig met het bekeren van heidenen, maar ook met het terugbrengen van afvalligen, schismatieken zoals zij hen noemden. In een aantal artikelen deed het tijdschrift Katholieke Missiën verslag.

Bekeringen een fluitje van een cent

Als je missionaris Antonius Baraya mocht geloven was het bekeren van de afvalligen een fluitje van een cent, schreef hij in 1897. Overal waar hij en zijn collega’s zich vertoonden liepen ze in drommen over naar de ware Kerk.

“In de twee bisdommen van Opper-Egypte hebben we in twee jaar tijd 10.195 bekeringen gehad. Héél Egypte is in beweging gekomen. De schismatieke patriarch [van de Kopten] schijnt te begrijpen dat de katholieke Kerk hem geheel zal uitkleden. Het is niet zo dat de katholieken hem 10.000 personen hebben ontrukt. Maar de algemene drang, die in geheel Egypte de bevolking naar de katholieke Kerk drijft, is wat hem verontrust. Inderdaad zijn de bekeringen, die wij verkregen hebben, niets bij die welke nog te wachten zijn. Ik heb de zekerheid dat wij binnenkort ontzaglijk veel bekeerlingen zullen hebben”.

Aan voorbeelden geen gebrek. “Cyrillus Macarius, bisschop van Thebe, bracht een bezoek aan het dorp Banho. Bij zijn aankomst hadden de voornaamste mannen, een dertigtal, zich verzameld. Eén van hen zei: ‘Wij kennen de katholieken. Hun priesters zijn belangeloze mensen. Ze beogen niets dan het heil der zielen. Om deze reden, Monseigneur, komt u tot ons. U wilt ons de weg ter zaligheid leren. Wees welkom. Wij zijn uw kinderen. Gewaardigt u ons te ontvangen en over onze zielen te waken’.

Zo is geschied. Banho is van nu af katholiek. De bewoners hebben de bisschop een stuk grond afgestaan om er een kapel te bouwen”.

Zo ging het door. “Het dorp Filoea, dat de zetel is van de schismatieke bisschop, leverde ons een contingent van tachtig personen, die het katholicisme omhelsd hebben. Te Bagoer zijn vijftig schismatieken in de schoot van de Kerk terug gekeerd. Te Tahta ook een gewichtige verovering. Daar heeft de zanger der schismatieke kerk het schisma verlaten. Hij zingt thans in onze kerk en is uitgelaten van vreugde sedert hij het katholicisme omhelsd heeft. Onlangs kwam pater Michel bij toeval langs Gotna. Hij won er nog vijftien personen”. Aan de opsomming kwam bijna geen einde.

Pragmatische bekering?

De vraag rijst waarom die Egyptenaren hun traditionele geloof nu ineens verruilden voor dat van Rome. Het antwoord, zoals gegeven vanuit de missie, kun je alleen tussen de regels door lezen.

Het leek erop dat de geestelijken van de Koptische Kerk (financiële) problemen hadden. Zo meldde pater Baraya: “Mgr. Macarius heeft een deputatie ontvangen uit Sjekk-el-Arab, die namens dat dorp haar onderwerping aan de katholieke Kerk kwam aanbieden. Een pastoor heeft zich belast die goede lieden tot de heilige sacramenten voor te bereiden. Zij zijn gelukkig als deze hen in hun dorp bezoekt. ‘Wij hebben nooit priesters gezien zoals de katholieke priesters’, zeggen zij. ‘Die gaan van het ene dorp naar het andere zonder iets te vragen, zonder er iets voor te willen aannemen. Welk een verschil met onze [schismatieke] priesters, die alleen maar koren van ons wilden krijgen’”.

De leiders van de koptische Kerk verzetten zich tegen het opdringen van de westerse kerk. Dat baatte niet. De Egyptische autoriteiten erkenden hen nauwelijks meer. “De schismatieke bisschop is woedend. Hij vreest geen diocesanen meer te hebben als de bekeringen voortduren. Om ons het hoofd te bieden is hij enige tijd te Tahta komen doorbrengen. Het is hem slecht bekomen. Tijdens een twistgesprek liep zijn helper een pak slaag op. De bisschop had zelf ook een pak slaag kunnen krijgen. Door te vluchten is hij aan de mishandeling van zijn onderhorigen kunnen ontkomen.

De volgende dag meldde hij zich bij het [Egyptische] gouvernement aan om bij de inspecteur een klacht in te dienen. Toen deze zijn kaartje ontving, liet hij hem zeggen: ‘Ik ken u niet. Ik ken enkel de [katholieke] bisschop van Thebe”. De koptische bisschop werd door de autoriteiten dus niet eens te woord gestaan.

Om zijn reportage uit Egypte kracht bij te zetten liet Baraya aan de hand van een voorbeeld zien hoe corrupt de schismatieke geestelijken waren. “Een andere domheid heeft de prelaat in discrediet gebracht. Hij heeft de schismatieke monnik Baramoes tot bisschop gewijd. Die heeft door zijn onwaardig gedrag nieuwe smaad over de [koptische] Kerk gebracht. Ziehier het geval. Een gelovige meldde zich bij hem aan met het verzoek om echtscheiding. De bisschop wees hem aanvankelijk af. De man bleef echter aandringen. waarop de bisschop hem vroeg wat hij geven kon.

De man bezat niets dan een stukje grond.

De bisschop eiste dat hij dat te gelde zou maken en hem de opbrengst brengen. Alles ging zoals afgesproken. Maar toen de man bij de bisschop kwam, eiste die nog meer geld. De man bezat niets meer. In zijn verontwaardiging maakte hij het geval aan de pers bekend. De volgende dag brak er in heel Egypte een storm van verontwaardiging los tegen de onwaardige bisschop. De schismatieken kunnen dat geknoei niet langer aanzien. Zij keren in menigte tot de katholieke Kerk terug. Het uur is niet ver meer dat er grote dingen in Egypte zullen gebeuren. Wij hopen en bidden”.

Europees geld

De stoffelijke middelen om de Kopten weer onder het gezag van Rome te brengen moesten in katholiek Europa worden opgehoest. Niet alleen om de missionarissen geld in handen te geven, maar zeker niet in het minst om overal kleine kerkjes te (laten) bouwen. Baraya had met dat doel een afgezant naar onze streken gestuurd. Die had niet veel weten te bereiken werd duidelijk gemaakt in de Katholieke Missiën. Baraya: “Tot mijn spijt heb ik vernomen dat u niet veel geld ophaalt. Het zij zo. De Voorzienigheid wil het aldus. Schep intussen moed en zet uw werk voort. Misschien zal het einde vruchtbaar zijn. U wilt toch niet met lege handen terug komen?”

In een volgende brief, eveneens gepubliceerd in het missieblad, gaf Baraya meer specificaties over de wensen uit Egypte.

“Een kapel met twee kamers voor de priester en twee vertrekken voor de katholieke school kost niet meer dan vierduizend franken [omgerekend bijna 500 euro]. Vierduizend franken zijn dus voldoende om een heel dorp te winnen en dit tot middelpunt te maken voor de bekering van naburige dorpen. Met deze bescheiden som kan men onberekenbaar veel goeds doen. Alle zielen, door middel van zo’n kapel bekeerd, zullen haar zaligheid te danken hebben aan de weldoener die aan een dorp een kapel schenkt”.

Na zijn aardse leven zou zo’n weldoener zeker eeuwig beloond worden, was de suggestie.

Bij kerkjes bleef het niet. “Wij hebben grote behoefte aan hostie-ijzers, kandelaars, altaarkruisen, kelken en wierookvaten”. Maar vooral klokken.

“Men kan zeggen dat klokken een tweede missionaris zijn. Zodra de schismatieken ze horen luiden, komen ze in menigte de plechtigheden en preken bijwonen. Welnu, als in de dorpen de schismatieken de katholieke priesters horen preken, bekeren zij zich gewoonlijk. Het is voldoende te preken en zedelijke aansporingen tot de Kopten te richten en hen te bekeren. Want ze zijn diep en oprecht godsdienstig. De preken beantwoorden aan de godsdienstige ijver van hun ziel.

Men ziet dat de klok, die de schismatieken roept, het getal vermeerdert van hen die de preken komen bijwonen, dat wil zeggen van hen die zich bekeren. Is het dan geen tweede missionaris?”

Het concilie van 1898 in Cairo

Baraya maakte duidelijk dat van afwachten geen sprake meer kon zijn. Dan maar naar de bank, naar de kapitaalmarkt. Het was nu of nooit. Aan zijn afgezant liet hij weten: “De bisschop heeft het plan een som geld te lenen. Men kan niet langer wachten met aan de dorpen de middelen te verschaffen om godsdienstoefeningen te kunnen houden. Bij uw terugkomst zult u schulden hebben. Maar men moet altijd zijn vertrouwen stellen op God, die zal zorgen [voor het missiewerk]. U zult het zien: de Heilige Geest zal enkele liefdevolle zielen de gedachte ingeven een goede som voor onze behoeften te schenken. Er is hier zo veel te doen”.

Intussen werd Macarius tot beheerder van het [in 1895 herstelde] koptisch patriarchaat van Alexandrië benoemd. De traditionele koptische Kerk leek geen zeggenschap meer te hebben.

In de Egyptische hoofdstad vond vanaf in 1898 een concilie plaats. “Voor de eerste maal heeft de stad Cairo een concilie binnen haar muren zien vergaderen. Op 18 januari werd in de grote koptische kerk, in tegenwoordigheid van vijf aartsbisschoppen of bisschoppen en een aanzienlijk aantal gelovigen, het concilie der koptisch-katholieke Kerk geopend. De plechtigheid duurde lang en was indrukwekkend. De pontificale mis, om negen uur begonnen, was eerst om half twaalf ten einde, hoewel zij door geen enkele toespraak werd onderbroken. Al die tijd werden nu eens klaagzangen, dan blijde liederen uitgevoerd door solisten en kinderkoren. De mis werd gezongen door Mgr. Macarius, beheerder van het koptisch patriarchaat van Alexandrië, bijgestaan door twee priesters”.

Paus Leo XIII stak niet zelf de Middellandse Zee over. In zijn plaats stuurde hij twee afgezanten op hoog niveau naar de Kopten: Mgr. Gaudenzio Bonfigli, titulair-aartsbisschop van Cabasa, afgevaardigde voor de oosterlingen van Egypte en Arabië, en Mgr. Sogaro, titulair-aartsbisschop van Amida.

“Het was een indrukwekkend schouwspel alle prelaten in kazuifel, de mijter op het hoofd en de herdersstaf in de hand. Die van Mgr. Ignatius Berzi, bisschop van Thebe, is geheel en al oosters. Hij is recht en draagt aan de kop een vergulde globe, bekroond met een kruis, dat twee slangen, met geopende muil en in tegenovergestelde richting om de stok geslingerd, elkaar schijnen te willen betwisten.

Na de mis bestegen twee koptische priesters het altaar en lazen, het gezicht naar de menigte gekeerd, achtereenvolgens de een de Latijnse, de ander de Arabische tekst van vier brieven, die op het concilie betrekking hadden.

In de eerste vroeg Mgr. Macarius de H. Vader machtiging, om tot welzijn der koptisch-katholieke Kerk een concilie te openen. De tweede, van Zijne Eminentie, kardinaal Rampolla, staatssecretaris van Zijne Heiligheid, antwoordde, dat de H. Vader gaarne de gevraagde machtiging verleende. Een andere brief van dezelfde kardinaal belastte Mgr. Gaudenzio Bonfigli, in naam van de paus het concilie voor te zitten. De vierde, van Z.E. kardinaal Ledochowski, prefect van de Propaganda Fide, droeg Mgr. Sogaro op, in hoedanigheid van theologisch consultor het concilie bij te wonen”.

Tijdens de opening van het concilie nam Macarius het woord. Hij sprak in het Frans. “Macarius bracht de oude roem der koptisch-katholieke Kerk in herinnering, schetste in korte trekken de geschiedenis der ketterijen, die alles beproefd hebben om haar van de eenheid met het hoofd der Kerk los te maken. Lange tijd bleef de koptische Kerk trouw aan het Roomse geloof en was de voormuur van het katholicisme in Egypte en het hele oosten.

‘Maar, helaas!’ voegde de prelaat er zichtbaar bewogen bij, ‘deze eerbied werd ten slotte door snode kuiperijen verbroken en de koptische Kerk heeft haar oude luister verloren. Tot deze laatste dagen is zij arm en vernederd gebleven. Eindelijk heeft God medelijden gehad met de kleine, trouw gebleven kudde en ons zijn vertegenwoordiger op aarde te hulp gezonden. De grote Leo XIII wil de stralenkrans van roem der oude dagen weer over ons zien schitteren; daarom wenst Zijne Heiligheid, na het herstel van het patriarchaat van Alexandrië, dat wij dit concilie openen, dat met de genade Gods rijk zal zijn aan de vruchten van heiliging’.

De prelaat eindigde met een smeekbede tot de goddelijke Herder der zielen, opdat er weldra in heel Egypte maar één kudde meer zou zijn onder de staf van die zelfde herder”.

Het missietijdschrift vatte in een paar zinnen samen wat de basis was van de gesprekken in de komende periode. “De roemrijke Oosterse Kerk, die haar oorsprong doet opklimmen tot de evangelist St. Marcus, en wier hiërarchie de H. Kerk onlangs weer hersteld heeft, heeft door een plechtige handeling blijk gegeven van haar bereidwilligheid, om aan de dierbaarste wensen van de H. Vader te beantwoorden”.

Afronding van het concilie van Cairo, 3 juni 1898

Het concilie duurde van 18 januari tot 3 juni. Toen liet Mgr. Bonfligi in Cairo bekend maken: “Wij moeten de goddelijke Voorzienigheid bedanken dat Zij het concilie der koptisch-katholieke Kerk tot een goed einde heeft geleid. Het concilie heeft enkele dogmatische vraagstukken behandeld. Maar het heeft vooral een groot aantal tuchtwetten vastgesteld, die na de goedkeuring van de H. Stoel, het wetboek der Koptische Kerk zullen worden. Deze Kerk is gelijk het mosterdzaadje van het Evangelie; maar besproeid door de levende wateren der ware leer, zal zij spoedig de trotse boom worden, geplant aan de oever van een groot water.

De bron van dit levend water, bestuurd door de heilige wetten der tucht en bevrucht door de goddelijke genade, zal weldra aanwassen tot een grote stroom, die, gelijk de Nijl, geheel Egypte tot een nieuw leven zal wekken en vruchtbaar maken”.

Mgr. Macarius, hoogste vertegenwoordiger van Rome in Egypte, rondde het concilie af. Opnieuw sprak hij in het Frans. “Ons concilie heeft zijn taak volbracht. Het heeft een Alexandrijns wetboek opgesteld, de traditie met het verleden aangeknoopt, het tegenwoordige aangemoedigd, de toekomst verlicht, en in het Oosten de liefde voor de apostolische eenheid opgewekt. Dit is de wens en de hoop, van Z.H. Leo XIII, dit is het gebed van zijn groot vaderlijk hart.

Volk van den H. Marcus! verheug u, dat u nu een vast wetboek bezit; het is hetzelfde, dat uw voorouders heeft geleid.

Niettegenstaande de bijna algemene afval der volkeren, herinnert u altijd, dat de eerste koning is: Onze Heer Jezus Christus. Herinnert u dat uw broeders altoos gelukkig geweest zijn, zolang zij aan God, die als kind in ons Egypte kwam, getrouw waren. De ongehoorzaamheid is de oorzaak der vervloeking geweest. Nu heeft het God behaagd, dat wij zouden samenkomen, om het patriarchaat van Alexandrië te herstellen”.

Volgens de redactie van het missieblad maakten de woorden van Macarius een diepe indruk op de toehoorders. Of die allemaal begrepen hadden wat hij zei is niet duidelijk. In elk geval was de dankzegging in het Arabisch.

“Mgr. Gaudienzo Binfigli gaf de pauselijke zegen. De stoet geestelijken verliet processiegewijze de kerk. De nieuwsgierigen waren verrukt een zo treffende plechtigheid te hebben bijgewoond. De godvruchtige christenen hadden de overtuiging dat er voor de Kerk en het koptische volk grote dingen waren gebeurd”.

Geen succes zonder permanente missie en voldoende kerken

In het blad werd gesproken over een nieuwe dageraad voor Egypte. Het succes was echter niet zo groot als voorspeld. Ook nu was geld een probleem. Zonder de giften uit Europa kwam men niet ver.

In 1900 was in het eerder genoemde blad te lezen. “Sinds drie jaren hebben meer dan 7 000 schismatieke Kopten zich bekeerd, en deze bekeerden, in ver verspreide landstreken uiteenwonend, vormen het zuurdeeg, dat langzaam de gehele menigte doordringt. Nog veel sneller zou deze omkeer in zijn werk gaan, wanneer op alle plaatsen, waar de bekering een aanvang heeft genomen, een school en een kerk kon worden opgericht en een vaste priester aangesteld.

Daartoe zijn echter geen middelen voorhanden en dus moet op het ogenblik minder worden gestreefd naar nieuwe aanwinsten dan wel naar behoud van hetgeen werd verworven. Dat wordt geëist door de voorzichtigheid.

Missionaris Rolland: “In een plaats, waar meer dan 3 000 niet geünifomeerde [bekeerde] Kopten wonen, hield ik een reeks voorlezingen over de godsdienst. Een der eersten, die tot de katholieke Kerk overging, verzocht dringend, toch zo spoedig mogelijk een kerk en pastorie te bouwen. ‘Want’, zo lichtte hij in een beeldrijke taal van zijn volk dit verzoek toe, ‘een kerk is als een van die torentjes, die wij naast onze huizen plaatsen, om wilde duiven te lokken. Eerst komen er enkele; deze lokken weer andere en zo wordt langzamerhand de duiventil vol’.

Al was het noodkerkje nog zo klein, al was er maar één, zou alles goed zijn. ‘Maar wanneer u ons weer verlaat’, zei de man. ‘en geen ander komt in uw plaats, dan zullen wij terugvallen in onze vroegere toestand. Al schep ik op mijn veld ook water uit de Nijl, wanneer ik het lange tijd aan zich zelf overlaat, verdroogt het zaaisel weer. Zo ook gaat het met Gods woord. Het was voor ons als verfrissend water; doch als niet met gieten wordt voortgegaan, verdroogt de ziel en zij brengt geen vruchten voort”.

Macarius had niet veel succes als patriarch van Alexandrië. In 1908 trad hij noodgedwongen af. Rome vond het niet nodig een opvolger te benoemen.