De zeven hoofdzonden en de politiek

Welke politicus durft tegenwoordig nog zijn handelen langs een religieuze meetlat te leggen? Steven Vanackere doet dat aan de hand van de zeven hoofdzonden. Dit begrip stamt uit de vroegste geschiedenis van het christendom en werd rond 590 gesystematiseerd door paus Gregorius de Grote.

De zeven hoofdzonden die de paus benoemde zijn: hoogmoed, hebzucht, wellust, afgunst, gulzigheid, gramschap en luiheid. Aan de hand van deze inmiddels klassiek geworden begrippen bekijkt Vanackere het milieu waarin hij verkeert.

Steven Vanackere is lid van de Belgische volksvertegenwoordiging voor de christen-democratische CD&V en was minister in de Vlaamse en Belgische regering. In maart 2013 trad hij af als minister van financiën vanwege zijn mogelijke betrokkenheid bij de Dexia-bank die in de problemen was gekomen.

Hem viel niets te verwijten, zo bevestigde ook zijn politieke tegenstander van de Vlaams-nationalistische N-VA, Bart De Wever. Maar dat zei De Wever pas nadat Vanackere zijn ontslag had ingediend. Tot die tijd had hij de stroom van twijfels gevoed die het Vanackere uiteindelijk onmogelijk maakte om als minister van financiën te functioneren.

Vanackere maakt De Wever geen persoonlijk verwijt. Hij wil laten zien hoe de politiek werkt. Maar hij kan het ook niet laten om zich te verdedigen: hij is nog te zeer betrokken bij het politieke bedrijf om dit met de blik van een buitenstaander te bekijken.

Dat maakt het boek niet minder waardevol. Integendeel: weinig politici bekijken hun werk door de – in de woorden van Vanackere – ouderwetse bril van het geloof.

Daarom is dit boek veel meer dan een vorm van zelfrechtvaardiging. Vanackere gaat op zoek naar een antwoord op de vraag waarom hij aan politiek doet. Aan zondigheid is er geen gebrek in de Brusselse Wetstraat, net zo min als in het Binnenhof of welk ander politiek machtscentrum dan ook.

Vanackere citeert Bismarck die zei dat je van wetten en worsten beter niet weet hoe ze gemaakt worden. Toch eindigt Vanackere met een pleidooi voor de politiek en daarmee eigenlijk ook tegen het populisme dat de politiek een gebrek aan daadkracht verwijt.

Wetten horen tot stand te komen met veel overleg en na een eindeloos gepalaver over mitsen en maren. En daarbij moet de mens altijd de maat der dingen zijn: “Een kind is geen subsidiabele eenheid, een patiënt is meer dan een klant. Een kiezer is geen staafdiagram. Het zijn allemaal mensen, personen die vanuit hun waardigheid recht hebben op respect, ongeacht de dikte van hun portemonnee.”

Wanneer dat uit het zicht verdwijnt, gaat het mis. Vanackere heeft het aan den lijve ondervonden. Hij komt uit een politieke familie die de sociale leer van de rooms-katholieke kerk in de praktijk bracht.

Zijn grootvader richtte een plaatselijke afdeling van een coöperatieve spaarbank op. De coöperatieve gedachte was ontleend aan de encycliek Rerum novarum uit 1891. De encycliek sprak zich onder meer uit tegen de ‘allesverslindende woeker door hebzuchtige speculanten’.

Maar ook de coöperatieve spaarbank ontkwam niet aan schaalvergroting. Ze werd een onderdeel van de Dexia-bank die door speculaties en concentratie op winstmaximalisatie een van de grootste slachtoffers werd van de kredietcrisis en die herhaaldelijk enorme bedragen aan staatssteun van de Belgische overheid moest ontvangen.

En juist die affaire kostte de kleinzoon van de oprichter van de lokale coöperatieve spaarbank in Wevelgem de kop. Hij had steeds vraagtekens bij de schaalvergroting van de bank en bepleit nu een terugkeer naar de bron, naar echte duurzaamheid.

Zo blijft het niet bij een signaleren van zonden, maar wordt dit boek een pleidooi voor een herbronning van de christelijke-sociale politiek.

Steven Vanackere, De eerste steen. Zeven hoofdzonden in politiek en samenleving, Antwerpen: Vrijdag, 222 p. ISBN 978 94 6001 236 5, € 19,90. E-boek 978 94 6001 237 2, € 9,90

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *