We kennen allemaal wel de slogans What Would Jesus Do? Wat zou Jezus doen? De vraag wordt dan gevolgd door een activiteit of een levenshouding. Wat zou Jezus stemmen? Wat zou Jezus eten? Welke auto zou Jezus rijden? Of neemt ie toch liever de fiets? Inzet van deze creatieve ongein is natuurlijk om het morele gewicht van Jezus van Nazareth aan een bepaald goed doel te koppelen en om gelovige christenen aan te zetten vooral hybride auto’s te gaan rijden of alleen macrobiotisch voedsel te consumeren.
The Economist van 3 september 2011 voegde er een bijzondere variatie aan toe. What Would Jesus hack? Wat zou Jezus hacken? Het magazine verbaast zich positief over een artikel van Antonio Spadaro in de Italiaanse krant La Civiltà Cattolica. De pater Jezuïet breekt een lans voor “de ethiek van hackers”. Hacking is voor de pater een manier om in Gods scheppend werk te participeren. Het viel hem namelijk op dat hackers een ‘theologische taal’ gebruiken als ze over creativiteit en coderingen spreken. Volgens de Jezuïet wordt de hackerethiek gekenmerkt door speelsheid, openheid tot delen en altijd klaar om modellen van bezit, competitie en eigendom onder kritiek te stellen.
Even voor de goede orde, Spadaro heeft het over ‘hacking’, niet over ‘cracking’. Voor de buitenstaander zijn dat misschien synoniemen, maar voor de iets beter ingevoerde betekenen ze een wereld van verschil. Crackers (krakers) breken in computernetwerken om informatie te stelen of valse informatie te verspreiden, vaak voor eigen gewin. Hackers echter zoeken naar beveiligingslekken. Ze doen dat voor de kick en waarschuwen de getroffen bedrijven en instanties, zodat ze hun lek kunnen dichten. Hackers kunnen ook in opdracht werken, terwijl crackers dat zeker niet doen. Lektober van WebWereld.nl is daar een mooi voorbeeld van.
Spadaro linkt, niet geheel ten onrechte, de hackerscommunity aan de open source movement. Deze beweging schrijft en distribueert gratis software die bovendien door iedereen mag worden aangepast. In een wereld die gebouwd is op de logica van winst, hebben christenen en hackers elkaar veel te geven omdat ze allebei een meer positieve visie op werk, delen en creativiteit hebben, aldus de pater.
De combinatie tussen open source en christelijke ethiek wordt vaker gelegd. Met een beroep op de sociale encyclieken Communio et Progressio (1971) en Laborem Exercens (1981) promoten de leden van Elèutheros (‘vrij’ in het Grieks) open soure-software. Ze zien een sterke, idealistische affiniteit tussen het christendom, de filosofie achter vrije software en het gebruik van open protocollen en formats. Volgens mede-oprichter Marco Fioretti leert open source-software ons de “praktische dimensie van gemeenschap en dienstbaarheid aan de ander, een boodschap die al in de boodschap van de kerk verplakt zit.”
Toch is niet alles koek en ei. Het Vaticaanse document De Kerk en het internet (2002) ademt een licht sceptische toon uit: internet biedt kansen vooral voor de evangelisatie, maar tegelijkertijd zijn er allerhande gevaren van valse informatie tot sociale uitsluiting. Andersom wantrouwen de anarchistisch ingestelde hackers de van goddelijke oorsprong ontvangen waarheid van de kerk. Eric Raymond, auteur van het klassieke essay over open source (The Cathedral and the Bazar) verbindt het beeld van een katholieke kerk aan autoriteit, openbaring en aan van boven opgelegde closed-source-software. De bazaar staat voor hem dan voor de sceptische, anti-authoritaire open source.
Tegelijkertijd zijn er dan weer mensen die ook deze tweedeling doorbreken en het christelijk geloof inzetten ten bate van de open source-software. Zo schreef een Amerikaanse priester in het Linux Journal (2004) dat “gesloten software mij in mijn mogelijkheden limiteert om mijn buurman te helpen, een van de hoekstenen van het christelijk geloof.” En Larry Wall, de schepper van de programmeertaal Perl sluit zich hierbij aan in zijn constatering: “God verwacht van mensen dat ze gaan scheppen, en anderen helpen dat te doen.”
Als het programmeren van software verbonden wordt met het beeld van de scheppende God van Genesis worden de uitspraken bijna lyrisch. Kevin Kelly, mede-oprichter van Wired Magazine schrijft in What Technology Wants (2010) dat “de schepping verder gaat in code.” Zoals schrijvers nieuwe werelden creëeren met woorden, zo bouwen programmeurs complete werelden met artificiële wezens. Deze geheel nieuwe interpretatie van de creatio continua is zeer treffende verbeeld in de science fictionfilm Tron Lagecay. In de oude interpretatie van de continue schepping houdt God het zijnde in stand als almachtige pantocrator. In de nieuwe interpretatie gaat Gods initiële schepping van wereld door in de handen van mensen. De programmerende mens als imitor Dei, de mens immiteert Zijn God, zoals God de mens heeft geschapen naar Zijn eigen beeld en gelijkenis.
Kelly, zelf een belijdend christen, wijst bovendien op de gevaren van deze nieuwe werelden. “De mogelijkheid om kunstmatig leven te scheppen vraagt om een grote verantwoordelijkheid.” De digitale werelden zullen een eigen moraliteit moeten meekrijgen. Hiermee hint Kelly op één van de belangrijkste thema’s uit de science fiction. De programma’s in de film Tron worden dusdanig zelfstandig dat ze in opstand komen tegen hun scheppers, de programmeurs. De drie wetten van Asimov zijn niet voor niets drie ethische wetten in een overduidelijke hiërarchie (letterlijk ‘heilige orde’). 1) Een robot mag een mens geen letsel toebrengen of door niet te handelen toestaan dat een mens letsel oploopt. 2) Een robot moet de bevelen uitvoeren die hem door mensen gegeven worden, behalve als die opdrachten in strijd zijn met de Eerste Wet. 3) Een robot moet zijn eigen bestaan beschermen, voor zover die bescherming niet in strijd is met de Eerste of Tweede Wet.
Feitelijk is dit plot dat al in vele films en boeken gebruikt is, een 21e eeuwse variant op de legende van de Gevallen Engelen. Het apocriefe boek Henoch beschrijft hoe een deel van de engelen onder leiding van Gods lieveling Lucifer (niet voor niets betekent dat ‘lichtdrager’) in opstand kwam tegen hun schepper. De straf die ze krijgen is te vergelijken met die van de mens uit Genesis, die immers ook in opstand kwamen tegen hun God. De engelen werden uit de hemel gegooid (vandaar ‘gevallen’) en de mens uit het paradijs.
De mens kan proberen een eigen paradijs te scheppen, een nieuw Eden, eventueel virtueel in programmeercode. De mens kan zo proberen het door Jezus gepredikte Koninkrijk Gods naderbij te brengen. Maar een gezond besef dat dit koninkrijk niet in deze realiteit te vinden is, kan ons behoeden voor een nieuwe val uit het paradijs. Wat zou Jezus hacken? Ik denk dat Hij eerder de broncode zelf is. En aan ieder van ons de taak Hem te doorgronden.
Frank G. Bosman
cultuurtheoloog verbonden aan de School of Catholic Theology
Zie zijn veelgeprezen blog www.goedgezelschap.eu