De Bijbel is een moeilijk boek, zeker als je niet met de verhalen vertrouwd bent. En als je dan ook nog eens moeite hebt met ingewikkelde teksten, blijft Het Boek gesloten voor je. Het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) heeft daar een oplossing voor: de Bijbel in Gewone Taal (BGT). En een eerste voorproefje ligt in de winkels. Cultuurtheoloog Frank G. Bosman bekeek het eerste resultaat en behandelt drie voorbeelden. ‘Lezers die het Bijbels taalgebruik (totaal) niet kennen, zullen in deze vertaling een relatief makkelijke ingang tot de Bijbel vinden.’
De Bijbel is niet een van de makkelijkste boeken om te lezen. De afstand in tijd en plaats met de leef- en denkwereld van de Bijbel is enorm. En de beschikbare Nederlandse vertalingen van de Statenvertaling (1637) tot en met de Nieuwe Bijbelvertaling (2004) laten zich ook niet makkelijk weglezen. De vertalers laten immers de in de Griekse en Hebreeuwse grondteksten gebruikte terminologie, beeldspraken en literaire constructies in tact. Zo dicht mogelijk bij de brontekst blijven, is bijna altijd het adagium.
De kennis van de Bijbelverhalen die onze cultuur fundamenteel beïnvloed hebben (en dat nog steeds doen) verdwijnt in rap tempo bij het gros van de Nederlanders. En door de onvertrouwdheid met die verhalen, wordt de Bijbelse taal steeds meer een ‘tale Kanaäns’. Je kent de verhalen niet (meer) en als je ze probeert te lezen in de bijbel, snap je het verhaal niet door de ondoordringbaarheid van de (vertaalde) tekst. Bovendien is 21 procent van de beroepsbevolking (boven de 55 jaar) ‘laaggeletterd’: zij kunnen wel lezen, maar met moeite, en ingewikkelde teksten als contracten, beleidsstukken, belastingspapieren en literatuur zijn voor hen onbereikbaar.
Exodus: ‘Toen zij zag hoe mooi hij was’
De BGT vertaalt het verhaal over de geboorte van Mozes (Ex. 2,1-4) als:
Een man uit de stam Levi trouwde met een vrouw uit dezelfde stam. Zij werd zwanger en ze kreeg een zoon. Toen ze zag hoe mooi hij was, verstopte ze hem. Drie maanden lang hield ze hem verborgen. Toen de vrouw haar zoon niet langer kon verbergen, pakte ze een rieten mand. Die maakte ze waterdicht, en ze legde het kind erin. Daarna zette ze de mand in de rivier de Nijl, tussen het riet. De zus van het jongetje bleef in de buurt. Want ze wilde zien wat er verder met hem zou gebeuren.
Vergelijking met de NBV:
Een man uit de stam Levi trouwde met een vrouw uit diezelfde stam. Zij werd zwanger en bracht een zoon ter wereld. Het was een mooi kind en ze hield het verborgen, drie maanden lang. Toen ze geen kans zag haar zoon nog langer verborgen te houden, nam ze een mand van papyrus, bestreek die met pek en teer, legde het kind erin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl. De zuster van het kind ging een eind verderop staan, om te zien wat er met hem zou gebeuren.
Het verschil tussen de beide vertalingen zit in de verbindingswoorden tussen de zinnen, waardoor de lezer de opeenvolging van diverse handelingen en gebeurtenissen beter kan verstaan. Mozes’ moeder verstopt hem toen ze zag hoe mooi het was. Mozes’ zus bleef bij de Nijl want ze wilde zien wat er met hem zou gebeuren (‘want’ is in modern Nederlands sterker dan ‘om’). Een tweede verschil is tussen de twee teksten is de popularisering. In de NBV staan relatief onbekende woorden als ‘papyrus’ en ‘pek en teer’. In de BGT staat ‘gewoon’ dat Mozes’ moeder een ‘rieten mand’ gebruikte en die ‘waterdicht maakte’. De NBV legt, in navolging van de brontekst, de nadruk op de procedure, de BGT op het gevolg.
Matteüs: Balken en splinters (Mt. 7,2-6)
Matteüs verhaalt hoe Jezus reageert op schijnheilige huichelaars, die zo goed de fouten bij anderen zien, maar niet die bij zichzelf.
Jullie letten goed op de fouten van anderen. Maar je eigen fouten zie je niet. Het is alsof je een splinter ziet in het oog van een ander, maar niet ziet dat er in je eigen oog een balk zit. Je zegt tegen die ander: ‘Kom, ik haal die splinter wel even uit je oog.’ Doe niet zo schijnheilig! Haal eerst die balk uit je eigen oog. Dan kun je zelf weer goed zien. En pas dan kun je de splinter uit het oog van de ander halen. Vertel het goede nieuws niet aan mensen die niets met God te maken willen hebben. Je geeft varkens toch ook geen parels te eten? Nee, de varkens zouden die parels kapottrappen, en zich dan omdraaien en jou opvreten.
Vergelijking met de NBV (Mt. 7,2-6):
Want op grond van het oordeel dat je velt, zal er over je geoordeeld worden, en met de maat waarmee je meet, zal jou de maat genomen worden. Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? Hoe kun je tegen hen zeggen: “Laat mij de splinter uit je oog verwijderen,” zolang je nog een balk in je eigen oog hebt? Huichelaar, verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je scherp genoeg zien om de splinter uit het oog van je broeder of zuster te verwijderen.Geef wat heilig is niet aan de honden en gooi je parels niet voor de zwijnen; die zouden ze maar met hun poten vertrappen, zich omkeren en jullie verscheuren.
De vertaling van de BGT is vrij, maar inhoudelijk niet wezenlijk anders dan die van de NBV. De moeilijke, bijna plechtige frases van de NBV (en daarmee van de oorspronkelijke, Griekse tekst) is vervangen door een eenvoudigere taal, die iedereen kan begrijpen. En de vertaling ‘schijnheilig’ in plaats van ‘huichelaars’ is ook mooi gevonden, en geeft bovendien precies aan wat de ‘huichelaars’ verkeerd doen: ze doen zich heiliger voor dan ze zijn!
De Bijbelse uitdrukking ‘gooi geen parels voor de zwijnen’ is zelfs in het Nederlands terecht gekomen als de uitdrukking ‘je moet geen parelen voor de zwijnen gooien’, inclusief ouderwets ‘-en’ meervoud. De beeldspraak van de varkens wordt door de BGT bewaard. Maar de minder bekende parallel ‘geef wat heilig is niet aan de honden’, wordt door de BGT heel kunstig gebruikt om die over de parels en de varkens uit te leggen: ‘Vertel het goede nieuws niet aan mensen die niets met God te maken willen hebben.’ Mooie gevonden, met eerbied voor de oude tekst, gevoel voor de culturele traditie van de Nederlandse taal en open voor nieuwe lezers.
Psalm 23: ‘de Heer is mijn herder’
Psalm 23 (‘de Heer is mijn herder’) behoort ongetwijfeld tot een van de allerbekendste passages uit het Oude Testament. Van gospel-zangers tot en met ruige rappers hebben deze tekst op muziek gezet.
De Heer zorgt voor mij, zoals een herder voor zijn schapen zorgt. Hij geeft mij alles wat ik nodig heb. Hij leidt mij, zoals een herder zijn schapen leidt naar groen gras en fris water. Bij de Heer ben ik veilig, hij geeft mij nieuwe kracht zo goed is hij. Ik ben niet bang ook al is er gevaar, ook al is het donker om mij heen. Want u bent bij mij, Heer. U beschermt mij, u geeft mij moed. U nodigt mij uit in uw tempel. U zorgt goed voor mij. U geeft me te eten en te drinken, meer dan genoeg. En al mijn vijanden kunnen dat zien.
De NBV vertaalt hier de in kerkelijke kringen overbekende tekst:
De HEER is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. Hij laat mij rusten in groene weiden en voert mij naar vredig water, hij geeft mij nieuwe kracht en leidt mij langs veilige paden tot eer van zijn naam. Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want u bent bij mij, uw stok en uw staf, zij geven mij moed. U nodigt mij aan tafel voor het oog van de vijand, u zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over.
De vergelijking tussen God en zijn gelovigen en de herder met zijn kudde wordt door de BGT mooi vertaald. Moeilijke onderdelen uit de metafoor (‘stok’ en ‘staf’) zijn verwijderd om plaats te maken voor de meer concrete betekenis ervan: ‘u geeft mij moed’. De ‘grazige weiden’ en ‘stille wateren’ (beroemd geworden door de Statenvertaling) hebben plaats gemaakt voor het meer prozaïsche ‘groen gras en fris water’. Ook weer: precies wat er bedoeld is. Meer letterlijk, maar ook meer poëtisch taalgebruik is vervangen door meer indirecte vertaling die echter wel beter de betekenis van de tekst kan communiceren met moderne lezers.
PS. De vertaling ‘het ontbreekt mij aan niets’ (NBV) en ‘hij geeft mij alles wat ik nodig heb’ (BGT) zijn beide niet correct. In het Hebreeuws staat jhwh (de Godsnaam), ro-i (‘mijn herder’), la (‘niet)’, ach’ser (‘ik zal niet ontbreken’). De correcte vertaling is dus niet dat het mij (dativus) aan niets zal ontbreken, maar dat ik (nominativus) niet zal ontbreken. En waar ontbreek ik niet aan? Aan de kudde van de Heer natuurlijk.
De BGT doet een bewonderswaardige poging om de oude verhalen van het Oude en Nieuwe Testament voor een breed publiek toegankelijk te maken. Lezers die het Bijbels taalgebruik (totaal) niet kennen, zullen in deze vertaling een relatief makkelijke ingang tot de Bijbel vinden. Daarmee is de inhoud van diezelfde Bijbel, ook in deze vertaling, nog steeds net zo weerbarstig als altijd. Maar ik ben dusdanig onder de indruk van deze ‘eerste teksten’ dat ik niet alleen van plan ben de volledige vertaling aan te schaffen, maar deze tevens te gebruiken als parallelvertaling naast de NBV, in mijn colleges en workshops buiten expliciet christelijke kringen.
Op de site www.bijbelingewonetaal.nl is meer informatie te vinden, inclusief een heleboel voorbeelden. Het ‘voorproefje’ De bijbel in gewone taal. De eerste teksten is te bestellen bij elke (online) boekhandel.