De dag van de kleine arme

Op 4 oktober vieren de Franciscanen op vele plaatsen de Transitusviering (overgang) vanwege het sterven van de heilige Franciscus van Assisi op 3 oktober 1226. 4 oktober is ook sinds ongeveer 70 jaar Werelddierendag vanwege Franciscus´ liefde voor al wat leeft zoals hij jubelend bezongen heeft in zijn ‘Lofzang van de schepselen’, bekend geworden als het Zonnelied. Diaken Johannes Belt schreef de volgende reflectie op deze feestdag van Franciscus.

Als begin, uitgangspunt en illustratie voor de spiritualiteit van Franciscus en zijn volgelingen geef ik de Tweede Regel van de minderbroeders:

1 De broeders mogen zich niets toe-eigenen, geen huis, geen verblijfplaats, helemaal niets.

2 En als pelgrims en vreemdelingen in deze wereld die in armoede en nederigheid de Heer dienen, kunnen zij vol vertrouwen aalmoezen gaan vragen.

3 En zij mogen zich niet schamen, want de Heer heeft zich in deze wereld voor ons arm gemaakt.

4 Daarin bestaat juist de verhevenheid van de allerhoogste armoede.

Zij heeft jullie, mijn zeer beminde broeders, tot erfgenamen en koningen van het rijk der hemelen aangesteld, jullie arm gemaakt aan dingen en met deugden gekroond.

5 Dat moge jullie erfdeel zijn, dat leidt naar het land van de levenden.

6 Zeer geliefde broeders, hecht je daaraan volledig en wil om de naam van onze Heer Jezus Christus nooit iets anders onder de hemel bezitten.

7 En overal waar broeders zijn of elkaar treffen, moeten zij laten zien dat zij huisgenoten onder elkaar zijn.

8 En de een mag de ander gerust zijn nood kenbaar maken, want als een moeder haar lichamelijk kind voedt en liefheeft, met hoeveel meer liefde moet iemand dan niet zijn geestelijke broeder liefhebben en voeden?

9 En als iemand van hen ziek wordt, moeten de andere broeders hem dienen zoals zij zelf gediend zouden willen worden.

In iedere zin uit deze passage spreekt het grote verlangen naar de drie geloften zoals van oudsher gedaan door alle broeders en zusters die intreden in religieuze ordes of congregaties:

Dit zijn de gelofte van armoede; dit kan ook opgevat worden als gelofte om af te zien van wereldse bezittingen en het belang van bezittingen te relativeren. De tweede gelofte is die van het celibaat of kuisheid; dit kan ook opgevat worden als gelofte om af te zien van een vaste relatie door het huwelijk, ook kan het dienen om relaties in het algemeen te relativeren want zijn wij niet allemaal vergankelijk? De derde gelofte is die van gehoorzaamheid; dit kan opgevat worden als gelofte om de eigen wil ondergeschikt te maken aan het grotere geheel en anderen te dienen in plaats van het eigen ik te laten prevaleren.

Deze laatste gelofte sluit aan bij de wens om elkaar te dragen in broosheid. Van de drie kloosterlijke geloften komen de gelofte van armoede en gehoorzaamheid sterk tot uiting in bovenstaande tekst. De passage begint ook met de stelling dat geen broeder zich iets mag toe-eigenen. Franciscus zelf was natuurlijk getrouwd met ‘Vrouwe Armoede‘. Ook schreef Franciscus over armoede en bezong de armoede, zoals in de eerste vier verzen van deze passage.

Het samen bedelend uitgaan en op weg zijn naar de vrede en het realiseren van alle goeds, ook voor elkaar; komt prachtig naar voren, zoals Franciscus ook wenst: “Vrede en alle Goeds”. Ook dan zullen we immers met deugden gekroond worden.

Franciscaanse spiritualiteit in 3D

Sommige Franciscanen spreken hierom over de drie D’s:

Danken is het niet roemen op jezelf, maar op God, die je alles in handen geeft.
Dienen is niet jezelf verheffen, maar de ander verheffen.
Dragen is in de broosheid van de ander jezelf, je eigen broosheid erkennen.

Wellicht valt hier nog een vierde D aan toe te voegen vanuit de gelofte van armoede:

Delen is het niet alles voor jezelf houden, maar is delen met wie je samen bent en in gemeenschap leeft, en met wie minder dan jezelf heeft. Zo kun je gelijkwaardig worden aan hen met wie je samenleeft. Zoals Christus aan de minsten gelijk wilde zijn.
Zorg voor de zieken

Een thema dat vaker terug komt bij Franciscus is de zorg voor de zieken. De ontmoeting met de melaatse, toen het bittere voor Franciscus zoet werd, is het eerste roepingsverhaal van Franciscus. De zorg voor de zieken heeft hem zo aan het hart gelegen dat hij het Tau-teken overgenomen heeft van de Antoniusbroeders in Rome, die daar de melaatsen verzorgden in een lazaret. Zij droegen de staf waarvan de bovenkant de vorm van een Tau had. Bovendien droegen ze ook een Tau op hun habijt. De Tau is de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet en is daarmee een symbool voor de voltooiing, de vervolmaking en voleinding van Christus. In het Tau-teken kwam voor Franciscus voorspoed en zegenwens tot uitdrukking, zoals Franciscus dit de mensen toewenste. Ook toonde het Tau-teken de mensen de uitstraling van het Kruis. Zoals Jezus de mensen ten einde toe liefhad, heeft Franciscus de liefde liefgehad. In zijn Wijsheidsspreuken wijdt Franciscus een spreuk aan wat hij De echte liefde noemt:

De echte liefde
Gelukkig de dienaar die zijn broeder evenveel liefheeft
wanneer die ziek is en hem dus niets kan terugdoen,
als wanneer die gezond is en hem wel iets kan terugdoen

Zorg voor de medebroeders
Uit deze passage spreekt de zorg van Franciscus en de Franciscanen voor de medebroeders. Zo ook uit de keuze voor een gardiaan, een hoeder en beschermer van de broeders die naast de medebroeders staat in plaats van een prior of overste te zijn, die ‘boven’ de (mede)broeders staat, zoals in andere orden soms gewoon is.

Een tweede bekerings- of roepingsverhaal is de geschiedenis van Franciscus die bidt in de vervallen kapel van San Damiano. Hier begint de geschilderde afbeelding van de gekruisigde Christus ineens zijn lippen te bewegen en tegen hem te spreken. Hij roept hem met naam en toenaam en zegt: ‘Franciscus, ga mijn huis herstellen dat, zoals je ziet, helemaal in puin ligt.’

Ontmoeting met de medemens
Een thema vanuit de Franciscaanse spiritualiteit voor deze tijd is de ontmoeting met de medemens. Begonnen vanuit de ontmoeting van Franciscus met de melaatse waardoor Franciscus leerde zoals hij in zijn ‘Testament’ schreef: ‘was wat ik bitter vond voor mij omgeslagen in zoetheid naar ziel en lichaam’. Het is altijd vanuit het Christelijk perspectief dat ieder ‘Kruis naar kracht’ draagt, maar waarin het er ook om gaat de zorgen van je medemens op je te nemen door te delen in verdriet en vreugde. Dit houdt in dat vanuit Franciscaans perspectief het nastrevenswaardig is dat ieder zonder oordeel tot mensen toe durft te treden, dat je broeder of zuster van de ander durft te zijn. Helaas staat alleen het eigen ik ons vaak nog in de weg, daarom streefde Franciscus ook naar ontlediging door armoede.

De kleine arme
Dit is gelijk het derde roepingsverhaal van Franciscus. Op een dag hoorde Franciscus tijdens de heilige Mis de lezing uit het evangelie van Matteüs waar Christus Zijn leerlingen uitzendt: ‘Neem geen goud-, zilver- of kopergeld mee in je beurs, neem geen reistas mee voor onderweg, geen twee stel kleren, geen sandalen en geen stok.’(Mt 10,9-10a). Dit raakte Franciscus in zijn hart, vanaf dat moment doet hij al het overbodige weg en besluit alleen met het meest noodzakelijke als ‘kleine arme’ door het leven te gaan, het wordt Franciscus tweede naam, Il poverello. Vanaf dat moment zal hij de armoede bezingen als ’Vrouwe Armoede’ en roept hij ook op tot boete en omkeer, zoals hijzelf tot inkeer en omkeer gekomen was.

Een laatste thema dat door Franciscus is aangereikt en voortvloeit uit de andere thema’s is de menswording van God in Jezus Christus. Dit kan voor iedereen een wegwijzer zijn. Het betreft het beeld van de staande Christus. Dit is een thema waardoor wellicht vreemdelingen, zieken en melaatsen een nieuw beeld voor ogen kunnen krijgen; een beeld van een staande Christus, een beeld van een man die ondanks zijn lijden staande blijft, als het ware ‘opgericht’ ten hemel is.

Wellicht kunnen wij dit ook zien als verwijzing naar de herrijzenis, waarin Christus zal terugkeren op aarde om te oordelen over de daden van ieder. Jezus wordt niet afgebeeld als de lijdende, stervende of de gestorvene, verscheurt door pijn maar als de verheerlijkte Heer, de opgestane Heer. Hij hangt niet aan het kruis, maar staat er tegen aan, op een voetenbank, rechtop. Hij draagt geen doornenkroon, maar zijn gezicht wordt door een heldere stralenkrans verlicht, waarin het kruis is afgebeeld. Naar de achtergrond verdrongen zijn de passiewerktuigen, zij zijn slechts opgenomen als kleine onderdelen in het grote verhaal van het verlossingswerk. Het verschafte zeker in die tijd aan de mensen als beeld van Christus een nieuwe waardigheid. Ook tegenwoordig kan dit nog gelden, een nieuwe waardigheid voor de mens, de mens die ten hemel is opgericht.

Dit is het mysterie van de menswording. In Franciscus’ woorden in ‘De brief aan de gelovigen’ lezen we: ‘Uit haar schoot heeft Hij echt het vlees van onze menselijke broosheid ontvangen. Al was Hij rijk, toch wilde Hij boven alles in deze wereld de armoede kiezen, Hijzelf en de allerzaligste Maagd, zijn moeder’ In twee in poëtische zinnen raakt Franciscus de kern van zijn spiritualiteit en valt de armoede samen met de menselijke broosheid en de menswording van Christus. Vergelijk ook de lofzang in de Filippenzenbrief, waarin Jezus niet als gestalte van God op aarde heeft willen vasthouden, maar juist in Zijn deemoedigheid en ontlediging er niet aan heeft willen vastklampen dat blijvend te zijn. Hij heeft de gestalte van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden (Fil. 2,6-8). Zo blijkt oook hier Franciscus zijn liefde voor het Christuskind.

Zorg voor plant en dier
Evengoed heeft Franciscus de dieren lief. Is het niet dat Franciscus in 1223 voor het eerst in de geschiedenis een Kerststal heeft laten maken. In een schuur in Greccio werd voor de Eucharistieviering een tafel opgesteld, met daarachter een lege kribbe met hooi, en verder een os en een ezel temidden van het stro. Toen Franciscus het evangelie, waarschijnlijk dat van Lucas, voorlas, ging hij zozeer op in de woorden die hij sprak, dat het aanstekelijk werkte. Iemand die erbij was, heeft later gezegd: ‘Ik zag het kindje in zijn armen liggen’.

Zo kent de Franciscaanse spiritualiteit naast de zorg voor de mens ook de zorg voor dier en plant. Deze aandacht en de daaruit voortvloeiende zorg vind zijn uitdrukking in de ‘Lofzang van de schepselen’ dat Franciscus schreef op God en zijn schepselen; het beroemde Zonnelied. Dit Zonnelied brengt dank en lof aan de ons omringende schepping; zon, maan en sterren; wind, water en vuur, moeder aarde, bloemen en planten worden geëerd. Vertaald door Franciscanen naar deze tijd betekent het aandacht voor de aarde, aandacht voor het milieu waarin wij leven. De Franciscaanse beweging en barmhartigheid staat bekend om de aandacht die er is, in meditatie, aan werken met elkaar en met de natuur.

Diaken Johannes Belt

Gebed van Franciscus

Heer, maak me tot een instrument van uw vrede.
Laat me liefde zaaien waar haat is,
vergeving waar men elkaar kwetst,
eenheid waar tweedracht heerst,
waarheid waar dwaling is,
geloof waar twijfel is,
hoop waar wanhoop is,
licht waar duisternis heerst,
vreugde waar droefheid is.

O, Heer, geef toch dat ik er meer naar streef te troosten dan getroost te worden,
te begrijpen dan begrepen te worden,
te beminnen dan bemind te worden.
Want door te geven ontvangen wij,
wie zichzelf verliest vindt nieuw leven,
door te vergeven verkrijgen wij vergeving,
en door te sterven worden we tot eeuwig leven geboren.

Literatuur:

G.P. Freeman e.a., Franciscus van Assisi. De geschriften, Haarlem 2006
E. van den Goorbergh en T. Zweerman, Franciscus van Assisi over zijn evangelische bezieling en de betekenis ervan voor onze tijd, Nijmegen 2003

Webpagina: http://www.franciscaansebeweging.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *