Een apologie over prenatale euthanasie bij ondraaglijk lijden

Vandaag verscheen mijn opinie-artikel Alleen abortus bij ondraaglijk lijden in Trouw’ Graag geef ik enkele overwegingen en achtergronden om dit artikel te schrijven. Het gaat immers om een kwestie van leven en dood.

Frank Bosman

Toen ik reeds een week geleden mijn artikel voor Trouw schreef, vermoedde ik dat er veel stof zou opwaaien. Immers: het hele abortusdebat zit al jaren vast in een loopstellingenoorlog. Confessionelen (‘leven is absoluut onaantastbaar vanaf de conceptie tot het graf’) en liberalen (‘elke moeder mag absoluut autonoom beslissen over haar eigen buik’) geven elkaar geen millimeter. Omdat het letterlijk over een zaak van leven en dood handelt, moeten we met elkaar in debat blijven. Ook omdat in geen enkel moreel debat absolute, gedecontextualiseerde uitspraken kunnen worden gedaan. Van tevoren heb ik goed nagedacht waarom ik dit artikel wilde schrijven en welke reacties mij te beurt zouden kunnen vallen.

Ik pleit ervoor om abortus te beschouwen als een vorm van hele vroege euthanasie. Dat is geen kwestie van semantiek en geen woordendans om de keiharde realiteit van afgedreven kinderen te verbloemen. Hoe je iets noemt heeft namelijk gevolgen voor hoe je er naar kijkt en hoe je het beoordeelt. Zo ben ik er van overtuigd dat het voor de ethische afweging zeer veel uitmaakt of je spreekt van vruchtafdrijving of van vroege euthanasie.

Dit heeft te maken met de ingegraven posities in het abortusdebat waar ik eerder over sprak. De reacties op mijn artikelen spraken zelfs van een ‘non-debat’ omdat ‘iedereen het er over eens is’ dat een vrouw baas is in eigen buik. Gezien echter het abortusstandpunt van de Christenunie en de SGP denkt in ieder geval een deel van de Nederlandse samenleving hier anders over. Nu ook de PVV zich in dit debat lijkt te scharen aan de kant van ‘abortus, daar moeten we over na blijven denken’ lijkt voor een grotere groep Nederlanders abortus geen uitgemaakte ethische zaak maar een complex moreel dilemma.

CU, SGP en PVV voert de discussie overigens op medische en niet op confessionele gronden. Omdat de staat van de medische wetenschap zo ver is dat we kinderen zo vroeg in de zwangerschap al buiten de moederschoot in leven kunnen houden, wordt het dilemma duidelijk. Hoe kun je wettelijk toestaan dat een kind tot 24 weken mag worden afgedreven als diezelfde artsen in staat zijn kinderen vanaf 25 weken in een couveuse in leven te houden?

In mijn opiniestuk wijs ik erop dat voor veel ‘confessioneel bezwaarden’ verwijzen naar het begin van het menselijk leven. Gelovigen zullen de conceptie (versmelting zaad- en eicel) aanwijzen als het begin van het zo beschermwaardige leven, terwijl ‘radicale liberalen’ dit levensbegin zo dicht mogelijk bij de feitelijke geboorte willen houden om moreel maximale vrijheid voor afbreking te generen. Indien men abortus als een vorm van vroege euthanasie zou beschouwen, is deze discussie niet langer relevant, en kan dit zeer filosofische punt terzijde worden geschoven. Het vervuilt het abortusdebat.

Net als het PVV-Tweede Kamerlid Gerbrands pleit ik ervoor de verantwoordelijkheid voor een abortus niet absoluut bij de moeder neer te leggen, maar in laatste instantie bij de behandelend arts. Er moet namelijk in de eerste plaats een medische noodzaak zijn voor deze ‘zeer vroege euthanasie’ en niet louter een emotionele ‘noodzaak’ van de dragende moeder. Ten eerste wordt zo voorkomen dat abortus als een ‘late anticonceptie’ wordt gebruikt of als ‘oplossing’ voor een om wat voor een reden niet gewenste zwangerschap. Natuurlijk moet de fysieke, psychologische, emotionele en sociologische omstandigheden van de moeder in ogenschouw worden genomen. Een geestelijk gehandicapt meisje van 14 dat door haar vader is verkracht, kan wellicht geen kind dragen, baren en verzorgen.

Ten tweede wordt de morele druk van de schouders van de moeder gehaald, waar die druk nu exclusief bij haar ligt. Wie er voor kiest om een ‘niet-perfect’ kind op de wereld te zetten, voelt zich daarvoor vaak schuldig verklaard door de omgeving. ‘Je had toch kunnen aborteren? Dan is het nu je eigen schuld.’ Bovendien zouden zorgverzekeraars kunnen besluiten om niet meer alle zorg voor een dergelijk ‘foutje-dat-voorkomen-had-kunnen-worden’ te vergoeden. Die discussies worden gevoerd. Als je de beslissing over een vruchtafdrijving een medische afweging maakt artsen en familie samen maken, wordt de onevenredig grote druk van de moeders af gehaald.

Voor beide kampen biedt dit een opening. De confessionelen krijgen de erkenning dat het leven begint bij de conceptie. En de radicaal liberalen behouden de mogelijkheid tot vruchtafdrijving. Beide partijen moeten ook iets inleveren: de ene hun absolute verbod op abortus what so ever en de ander hun onbeperkte recht op datzelfde.

Natuurlijk zijn beide partijen niet tevreden, en word ik tussen de confessionele hamer en het liberale aambeeld verpletterd. Gelovigen zeggen immers dat ik abortus blijf toestaan, en de liberalen roepen moord en brand dat ik drie generaties ‘baas-in-eigen-buik’-feministen in één pennenstreek ongedaan maak.

Tegen de confessionelen wil ik zeggen: een kleiner kwaad mag soms geschieden om een groter kwaad te voorkomen. Zelfs de rooms-katholieke moraal geeft ruimte voor dodelijke pijnbestrijding die dan louter geen euthanasie meer heet, maar het wel is (over semantics gesproken!). Zelfs paus Benedictus XVI doet aan ‘kleiner kwaaad’-denken: als hij mannelijke prostitués toestaat condooms te gebruiken om SOA’s niet over te dragen (Licht der Wereld, 2010).

Tegen de liberalen wil ik zeggen: sterven, hoe vroeg of laat in een leven, is nooit een individueel gebeuren dat alleen toekomt aan het autonome individuen. Ten eerste wordt steeds sterker getwijfeld aan de ‘vrijheid’ die het individu überhaupt toekomt (louter biochemisch gezien) en elk mens leeft en sterft in een gemeenschap, soms klein, soms groot. Deze afweging om te sterven is nooit alleen een kwestie van de eigen wil. Natuurlijk speelt deze een nadrukkelijk rol, en dat is maar goed ook.

De vraag blijft in hoeverre mijn stelling kan bijdragen aan een vruchtbaar debat over deze zeer moeilijke kwestie. Graag herhaal ik mijn conclusie uit het Trouw-artikel: Abortus is afschuwelijk. Elk mens verdient vanaf de conceptie dezelfde zorg, aandacht en heiliging, zoals iedereen op deze wereld. Helaas leven we in een gebroken wereld waar lijden en pijn (vaak) voorkomen. In sommige gevallen kan een arts, samen met de familie, besluiten dat het lijden van een ongeboren kind zo groot is dat alleen levensbeëindiging op zijn plek is.

Frank G. Bosman is cultuurtheoloog en verbonden aan de Universiteit van Tilburg.
Zie www.goedgezelschap.eu

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *