In Memoriam: De paradox van Edward Schillebeeckx

Edward Schillebeeckx is dood: Picasso én enfant terrible van de theologie. Vaak vergruisd, nooit veroordeeld, theologisch poët. De grootste theoloog van het Nederlands taalgebied is vlak voor het Hoogfeest van Kerstmis 2009 verenigd met de God die hij zo beminde. Volgens hem kan slechts in de paradox iets van het goddelijk wezen worden benaderd.

De reacties op zijn reeds lang naderende einde zijn even divers als die tijdens zijn leven. De voorzitter van de Nederlandse Bisschoppenconferentie, mgr. Ad van Luyn, heeft “met leedwezen kennisgenomen” van het overlijden van de theoloog en noemt hem “een van de meest toonaangevende theologen die Nederland in de recente geschiedenis gekend heeft”. Ook vanuit de theologische wereld druppelen de reacties binnen. Eric Borgman (Tilburg): “Met het overlijden van Edward Schillebeeckx komt er concreet een einde aan een tijdperk en aan de specifieke vorm van theologie die het Tweede Vaticaanse Concilie als eerste trachtte te verwerken.” Hermann Häring (Nijmegen): “Edward Schillebeeckx was een door en door katholieke theoloog. Niettegenstaande zijn oecumenische betekenis en perspectieven heeft hij zich steeds door ‘katholieke’ vragen en problemen laten leiden.”

Toch zijn bij Schillebeeckx’ overlijden dezelfde verwijten te horen die hem tijdens zijn leven zo vaak ten deel vielen: “Schillebeeckx, een van de kampioenen van de Nederlandse tegendraadsheid, die tot op hoge leeftijd als overjarige puber tegen de Kerk bleef aantrappen maar daaraan niet de voor de hand liggende consequentie verbond zijn eigen Kerk op te richten” aldus de weblogger Observatrix.

Theologische poëzie
Al deze stemmen weerspiegelen het imago dat Schillebeeckx heeft: erudiet, begaafd, geleerd, maar grenzeloos moeilijk te begrijpen. In Trouw stond vanochtend te lezen over zijn ‘Jezus’-boek (Jezus, het Verhaal van een Levende, 1974) “veel te moeilijk voor niet-vakgenoten om te begrijpen. Te moeilijk ook voor sommige collega’s.”
En moeilijk is Schillebeeckx, moeilijk voor zijn lezers, maar ook voor zichzelf. Hij eiste het uiterste van ieders denkvermogen, theologen zowel als leken. Zijn wetenschappelijke theologentaal wordt dan ook vaak bijna theologische poëzie. Zo schrijft hij in zijn nooit gepubliceerde Hermeneutiekdictaat: “We trekken binnen in een verhaal dat al begonnen is. We beginnen dus bij een willekeurig punt binnen de open geslotenheid van een eindige wereld.” (zie Schillebeexk.nl) Dat is theologische poëzie: ‘We trekken binnen in een verhaal dat al begonnen is’, dat is Gods verhaal met mensen (Mensen als verhaal van God, 1989). Als wij geboren worden, zijn wij reeds onderdeel van Zijn heilsgeschiedenis. We trekken binnen in de ‘open geslotenheid’ van onze eigen wereld. Onze wereld is zowel geopend als gesloten. Dat is een paradox, maar hij klopt wel. De mens is van nature beperkt, sterfelijk, feilbaar, maar tegelijkertijd is hij geroepen om tot volle liefde met de God van zijn bestaan te komen. En die roeping is oneindig.
‘Picasso van de theologie’

Schillebeeckx hield van paradoxen. Voor wie niet in staat is de poëzie van deze paradoxen te smaken, zal zijn theologie altijd onbegrijpelijk en waanzinnig zijn. In al zijn boeken geloofde Edward Schillebeeckx dat de oneindige God alleen in tegenstrijdigheden te verwoorden valt. Hij interpreteerde het beeldverbod uit Exodus theologisch: elk woord dat God gevangen houdt in de beperktheid van dat woord – koning, heersers en zelfs God – moet worden versplinterd. God mag niet worden gevangen. Niet in gesneden beelden en niet in geleerde woorden. In die zin staat Schillebeeckx in dezelfde traditie als de grimmige avantgardisten die in de puinhopen van het interbellum de oude taal wilde ontledigen. Radicale expressionisten als Ball, Janco, Huelsenbeck en Tzara maakten klankgedichten van louter betekenisloos gebrabbel. Enkele avantgardisten vonden door deze klankchaos weer hun geloof terug, zoals Hugo Ball zelf. Harry Kuitert, ook zo’n enfant terrible van de theologie, noemde zijn katholieke collega ooit de ‘Picasso van de theologie’. Hoe waar is dit woord voor wie er even over nadenkt.

‘Onervaarbare God’
Het laatste artikel dat Schillebeeckx publiceerde heeft ook zo´n programmatische, paradoxale titel: ‘Over de rakelingse nabijheid van de onervaarbare God’ (bundel, 2005). Hoe kan een onervaarbare God toch rakelings nabij zijn? Door bemiddeling. Schilebeeckx blijft altijd een in en in katholieke theoloog. God is (als God) zo mateloos groter dan welke mens zich ook maar kan voorstellen, dat Hij door een onmetelijke kloof van ons gescheiden wordt (Barth zou instemmend knikken). God kan zich echter manifesteren in objecten, bijvoorbeeld de vuurkolom uit Exodus en het Brood van de Eucharistie, en in mensen als Abraham, Mozes en – in extrema – in Jezus van Nazareth. Die bemiddeling is nodig om God vooral ook God te laten zijn, en de mens vooral ook mens onder de mensen. Om die twee bij elkaar te krijgen is een goddelijk ingrijpen nodig, een ‘zich bekend maken’. Schitterend dat Schillebeeckx gestorven is op de dag voor kerstavond, het Feest van Gods Manifestatie op aarde. Schillebeeckx is als een bode, die Gods Koninkrijk op aarde aankondigt.

Frank Bosman
Frank G. Bosman is theoloog en verbonden aan de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van Tilburg. Zie www.goedgezelschap.eu.