Met het ontslag van straatpastor Bernadette van Dijk is een nieuw dossier toegevoegd aan het optreden van bisschoppen tegen liturgische fouten. We hadden al het ontslag van Tejo van der Meulen en Harry Huisinveld en de berisping van pastoor Gerard Griffioen. Wat is dat toch?
De redenen zijn uitgebreid besproken: van intercommunie, ongeautoriseerd meebidden van delen van eucharistische gebeden en nog meer. Het is kerkrechtelijk opportuun dat de bisschoppen dan optreden: zij zijn de beheerders van de liturgische schatten van de Kerk. Ook dat moet gezegd worden.
De gesprekken over de achtergronden gaan goeddeels over de liturgische fouten zelf, over de gespannen progressief-conservatief verhoudingen of over de vermeende fixatie op de heilige-restkerk.
Een punt dat minder vaak wordt genoemd, is de communicatie op de parochievloer. Als een bisschop in moet grijpen, komt dat door de ‘ears on the ground’. In de casussen Van Dijk, Huisintveld en Van der Meulen hebben kerkgangers brieven naar de bisschop gestuurd met het verzoek naar de kwesties te kijken en in te grijpen.
En zo geschiedde.
Daar wringt toch iets. Was het niet vriendelijker geweest als eerst met de betrokkenen zelf werd gesproken? Als je broer je iets misdaan heeft, moet je hem dat onder vier ogen zeggen. Als hij naar je luistert, heb je hem gewonnen. Als er niet wordt geluisterd, kun een of twee anderen meenemen zodat het oordeel niet alleen van jou afhangt. Als hij naar hen niet luistert, ga dan naar hogerhand (Mt 18,15-17). Is het niet Paulus die ons voorhoudt, mensen niet te behandelen als een vijand, maar terechtwijzen als een broeder (2 Tess 3,15)? Dat geldt voor iedereen die zich katholiek noemt, parochiaan, pastoor en bisschop.
We hebben de indruk dat de neiging bestaat dat deze eerste stappen worden overgeslagen en direct de weg naar het Emmaplein, de Parade of de Maliebaan wordt gevonden.
Immers, dan moeten de bisschoppen ingrijpen. Ze kunnen niet wegkijken en lijken voor het blok te worden gezet. Aartsbisschop Eijk mag zich dan terecht kop van jut voelen. Zeker als episcopale besluiten als hardvochtig en met gejoel worden ontvangen. Maar eigenlijk is iedere bisschop die hiermee wordt geconfronteerd het object van onderling wantrouwen. Op welk niveau ook.
Is het niet paus Johannes Paulus II die zo nadrukkelijk aangaf niet bang te hoeven zijn. Net zoals Jezus 2000 jaar geleden al zei. Angst is altijd een slechte raadgever. Een angstcultuur is dodelijk. Communiceren via achterkamertjes, klokkenluiders, klaagbrieven en andere schimmige kanalen gebeurt vaker dan ons lief is. Is dit een nieuw aspect aan de veelgenoemde angstcultuur in de kerk? Dat we elkaar niet meer onder ogen durven te zien?
Het lijkt alsof de ene helft van het katholieke smaldeel het andere deel in de gaten houdt. En omgekeerd. Praat met elkaar in plaats van over elkaar. Dat zien we terug in het katholiek sociaal denken: conflicten zo dicht mogelijk aan de basis oplossen. Immers, wat is belangrijker: elkaar bemoedigen en opbouwen of achter de rug om konkelen?