Er is commotie in de kerk, in Afrika, in Azië, overal. Kardinaal Robert Sarah bekritiseert de handcommunie. De discussie over zijn beleidsvoornemen gaat de verkeerde kant op, vindt Joost Jansen, norbertijn en prior in de Abdij van Berne.
Sarah is een hoge functionaris in de rangorde van de Rooms-Katholieke Kerk. De kardinaal is leidinggevende (prefect) in een soort ministerie, de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten. In zijn takenpakket zit het bewaken van de geldige en geoorloofde toediening van de sacramenten en het goedkeuren van liturgische teksten.
De Guinees hield de gemoederen al eerder bezig. Hij vond dat de priester weer met de rug naar het volk de eucharistie moest vieren en wilde (tegen Paus Franciscus in) handhaven dat de Latijnse liturgische teksten ‘op z’n Latijns’ vertaald worden in de volkstaal.
Nu steekt hij een vuurtje aan over de wijze van ter communie gaan. Het moet volgens hem weer ‘op de tong’. Op de hand is het werk van de duivel. Die duivel heeft er een ‘duivels plezier’ in dat dit gebruik na het Tweede Vaticaans Concilie breed ingang heeft gevonden. Volgens kardinaal Sarah moet dat uit zijn.
Er circuleren online ontluisterende analyses van #CardinalSarah’s demoniserende uitspraken over het communiceren op de hand. Vincenzo Ferrone, professor moderne geschiedenis aan de universiteit van Turijn, vindt Sarah’s voorstel historisch onzin, want de handcommunie heeft oude papieren met eerbiedige getuigenissen. Daarnaast vindt hij de presentatie van Sarah’s voorstel opruiend en verdeeldheid scheppend.
Kort door de bocht
Ik heb niets met ‘historische wetenschap’ die bewijzen voor de ene of de andere praktijk uit de oude Kerk plaatst tegenover andere ontwikkelingen in de traditie of de eeuwen. Wie dat wil, moet het consequent doen en dan ook maar boetepraktijken uit die eeuwen heroverwegen. Mij is geleerd dat wetenschappers voorzichtig moeten zijn met de bronnen van de oude Kerk. Altijd beseffen dat we met gefragmenteerde informatie werken, en nooit vergeten te vermelden door welke streek, welke taal en welke periode die gekleurd is. Man o man, wat gaat deze discussie kort door de bocht zeg… handcommunie dateert van enkele decennia terug, en we maken er een issue van alsof dat is wat de Kerk nu nodig heeft? Zowel kardinaal Sarah als zijn tegenstanders hebben hun punten. Vast staat, dat de handcommunie in de huidige vorm vragen oproept.
Het verwijzen naar de ‘praktijk van de oude kerk’ is een lastig argument. De voorstanders van de tongcommunie beroepen zich veelal op ‘de traditie’ en vinden de handcommunie maar ‘nieuwlichterij’. Maar het minste dat we daarover volgens mij met de nodige zekerheid kunnen zeggen, is dat de ‘traditie’ veel complexer is dan sommige van deze traditionele of traditionalistische gelovigen willen toegeven of willen doen geloven. De traditie omvat veel meer dan de jaren voorafgaand aan het Tweede Vaticaans Concilie, of zelfs in de periode sinds het concilie van Trente. Het enige dat je uit de traditie van de vroege kerk kunt halen, is dat het ontvangen in de hand een eerbiedwaardige traditie is die moeilijk met een beroep op de traditie afgekeurd kan worden. Temeer omdat het Concilie van Constantinopel III (680-681) de handcommunie juist verplicht stelde.
Lekker losgaan?
Ik denk dat het goed is dat we vragen blijven stellen bij de wijze waarop we de communie ontvangen – op welke wijze dan ook. Het is onzin om, zoals nu gebeurt, lekker los te gaan op de kardinaal en zijn Afrikaanse roots daarbij te onderstrepen. Robert Sarah zoekt overduidelijk bewust op dit onderwerp de confrontatie. In zijn functie vind ik dat erg problematisch.
Al dat gespeculeer over wat God met de Kerk van plan is, met daarbij een ernstig overschat evenement als een mogelijk conclaaf op korte termijn…Mijn twee centen zet ik op: gewoon doen wat we altijd doen, proberen Jezus Christus present te stellen in onze tijd en dat ter plaatse. When they go low, we go heigh – laten we rustig doorgaan het goede te doen, en ons niet van de wijs laten brengen. Net als paus Franciscus, zou ik bijna zeggen.