Politiek speelt met de vrijheid van godsdienst

Vrouwe Justitia

Kerken moeten niet enthousiast weer gaan opstarten. Dat was het devies van premier Mark Rutte tijdens de persconferentie woensdag, na het wekelijkse crisisberaad. Het is de zoveelste keer dat de politiek met de vrijheid van godsdienst speelt met corona als excuus. En het is ook de zoveelste keer dat de kerken, moskeeën en synagogen dit braaf over zich heen laten gaan. Het is tijd voor een beschaafde opstand.

door Frank Bosman

Vanaf 1 juni mogen musea, bioscopen en de horeca weer open, zij het met een maximum van 30 personen. Kerken, moskeeën en synagogen plannen maken om zich vanaf volgende week, nota bene Tweede Pinksterdag, bij deze verlichting aan te sluiten. Zopubliceerde zowel de PKN als de RKK de afgelopen tijd coronaprotocollen die het kerkelijk leven in goede en veilige banen moeten leiden. Maar dat kan niet op veel sympathie van de premier rekenen: ‘Ondanks de uitbreiding naar dertig mensen, is het toch verstandig op een heel kleine bezetting te draaien.’

Waarom alleen kerken?

Dat advies lijkt mij een discriminatoir karakter hebben. Waarom mogen musea, cinema’s en restaurants wel gewoon open met 30 personen, maar zouden de kerken daar, vrijwillig nog wel, van af moeten zien? De enige goede reden om de kerken (en andere ‘kerkgenootschappen’, waaronder moskeeën en synagogen) anders te behandelen dan de rest van de samenleving is als daar een objectieve reden voor is, bijvoorbeeld meer gevaar voor de volksgezondheid. Op dat laatste lijkt Rutte te hinten. Want hij verwees in zijn persconferentie naar de recente uitbraak in een kerk in Frankfurt: ‘Ook bij kerkdiensten in Duitsland zijn helaas weer dingen misgegaan’ en ‘er zijn gewoon risico’s met kerkdiensten’.

Daarnaast verwees de premier naar eigen land: ‘Je ziet dat op sommige plekken in Nederland een behoorlijke virusuitbraak is geweest in kerken. Op dit moment lijkt het mij verstandig als kerken met zo weinig mogelijk mensen bijeen komen. We moeten echt heel zorgvuldig zijn.’ Op de vraag om welke uitbraken het zou gaan, moest de premier het antwoord schuldig blijven: ‘U kunt op de kaart van Nederland terugvinden waar dat precies is geweest.’ Rutte verwees waarschijnlijk naar een discussie uit maart van dit jaar toen in Nederland een stemming ontstond dat de kerken extra gevaarlijk waren.

Echter, het wordt inmiddels steeds duidelijker dat het gaat om slecht geventileerde ruimtes die extra besmettelijk zijn, om het even of dat een kerk, een bar of een bioscoop is (zie nieuwscheckers.nl en Volkskrant). Natuurlijk zijn kerkgebouwen met hun vaak verouderde of zelfs afwezige ventilatiesystemen extra gevoelig voor verspreiding van het virus, maar dat geldt ook voor veel seculiere ruimtes, die vaak worden gekoeld door middel van een airco-systeem, dat sowieso al bekend staat om de verspreiding van ziektekiemen.

Bittere smaak

Hiermee is het verschil tussen kerken en andere openbare gebouwen weggevallen. Rutte kan dus geen onderscheid maken tussen kerkelijke en seculiere gebouwen op basis van het idee dat kerken het virus sneller verspreiden dan bars en hotels. Wat overblijft is een bittere smaak in de mond, de vieze smaak van politiek dedain richting de georganiseerde religie. En het branden van een kaarsje in een Haags kerk spoelt die smaak niet weg. In de ogen van veel Haagse politici en beleidsmakers, maar ook in die van de Amsterdamse zelfbenoemde intellectuele elite en in die van de Hilversumse programmamakers overheerst, nog steeds en misschien zelfs steeds meer, een onrealistisch beeld van religie in het algemeen en van kerken in het bijzonder. En dat wreekt zich in deze coronacrisis.

Het beeld dat Hilversum, Amsterdam en Den Haag uitzenden over religie varieert van ‘hoort achter de voordeur’ (Rutte in 2008) tot ‘iedereen moet zelf geloven wat ie wil’ (Hooghiemstra in 2019). Het maatschappelijk belang van de kerkelijke organisaties – bron van sociale cohesie en vrijwilligerswerk – is ondergeschikt aan het idee van gelovigen als achterlijke middeleeuwers die vergeten zijn door de Verlichting te gaan. Tezamen met het – onterechte – sentiment dat kerken ‘vies’ zijn, namelijk relatief grote bronnen van besmetting, levert dit een politiek klimaat op waarin zo ongeveer alle sectoren van de samenleving voorrang hebben op de kerken.

Vrijheid van Godsdienst

Dit raakt echter nog een veel dieper liggende kwestie, namelijk de Vrijheid van Godsdienst, artikel 6 van de Nederlandse grondwet. Artikel 6.1 regelt het recht voor iedereen in Nederland vrij zijn of haar godsdienst te belijden, ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid van de wet’. De kerkgebouwen mogen immers geen vrijplaats voor criminaliteit worden. Artikel 6.2 bepaalt dat de overheid regels mag stellen, o.a. ‘ter bescherming van de gezondheid’ (denk: corona), maar alleen ‘buiten gebouwen en besloten plaatsen’ (denk: kerkgebouw). De overheid mag zich dus bemoeien met de parkeerplaats voor de kerk, maar niet met het kerkgebouw zelf (behalve de bepaling onder 6.1).

De breedte van de Vrijheid van Godsdienst is natuurlijk niet absoluut, maar tevens zijn de grenzen lastig te bepalen. Zo stelde de Raad van State in een notitie van 7 mei dat de overheid best bepaalde regels mag stellen aan kerkgangers en kerkgebouwen. Zo mag de overheid eisen dat de brandveiligheidsvoorschriften worden nageleefd en die stellen ook een maximum aantal bezoekers aan een (kerk)gebouw. De Vrijheid van Godsdienst wordt daarmee op zich niet geschonden. Maar in dezelfde notie zegt de Raad ook dat het maximeren van het aantal kerkgangers vanwege corona alleen kan worden geregeld door een (spoed)wet en niet – zoals nu gebeurt – door een noodverordening. Dit omdat via het aannemen van een wet het democratisch systeem van checks and ballances wordt doorlopen, iets dat bij een noodverordening niet gebeurt, juist vanwege de tijdnood. De Raad merkt bovendien op dat de maatregelen die de kerken raken nu al tien weken gelden, en dat is erg ruim om onder de kop ‘nood’ te worden gemoffeld.

Kritisch

En dat is anderen ook al opgevallen. In het radioprogramma Dit is de Dag was hoogleraar algemene rechtswetenschap Jan Brouwer al kritisch op de juridische houdbaarheid van veel van de coronamaatregelen. Maar vooral de aantasting van de Vrijheid van Godsdienst valt hem op. Hij zegt daarover: ‘Daar klopt juridisch helemaal niks van. Ik snap de achtergrond van de maatregelen om kerkdiensten te verbieden heel goed, maar als je aan de kerken had gevraagd om tijdelijk te stoppen met kerkdiensten, dan hadden ze dat ook gedaan. We hebben tenslotte ook het handen schudden niet verboden, maar gevraagd dat niet te doen.’

De druk die op de kerken gelegd worden om zich te schikken in de coronamaatregelen is één, het gemak en de gedweeheid waarmee de kerkelijke leiding zich hierin schikt, is twee. Natuurlijk is het van het grootste belang dat rooms-katholieken en protestanten zich houden aan de regels van het RIVM, niet alleen omdat dit nodig is om de pandemie te beheersen, maar ook omdat gelovigen nu eenmaal burgers zijn van de Nederlandse staat, die zich aan het seculier gezag te gehoorzamen hebben binnen een democratisch rechtsstelsel. En ja, er is veel verdriet onder gelovigen en dat gevoel wordt gedeeld, maar niemand protesteert. Geen bisschop neemt de Vrijheid van Godsdienst in de mond. Geen classispredikant waarschuwt voor het frame waarin de kerken zich hebben laten vangen.

Vertrouwen

En natuurlijk, Mark Rutte en zijn regering vertrouwen we een voorlopige opschorting van de grondwettelijke vrijheden wel toe. Rutte mag een rasliberaal zijn, maar hij is geen inherente religiehater. Bovendien neemt de ChristenUnie deel aan het kabinet en die past wel goed op. Maar het nadeel van ‘tijdelijke noodmaatregelen’ is dat ze ongemerkt semipermanent kunnen worden, zeker als er geen hard criterium geven is wanneer ze worden afgeschaft. En doordat niemand weet hoe de pandemie zich zal ontwikkelen, is zo’n harde deadline ook moeilijk te geven.

In 2021 komen nieuwe verkiezingen, en die zullen wel doorgaan. Maar stel dat na de verkiezingen de regering in handen komt van politici die religie principieel wantrouwen en gelovigen even principieel als een soort tweederangsburgers beschouwen. Vinden we het dan nog steeds oké dat deze ‘tijdelijke noodmaatregelen’ van kracht zijn? Ik denk ’t niet. De grondwet is precies bedoeld om dergelijke fluctuaties tussen regeringsperiodes te voorkomen. Daar moeten we niet aan morrelen.

Het is tijd voor een beschaafde opstand. Laten we de Vrijheid van Godsdienst verdedigen, zonder het RIVM te weerstreven. Artikel 6 is, net als de andere artikelen, te waardevol sluipenderwijs te verliezen.