Onder de titel ‘Geroepen om te delen’ hebben zusters, broeders, paters en monniken zich geroerd over de economische crisis in Nederland. Zij schrijven dat ‘een crisis bij uitstek een ‘moment van waarheid’ is om te onderzoeken wat echt van waarde is en hoe we voor een leefbare toekomst voor iedereen kunnen zorgen.
Met de open brief willen de geestelijken, verenigd in de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR), hun ideeën delen over ‘het goede leven’ met iedereen die zich willen inzetten voor de ‘heelheid van de mens en de heelheid van de schepping.’
De brief is vanmiddag gepresenteerd in Den Haag tijdens de zesde Open Kloosterdag. Hieronder publiceren we de volledige tekst van de open brief:
‘Het heeft jullie Vader behaagd je het koninkrijk te schenken.
Verkoop je bezit en geef aalmoezen.
Zorg voor beurzen die niet verslijten, een onuitputtelijke schat in de hemel,
waar geen dief bij kan komen en die geen mot kan aantasten.
Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.
(Lucas 12, 32-34)
Met diverse reddingsoperaties voor grote banken en grote onrust op de financiële beurzen vers in het geheugen, klinken de woorden van Jezus over ‘beurzen die niet verslijten’ verrassend actueel. Alsof hij haarscherp de vinger op de zere wond van onze samenleving legt: als het najagen van financieel en materieel gewin de belangrijkste drijfveer wordt, ligt ongeluk op de loer. Jezus schudt in de passage uit Lucas de gangbare wijze van denken over rijk en arm door elkaar. Wie zijn levensvervulling louter zoekt in ‘dingen’ is arm. Wie de eenzijdigheid van zo’n materieel levensdoel doorziet en durft te leven in verbondenheid met anderen is rijk. Jezus roept ons op te delen met anderen en om te zien naar de armen. Dat is de ‘beurs die niet verslijt’ en dat is ‘de onuitputtelijke schat in de hemel’.
In deze tijden waarin we ons vast lijken te klampen aan elk bericht, al dan niet gefundeerd, over verbeterende vooruitzichten op economisch herstel, vinden we in deze passage een ander soort van goed nieuws: wanneer we ons leven bouwen op verbondenheid met God en met anderen hoeven we niets te vrezen. Dan wordt ons ‘een koninkrijk geschonken’.
De economische crisis is uitermate complex. Een ding is voor ons echter glashelder: een systeem dat enkel draait om winstmaximalisatie is op drijfzand gebouwd. Juist de jacht op snelle winsten, zonder acht te slaan op de gevolgen voor mens en milieu, ligt ten grondslag aan de recente economische crisis. Als er niets fundamenteels verandert in het systeem, stevenen we rechtstreeks af op een nieuwe crisis.
We constateren dat de vrije markt, die de afgelopen decennia hoogtij vierde, heeft geleid tot vergroting van maatschappelijke ongelijkheid. Op 21 januari 2014 citeerde het NRC Handelsblad uit een studie van Oxfam, dat de 85 rijkste mensen op aarde evenveel bezitten als de armste 3,5 miljard mensen op aarde. De rijkste 1 % van de wereldbevolking bezit 65 keer zoveel als de armste helft van de wereld. Tegenover de kleine groep van zeer vermogende mensen, staan grote groepen van de bevolking wier bestaanszekerheid in het geding is. Het gaat om hun huisvesting, hun gezondheid, hun kansen op onderwijs en daadwerkelijke participatie. Groepen mensen die voorheen konden rekenen op ondersteuning door de samenleving, raken steeds verder in de knel. Voortbordurend op de woorden van Jezus, concluderen wij dat een samenleving waar de bestaanszekerheid van de meest kwetsbaren wordt uitgehold geen goede samenleving is.
Tegenover een dergelijke kille samenleving plaatst Jezus het beeld van het koninkrijk Gods. Daarin worden de armsten met zoveel zorg en respect behandeld alsof zij Jezus zelf zijn.
Het toneelstuk De Omdenkers is gemaakt door mensen, die van binnenuit weten wat leven in armoede is. Zij verwoorden bestaansonzekerheid aldus: “Kijk, als je één spijl ziet, weet je niet wat ’t is. Bij twee of drie ook niet. Zelfs niet bij vier of vijf of zes. Maar dan opeens sta je d’r middenin. Midden tussen de spijlen. En dan zie je het. Waarom je het de hele tijd steeds benauwder kreeg: die spijlen, dat zijn tralies.” In dit gesprek tussen twee buurvrouwen draait het om de maatregelen die ze voor hun kiezen krijgen, waardoor ze steeds minder te besteden hebben. “In Den Haag trekken ze zich daar geen ene moer van aan. Voor hun is het: hier even snijden, daar even prikken. Leeft de patiënt nog? Ja? Dan knijpen we hem daar nog even uit.”
Het is deze uitsluiting die paus Franciscus scherp aanklaagt in zijn recente brief Evangelii Gaudium: “Evenals het gebod ‘Gij zult niet doden’ een duidelijke grens stelt om de waarde van het menselijk leven te verzekeren, moeten wij vandaag ‘Nee’ zeggen tegen een economie van uitsluiting en ongelijkheid. Deze economie doodt. Het is toch niet mogelijk dat het geen opzien baart dat een oudere die ertoe is gebracht op straat te leven doodvriest, terwijl een waardevermindering met twee punten op de beurs dat wel doet.” (paragraaf 53)
Paus Franciscus stelt dat wanneer mensen onverschillig zijn voor het leed van anderen, er sprake is van armoede, menselijke armoede. Pedro Arrupe SJ (1907-1991), een ordegenoot van de paus, stelt dat dit niet alleen geldt voor individuen, maar voor de samenleving als geheel. In een toespraak tot het internationaal Eucharistisch Congres in 1976, zei hij dat echte rijkdom pas tot stand komt “als de innerlijke wet van de liefde en niet louter eigenbelang, hebzucht of ambitie ons individuele en gezamenlijke bestaan beheerst, onze politiek bezielt en onze maatschappelijke structuren en instellingen regelt”.
In De Omdenkers stelt een van de personages een pertinente vraag: “Kunnen wij, allen samen, een samenleving organiseren waarin de armsten in veiligheid en waardigheid mogen wonen, werken en liefhebben?” Allen samen, want alleen redden de laag opgeleiden, migranten, gehandicapten en ouderen het niet. Vinden ze mensen die bereid zijn om naar hen te luisteren? Sterker nog: om hun kracht te erkennen en zich door hen te laten gezeggen?
Paus Franciscus spreekt in dit verband zelfs over de noodzaak ons “te laten evangeliseren” door de armen. (Evangelii Gaudium, paragraaf 198)
In de epiloog van De Omdenkers komt een burgemeester aan het woord, die dankzij zijn contacten met een groep daklozen beter oog heeft gekregen voor wat er werkelijk toe doet in het leven. Hij beseft dat zijn kostbaarste bezit zijn geliefden zijn. Hij beseft ook dat we ervoor moeten zorgen dat de wereld “het leven in al zijn kwetsbaarheid eert en viert.”
Zo’n omslag, zo’n ‘bekering’, wensen wij allen toe. De vraag is of wij ons vertrouwen blijven stellen in een maakbaarheidsgeloof, waarbij wij zelf het middelpunt vormen en waarbij wij onze successen behalen, dikwijls ten koste van de ander. Of durven we te onderkennen dat we in het licht van de A/ander – met hoofd- en kleine letter – tot bloei komen? Dat wij geroepen zijn om ruimte te geven aan anderen, om niet alleen onze ‘dingen’ maar ook onze talenten te delen met anderen? In deze vragen liggen volgens ons ook antwoorden verscholen op de diverse crises – economisch, sociaal, ecologisch – waarmee wij momenteel te kampen hebben.
Gelukkig zijn er veel initiatieven gaande in de samenleving waar mensen experimenteren met mens- en milieuvriendelijke manieren van samenleven en samenwerken. Goed nieuws is er te over voor wie ogen heeft om te zien. Het is aan ons allen – politiek, maatschappelijk middenveld en individuele burgers – om de initiatieven die een heilzame toekomst scheppen te ondersteunen en te verbreden.
We roepen de lezers van deze brief dan ook op te blijven zoeken naar een economie die het leven dient, liefst samen met anderen; om hoopgevende initiatieven op dit vlak te ondersteunen en te stimuleren. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.’