Harry van de Kraats, algemeen directeur van de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN), maakt zich zorgen om sociale problemen en problemen met het milieu. Ter gelegenheid van de boekpresentatie ‘Paters van de sociale actie’ van Erik Sengers hield hij onlangs onderstaande voordracht waarin hij pleit voor samenwerking van overheid, georganiseerd bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.
Een van de grote geschiedschrijvers van het katholicisme in Nederland, Lodewijk (Louis) Rogier (1894-1974) schreef ooit dat het leek alsof katholieken geen verleden hadden. ‘Ze waren weggeretoucheerd uit de natie, alsof ze niet thuishoorden in Nederland’.
Erik Sengers doet er alles aan om met zijn vele historische publicaties dit statement te ontkrachten. Steeds weer zet hij het katholieke denken en de katholieke beweging op de kaart. Nu met het boek ‘Paters van de sociale actie’. Ik wil hem bij voorbaat van harte geluk wensen met deze nieuwe publicatie.
Het is mij een groot genoegen hier te zijn vanmiddag. Een bijzondere ambiance. In ieder geval voor mij als protestant van huis uit. Geboren in Veenendaal kom ik uit een nest met wortels in de toenmalige ARP. Ik ben trots op deze achtergrond. De mannenbroeders waren aparte lui: eigenzinnig, idealistisch, met ideeën over de maatschappij, het bij elkaar houden ervan. En ze hielden van een borrel. Mijn vader stierf toen hij 57 was. Hij geloofde in God of toch niet, want hij ging niet naar de kerk. Hij heeft tot het laatst gestreden. Hij geloofde in mij. Ik leerde, omdat hij wilde dat ik ging leren en studeren. Hij leerde mij voetballen wat ik op hoog amateurniveau heb gedaan. Hij stimuleerde mij om wedstrijdzwemmer te worden. Ik zwom twee keer per dag. Ik rende marathons. Ik heb geleerd aan de Universiteit van Utrecht, toen ik rechten studeerde. Ik heb geleerd van het wedstrijdroeien, van besturen, van militaire dienst, van mijn traineeship bij Unilever, van directiefuncties bij TomTom, NS en AWVN. Ik leer elke dag. Ik geloof in dienend leiderschap, in bescheidenheid. Hoe doe ik dat? In een wereld van narcisme. Hoe blijf ik bescheiden en zoekend? Ik geloof in het gesprek, in een groot hart door te investeren in een inclusieve samenleving. Maar ik worstel bijvoorbeeld met het klimaat, ik worstel met veel dingen.
Ik heb geleerd om te genieten, als calvinist, maar het valt niet mee. Ik word er wel beter in. Ik geniet van mijn kinderen, waar ik heel veel van hou. Ik geniet van de mensen die ik liefheb. Wat ons verbroedert, denk ik, is het laatste onderdeel van het programma vanmiddag: napraten onder het genot van een Berne-Abdijbier, ook al dronken de mannenbroeders liever een jenever. Dat is in uw en mijn kring vergelijkbaar.
Ik maak me zorgen. Over de internationale orde. Ik maak me zorgen over het narcisme van Trump, om zijn ongegeneerde America First zonder enige vorm van broederschap. Ik maak me zorgen over China dat fossiele brandstoffen opkoopt in Afrika, dat onze havens opkoopt. Ik maak me zorgen over de Groot Brittannië met Boris Johnson die de nieuwe Churchill wil worden, omdat hij de Tweede Wereldoorlog als het geluk ziet. Ik maak me zorgen over de grote oliemaatschappijen die de nieuwe economieën ondersteunen met fossiele brandstoffen. Waarom zijn ze niet bezig met renawable energy? We moeten, net als met de mobiele telefonie in Afrika, de stap kunnen maken naar renewable energy in groeimarken zonder te grote politieke belangen. Dat hoort bij ons als westerse groeimogendheden.
Ik maak me zorgen over de politiek in Nederland. Het opportunisme. De dag van vandaag. We zijn bezig met incidenten. We moeten naar een maatschappij waarin iedereen meedoet. Werk is belangrijk en heeft waarde. Het geeft het recht van meedoen, eigenwaarde, ontwikkeling, ‘het ertoe doen’. Gelukkig zie ik veel gave bedrijven. Bedrijven die investeren in productiemiddelen waaronder veel sterke en goed opgeleide mensen, vaak onze vrienden en collega’s. Maar wat er ook gebeurt< vreselijk in mijn ogen, is een run op lagere prijs van arbeid. We maken werken complex. Vooral ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt met veel regels, armoedeval en gedoe. Het kan beter.
Ik maak me zorgen over de stikstofdiscussie, de pensioenen en de regels, de CO-2 discussie. We regelen alles dicht. We moeten met verstand nadenken over ons klimaat, maar ons niet laten gijzelen door regels en wetten. Ik verzet me tegen juridisering. In mijn optiek moet het goede gesprek prevaleren. In ons jargon het poldermodel genoemd. We moeten weer in gesprek. De wetten gaan ons niet redden. Het goede gesprek gaat over ‘wat vinden we ervan?’ Dat is wat we nodig hebben.
Ik wil een universeel sociaal fundament voor ALLE werkenden. Ik schreeuw erom met alles in mijn hart. Niemand mag door de ondergrens vallen. Geen taakeconomie die ons gaat verslaan.
Met deze statements sta ik hier voor u in de Abdij van Berne.
Aanleiding
In de publicatie die vanmiddag het licht ziet, besteedt Sengers aandacht aan Pius van Aken, één van de paters van de sociale actie. Een man die een vooraanstaande rol speelde bij het organiseren van werkgevers in het begin van de twintigste eeuw. Een tijd van grote maatschappelijke beroering, waarin overheden en belangenorganisaties antwoorden proberen te vinden op de schrijnende vraagstukken van de industriële revolutie.
In de optiek van Van Aken was de ‘sociale kwestie’ niet alleen een probleem van werknemers. Nee, het was vooral ook een probleem van werkgevers. Van Aken heeft zich beijverd om werkgevers, met name de katholieke werkgevers, op hun sociale verantwoordelijkheid te wijzen en stond aan de wieg van de katholieke werkgeversorganisatie.
Iedere tijd kenmerkt zich door eigen problemen en vraagstukken. Iedere tijd vraagt om eigen antwoorden en oplossingen. Ook in onze tijd bestaan grote sociaaleconomische problemen. Ik wil een aantal van die nieuwe kwesties met u bespreken.
Oorsprong en visie AWVN
De organisatie waar ik algemeen directeur ben, AWVN, is ontstaan in de tijd dat Van Aken volop aan het werk was, in 1919. AWVN bood tegenwicht aan de steeds machtiger wordende werknemersvakbonden. Tot op de dag van vandaag zijn wij die tegenspeler van vakbonden gebleven. Maar we zijn inmiddels veel meer dan dat.
Ondernemingen sluiten zich bij ons aan voor advisering rond arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen. Eigenlijk voor alle aspecten die te maken hebben met ‘het werkgeven’. Dat betekent dat wij ons nadrukkelijk manifesteren en invloed uitoefenen op het publieke debat over wet- en regelgeving. Dat verwachten leden van ons. Dat doen we vanuit onze ideeën over goed werkgeverschap.
Denken in termen van stakeholdervalue
Ik voel me zelf heel erg verbonden met de traditie van de sociaal bewogen ondernemers. U kent ze ongetwijfeld. Bijvoorbeeld Jacques van Marken (1845-1906; Koninklijk Gist- en Spiritusfabriek Delft) en Dirk Willem Stork (1855-1928; Stork-machinefabriek, Hengelo). Ondernemers met vooruitstrevende opvattingen in het debat over de sociale kwestie.
Deze ondernemers begrepen dat een florerende onderneming steunt op de kracht en vakbekwaamheid van wat arbeiders werden genoemd. Of ‘werkenden’ zoals we tegenwoordig zeggen. Wat deze mensen dreef was hun persoonlijkheid (karakter) en de kracht van nieuwe ideeën. Het waren ondernemers die midden in de samenleving stonden.
Nu zouden we spreken over stakeholdervalue. Ondernemingen hebben met veel veranderingen te maken: automatisering, robotisering, internet. Verdienmodellen kunnen van de ene dag op de andere dag verouderd zijn. Ondernemers worden geconfronteerd met fundamentele onzekerheden en vraagstukken. Personeel stelt andere eisen.
Dat vraagt van bestuurders een veel sterkere oriëntatie op wat er in de buitenwereld gebeurt. Ze moeten nadenken over de license to operate. Dat is het bestaansrecht van de onderneming. In mijn optiek betekent dat: denken in termen van stakeholdervalue en denken in termen van belanghebbenden binnen en buiten de onderneming. Kijken naar de onderneming vanuit de invalshoek van anderen: toeleveranciers, medewerkers, buren, maatschappelijke organisaties.
Sturen op stakeholdervalue vraagt om een agenda die niet alleen over cijfers, omzet en winst gaat. De nadruk hierop leidt tot kijken in de achteruitspiegel. Hebben we het goed gedaan? Denken in termen van stakeholdervalue gaat primair over vooruitkijken. Wat willen mensen? Hoe kijken ze tegen de wereld en de onderneming aan?
HR in de directiekamer
Daarmee kom ik op een punt dat mij zeer aan het hart gaat. Deze manier van denken, dat sturen op stakeholdervalue, deze andere agenda, is niet vanzelfsprekend in de bestuurskamers van ondernemingen. Die moet ingebracht worden. Het gaat niet vanzelf. Directie, raad van bestuur, raad van commissarissen zullen steeds indringender vragen stellen over de ‘vermenselijking’ van het ondernemingsbestuur. HR is de factor die hierin voorop moet gaan. HR vervult de mensgerichte functie binnen een organisatie. HR zal veel nadrukkelijker aanwezig moeten zijn in de directiekamers. Directies zullen vervolgens – samen met HR – vakbonden, ondernemingsraden en werkenden betrekken bij de vormgeving van de nieuwe agenda.
Werkenden
Denken in termen van stakeholdervalue nodigt ook uit tot beschouwingen over de grote maatschappelijke vraagstukken van dit moment. Over de arbeidsmarkt van de toekomst bijvoorbeeld of een nieuw sociaal stelsel voor werkenden.
Toen ik bij AWVN begon, nu zes jaar geleden, heb ik mij vurig ingezet voor een ommezwaai in de arbeidsorde. Wij zagen enorme veranderingen op de arbeidsmarkt. Denk aan de toename van het flexwerk. Ons viel op dat instituties, wet- en regelgeving waren (en zijn) afgestemd op een soort standaardwerknemer (voltijdwerkend, ononderbroken loopbaan, vaste baan). Dat is de werkelijkheid al lang niet meer. Wij hebben toen gezegd: ‘niet de werknemer is uitgangspunt van beleid, maar de werkende.’
In het licht van de enorme veranderingen op de arbeidsmarkt maakt het niet meer uit onder welk kopje iemand aan het werk is. ‘Werkenden’ als uitgangspunt nemen in plaats van ‘werknemers’ is geen semantisch trucje. Het betekende een keerpunt in het debat over arbeidsrelaties.
Commissie Borstlap
In het verlengde hiervan heb ik ook een pleidooi gehouden voor een basisregeling voor alle werkenden ongeacht de juridische contractvorm, dus ook voor zzp’ers. Dat was in 2014. Dat stuitte op veel weerstand toen, maar de volhouder wint. De Commissie Regulering van Werk (Commissie Borstlap) heeft onze ideeën in de dit jaar verschenen discussienota ‘In wat voor land willen we werken?’ omarmd. De commissie ondersteunt ons pleidooi voor hervorming van het arbeidsrecht en de sociale zekerheid. Vanuit de overtuiging dat de wereld van werk in rap tempo verandert en dat de wet- en regelgeving daarop moet worden toegerust.
Wij hebben een schriftelijke reactie gegeven op dit rapport van de Commissie Borstlap onder de titel ‘In wat voor land willen we werkgeven?’ In deze reactie geven wij aan dat er niet alleen in de sociale zekerheid veel moet veranderen, maar ook in het arbeidsrecht.
AWVN heeft meegewerkt aan een zogenaamd Wetboek van Werk 2025 (juni 2019). Een schets van hoe het arbeidsrecht er in de toekomst uit zou kunnen zien. Het eerste uitgangspunt van het Wetboek luidt: ‘Uitgangspunt is de waarde van werk in brede zin: voor individu, arbeidsorganisatie, economie en maatschappij. Daarbij hoort een gelijke rechtsbescherming, inspraak en ondersteuning voor en gelijke fiscale behandeling van allen die werken ten behoeve van een ander in diens beroep of bedrijf, ongeacht type werkcontract.’
In dit toekomstige Wetboek wordt vastgesteld dat de Wet cao sterk uitgaat van traditionele arbeidsverhoudingen. ‘De Wet cao oogt verouderd’ staat er. Dat is nogal wat, want de cao is een belangrijk fundament in sociaaleconomisch Nederland en heeft grote impact op de dagelijkse praktijk van werkgever en werkende.
Ontwikkeling cao: opstelling Pius Van Aken
De cao is precies het onderwerp waar ook Pius van Aken zich in zijn tijd druk over maakte. Zijn belangrijkste werk, zijn ‘Tien Sociale Studiën,’ verscheen in 1915. Eén van die tien studies gaat over het collectief contract, de collectieve arbeidsovereenkomst, de cao zoals we dat nu noemen. Ik wil een paar van zijn opvattingen met u delen.
Het is dus 1915. U moet zich realiseren, er is geen Wet cao (die is van 1927), er is geen Wet Algemeen Verbindend Verklaren (die is van 1937). Noch voor werkgevers, noch voor werknemers is het vanzelfsprekend dat zij aangesloten zijn bij een vereniging van patroons, of bij een vereniging van arbeiders. Kunnen de bestaande verenigingen in die tijd zomaar afspraken maken voor hun individuele leden? Hoe kunnen ‘smokkelcontracten’ die werkgevers en werknemers met elkaar aangaan – tegenwoordig zouden we waarschijnlijk zeggen ‘sjoemelcontracten’ – worden tegengegaan? Dat zijn zo de vraagstukken waar Van Aken zich druk over maakt.
Van Aken is een voorstander van de cao. Er zijn natuurlijk nadelen, maar die leggen het af tegen de voordelen. Een van de problemen zou bijvoorbeeld zijn dat het collectief contract tot teveel uniformiteit in de lonen leidt. Ik citeer Van Aken: ‘Minderwaardige arbeiders zullen ‘té véél’, zeer bekwame werklieden ‘té weinig’ ontvangen.’
Maar dit bezwaar is volgens Van Aken eenvoudig te ondervangen door bijv. ‘knappe werklieden’, zoals hij dat noemt, boven het vastgestelde ‘normaal loon’ meer loon te geven. Dit lijkt natuurlijk heel erg op beloningssystemen die we vandaag de dag in ondernemingen hanteren. Het getuigt van vooruitstrevende inzichten bij deze sociale pater.
Een ander punt dat hij opvoert is dat ondernemingen met een collectief contract niet snel kunnen reageren op gewijzigde economische omstandigheden. Vooral op export gerichte bedrijven en bedrijfstakken, moeten de lonen snel kunnen aanpassen als de conjunctuur omslaat. En als de lonen voor langere tijd vastliggen, lukt dat niet. Toch is dit geen fundamenteel probleem voor Van Aken. Dan maak je die contracten minder lang of je maakt afspraken over het meegaan van de lonen met de marktprijzen. Een modern inzicht waar we ook vandaag de dag mee naar buiten komen. Je ziet dat onderwerpen die in de tijd van Van Aken spelen, ook nu actueel zijn.
Van Aken was uitgesproken positief over de cao. De balans van voor- en nadelen slaat bij hem volledig uit naar de voordelen. Van Aken heft een ware lofzang. Het collectief contract zou als ‘een grondwet’ moeten zijn in de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers. Zoals hij het uitdrukt: ‘Het kan zijn als een wonderbaar werkend geneesmiddel tegen allerlei misstanden’ en ‘aan het collectief contract voorspel ik de heerschappij over de naaste toekomst’.
Van Aken kreeg gelijk. De cao is niet meer weg te denken uit ons huidige bestel. Het is een efficiënt en effectief middel om de arbeidsvoorwaarden in ondernemingen en bedrijfstakken te regelen.
Ontwikkeling cao: opstelling AWVN
Voor alle duidelijkheid het contrast tussen Van Aken en AWVN in haar begintijd kan niet groter zijn. AWVN was absoluut geen voorstander van het collectieve contract. AWVN bestaat dit jaar 100 jaar. Bij gelegenheid van ons eeuwfeest (juni 2019) is een jubileumboek uitgebracht en hebben we de opstelling van AWVN tegenover de cao uitgeplozen.
AWVN beschouwde de cao als ‘een jaarlijks abonnement op moeilijkheden’. Schriftelijke, collectieve contracten waren ‘uit den boze’. Vakbonden riepen, zo vreesde men, werknemers elk jaar tot actie op. En die werknemers zouden bij vernieuwing van de cao steeds nieuwe en hogere eisen stellen, ook als het niet goed ging met het bedrijf.
Eén van de voornaamste redenen dat AWVN zo fel gekant was tegen het collectieve contract, was de angst dat de vakbond de cao zou aangrijpen om allerlei vakbondswensen te verwezenlijken, zoals medezeggenschap en boekenonderzoek.
Het idee dat vakbonden zich via het collectieve contract en de medezeggenschap gingen bemoeien met de leiding in de onderneming was ons een doorn in het oog. Mijn toenmalige voorganger, J.J.M. Noback, noemde dat in 1925 een ‘buitengewoon gevaarlijke ontwikkelingstendens’ en een ‘gevaarlijke aanval op de verantwoordelijke leiding’ van bedrijven.
Anders dan Van Aken voorzag AWVN dus niet dat het collectieve contract en de cao een grote vlucht zouden nemen. Pas vlak voor de Tweede Wereldoorlog gaf AWVN haar verzet op. Leden moesten zelf maar beslissen of ze cao’s wensten af te sluiten. In mei 1940 ging de pragmatiek overigens nog verder en kwam AWVN met een ‘model-cao’. Als leden dan toch zo nodig een cao wilden afsluiten dan graag volgens AWVN-voorschriften.
AWVN heeft van de nood een deugd gemaakt. Onze advisering bij cao-onderhandelingen en alle andere onderwerpen die tegenwoordig via de cao worden geregeld – naast lonen en werktijden, zaken als veiligheid, arbeidsomstandigheden, opleiding en scholing, pensioen – is één van onze kernactiviteiten. Maar ik moet toegeven, Van Aken zag veel eerder dan wij de voordelen van de cao.
Platformeconomie
De cao is heel belangrijk geworden in Nederland. En toch is het voortbestaan niet vanzelfsprekend. Dat wordt duidelijk als we kijken naar al die veranderingen die ik aanstipte, maar ook door zoiets als de ‘nieuwe economie’ die zich op dit moment grotendeels buiten het systeem van de cao organiseert, zoals bij bedrijven in de tech‐ en platformeconomie. Het wordt steeds lastiger om betrokkenheid bij de cao te organiseren. Deels heeft dat te maken met de bezwaren van indertijd. Waarom met vakbonden overleggen bijvoorbeeld?
We moeten in veranderende omstandigheden steeds kijken op welke manier arbeidsvoorwaarden het beste kunnen worden geregeld. Want zelfs in de sector van de platformeconomie, ziet men de waarde van het reguleren.
Ik sprak daarover onlangs met de belangenvereniging van webwinkels in Nederland. De zich sterk ontwikkelende en groeiende platformeconomie confronteert ons met nieuwe economische werkelijkheden. Maar ook in deze sector beseft men terdege dat regulering van arbeidsvoorwaarden steeds noodzakelijker wordt. Dat, om in ons jargon te blijven, er een gelijk speelveld moet komen. Een ‘level playing field’ waarin alle betrokken partijen tegen dezelfde voorwaarden kunnen opereren en niemand wordt bevoordeeld.
Afsluiting
Ik sluit af. Zoals Pius van Aken in zijn ‘Sociale Studiën’ zocht naar verbeteringen in de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers, zoekt AWVN naar antwoorden op de actuele sociaaleconomische problemen waar Nederland thans mee worstelt. Sommigen – zoals de Commissie Borstlap – duiden deze problemen als ‘de nieuwe sociale kwestie’.
Er is in de afgelopen honderd jaar veel ten goede veranderd, maar ook vandaag de dag zijn er uiterst actuele problemen die om eigentijdse antwoorden vragen. AWVN mengt zich ten volle in dit debat. Onlangs hebben wij het manifest ‘Waardevol Werkgeven’ uitgegeven. Dat manifest gaat over de wijze waarop in Nederland sociale problemen moeten worden getackeld en hoe werkgevers daarmee om moeten gaan.
Het eerste hoofdstuk van ons jubileumboek start met de in uw kring bekende, zeer sociaal bewogen priester Alfons Ariëns. Waar Pius van Aken aan werkgeverskant zich inzette om werkgevers te organiseren, speelde Ariëns een belangrijke rol bij het organiseren van arbeiders. Deze voorlieden van de katholieke beweging hebben op beslissende momenten hun verantwoordelijkheid genomen.
Dat is wat mij betreft een belangrijke boodschap die ik met u wil delen vanmiddag. De sociale problemen waarmee wij worden geconfronteerd vragen om een gezamenlijke inzet van velen: overheid, georganiseerd bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties.
Van Aken, de man waar Erik Sengers in zijn boek veel aandacht aan besteed, wist dat als geen ander!