’t Is carnaval: Amen.

Voor de één is het een liturgische doorn in het oog, voor de ander een moment van bezinning voordat het jaarlijkse feestgedruis losbarst. De carnavalsmis. Wie een kerk met kleurrijk verklede parochianen en feestversieringen niet ziet zitten, kan beter thuisblijven. Of juist wel naar de kerk komen en zich laten verwarmen door de heilige lichtheid van het bestaan.

Komend weekend is in veel kerken in Brabant, Limburg en Twente de lokale Prins Carnaval met zijn gevolg te gast in de zondagsviering. Wie denkt dat deze viering bestaat uit lallende feestgangers, hoempamuziek, een hossende pastoor en wolken confetti, zit er naast. Tenminste, voor een deel. Die confetti kan kloppen. Ook de plaatselijke blaaskapel treedt vaak aan. En alcohol wordt er zeker geschonken, maar dan alleen achter het altaar.

Sinds enkele jaren woedt de discussie of de carnavalsmis nu eigenlijk wel of niet gepast is. Ook worden pastoor en carnavalsvereniging het niet altijd eens over de invulling van de kerkdienst. Zo is er volgens kerkelijke richtlijnen slechts beperkt inspraak mogelijk in de liturgie. Daar valt natuurlijk iets voor te zeggen. Een kerkelijke liturgie is niet bedoeld voor tonproaters of het zingen van carnavalskrakers – wat overigens niet wil zeggen dat deze geen waarde hebben.

Er zijn ook kerken die geen enkele carnavaleske uitingen toestaan op of rondom het altaar en priesterkoor. Daar begint de schoen al wat meer te wringen. Dat het altaar redelijkerwijs wordt ontzien, oké. Maar geen kleur en fleur op het priesterkoor toestaan, is voor menig carnavalsvierder een wel erg sobere aanloop naar de feestvreugde die voor de vastentijd uitgaat.

Tegenstanders van de carnavalsmis menen dat de waardigheid van de eucharistie in het geding komt. Zij vragen zich af of ‘al dat volk’ na carnaval nog de moeite zal nemen om naar de kerk te komen. Want weet ‘al dat volk’ überhaupt nog wel in welk geloofskader carnaval wordt gevierd? Zelfbenoemde rechtgelovigen denken van niet en zijn daarom voorstander van een ‘zuivere’ liturgie. Want die is – zo beredeneren zij – van zichzelf al feestelijk genoeg.

Omdat het glas half leeg of half vol kan zijn, kun je jezelf ook afvragen waarom je de carnavalsmis juist wél zou moeten vieren. Het staat buiten kijf dat de carnavalsmis in veel parochies meer mensen naar de kerk trekt dan een doorsnee zondagsviering. Zij die komen, doen dat uit vrije wil en met een goed gemoed. Wat dat betreft, kun je geen beter geluimde (potentiële) parochianen over de drempel van de kerk krijgen.

Bovendien kan het vieren van de carnavalsmis – los van de vraag of de pastoor zelf een liefhebber van carnaval is – een teken van verbondenheid zijn. Verbondenheid met de lokale gemeenschap in haar lief en leed, verbondenheid met de (al dan niet kerkelijke) seizoenen van feesten en vasten, en verbondenheid met de vreugde en heilige lichtheid van het bestaan.

Heilige lichtheid van het bestaan? Dat is bijna vloeken in de kerk voor wie de liturgie als een zwaarwichtige aangelegenheid beschouwt. Is ‘al dat volk’ wel op zoek naar de Heer in hun midden, zo kan de rechtgelovige zich afvragen. Deels wel en deels niet. Eigenlijk precies zoals de gemiddelde parochiaan tijdens een reguliere zondagsmis al dan niet oog heeft voor de Hemelse Vader, of in gedachten verzonken nog een nabeschouwing doet van de voetbalwedstrijd op zaterdag.

Een andere prangende vraag is of ‘al dat volk’ wel respectvol en bewust omgaat met het ontvangen van de hostie? Het antwoord daarop weet alleen Onze Lieve Heer. Hij is de enige met X-ray eyes waar het zaken van geloof en het hart betreft. Voor zover bekend, schoof Hij in ieder geval geen enkele zondaar uit de rij. “Komt allen tot mij,” zei Degene die zichzelf zachtmoedig en nederig van hart noemde, “want mijn juk is zacht en mijn last is licht.”

Zachtheid en lichtheid: twee begrippen die we – zeker in deze tijd van angst en buitensporig geweld – vaker mogen benadrukken. Twee begrippen die ook prima passen bij de carnavalsmis. Of zoals een Twentse pastoor ooit op carnavalszondag treffend preekte: “Pluk de dag: de zon schijnt door de ramen. ’t Is carnaval: weg met je zorgen. Amen.”