Universiteiten kunnen leren van John Henry Newman

Het debat over de bestuurscultuur van Nederlandse universiteiten is dankzij studenten van de Universiteit van Amsterdam in alle hevigheid ontvlamd. Theologiestudent Zeger Polhuijs geeft een katholiek perspectief op het debat over de meerwaarde van de universiteit voor de maatschappij.

Het maatschappelijk debat over de bestuurscultuur van universiteiten is in hevigheid ontvlamd. Aanleiding zijn de aanhoudende bezettingen en protesten door studenten en docenten van de Universiteit van Amsterdam. Rode draad in de discussie is de vraag ‘Waartoe is de universiteit op aarde?’, zoals de gelijknamige bundel die vorig jaar tijdens de ‘Nacht van de universiteit’ werd gepresenteerd. Hervormingen en een herbezinning op de betekenis van de universiteit en haar bijdrage aan de maatschappij stonden daarin centraal. Hoe ziet een katholieke bijdrage aan dit debat eruit?

Toen John Henry Newman (1801-1890) rector van de ‘Catholic University of Ireland’ in Dublin was, kwam zijn boek ‘The idea of a university’ op de markt. Het werk is nog steeds actueel over de meerwaarde van de universiteit voor de samenleving.

Newman werkt het idee uit dat een universiteit een plek is waar universele kennis wordt onderwezen. De verschillende wetenschappelijke disciplines hebben op de faculteiten elk hun plek en dragen op hun eigen manier bij aan kennis van het geheel. Volgens Newman hoort theologie thuis aan de universiteit omdat zij kennis geeft over het geheel van de werkelijkheid. Filosofie geeft een brede blik op de verschillende wetenschappen, zegt hij. De vraag die Newman onderzoekt is die van het plaatsen van individuele disciplines in een geheel. Filosofische reflectie behoedt de wetenschappen grenzen van hun vakgebied te overschrijden. Bijvoorbeeld wanneer economen hun modellen als ethische theorie presenteren, als natuurwetenschappers uitspraken doen over theologische thema’s, of wanneer theologen met uitspraken het domein van de natuurwetenschappen binnendringen. De wetenschappen hebben elk een eigen dynamiek, maar blijven verbonden met elkaar dankzij een overkoepelende visie.

Op de universiteit leert de student niet alleen feiten of vaardigheden, maar leert hij vooral om goed te denken, houdt Newman voor. Aan de universiteit moet het onderwijs gemotiveerd worden door de intrinsieke waarde van kennis. De student ontwikkelt zo een verstand dat verschillende inzichten waardeert en verbindt met het oog op een groter geheel. Elke discipline levert daaraan een eigen bijdrage. Daarom moet de universiteit zich ook niet laten beperken door maatstaven van wat ‘nuttig’ wordt geacht. Want, haar bijdrage aan de maatschappij is juist mensen af te leveren die geleerd hebben goed na te denken.

Katholieke studenten, docenten en onderzoekers kunnen in dit debat Newmans visie op de universiteit benadrukken. Het is een perspectief dat in het huidige debat wordt onderbelicht. Op deze manier kunnen we als katholieken helpen met het zoeken naar een antwoord op de hedendaagse sfeer van financialisering op universiteiten.

Vanuit het katholieke gedachtegoed kan het accent worden gelegd op een overkoepelende visie op mens en wereld die niet ten prooi valt aan de reductie tot één of enkele wetenschappelijke disciplines, en waarin filosofie én theologie hun plek blijven behouden. Daarbij sluit ik aan bij bijvoorbeeld katholiek filosoof Alasdair MacIntyre (in: ‘God, philosophy, universities’). Zo’n visie kan voorgesteld worden als model om keuzes te informeren die gemaakt moeten worden in het besturen van een universiteit en het organiseren van de academische praktijk.

Zeger Polhuijs is masterstudent ‘Christianity and Society’ van de School of Catholic Theology aan Tilburg University.