Nuchter portret van Acht Mei Beweging

De bisschoppen hebben de progressieve Acht Mei Beweging over zichzelf afgeroepen. Die conclusie blijft hangen na het lezen van Het andere gezicht van de kerk, een geschiedschrijving van deze beweging door Tom van den Beld. Het boek is leesbaar geschreven en de auteur slaagt erin om met enige distantie te schrijven. Dat maakt het boek tot goed leesvoer voor zowel sympathisanten als tegenstanders van deze beweging.

Het boek is handzaam van omvang en verdrinkt niet in details. Wel noemt Van den Beld veel namen en ligt de nadruk op het vertellen en niet zozeer op de analyse. Het fotokatern toont vooral hoofden van belangrijke mensen uit de beweging – had dat niet spannender gekund?
Als lezer kom je het boek binnen via een lang hoofdstuk dat de (voor)geschiedenis van de Acht Mei Beweging beschrijft. Van den Beld heeft twee doelen: hij wil bijdragen aan de geschiedschrijving van het Nederlands katholicisme en schrijven voor een breed publiek. Op beide punten is hij zeker geslaagd.

Muskens

De Acht Mei Beweging ontstond naar aanleiding van het bezoek van paus Johannes Paulus II aan Nederland in 1985. De bisschoppen wilden tijdens dit bezoek laten zien dat Nederland een ‘goed katholiek’ land was, dat alles onder controle was. Kritische geluiden kregen geen plek. Daardoor voelden vernieuwingsgezinde katholieken zich – terecht! – naar de marge gedrukt en dat lieten zij niet toe. Sleutelmoment was de speech van de progressieve katholiek Hedwig Wasser op 8 mei 1985, waarin ze bewust van de vooraf besproken tekst afweek om een kritisch geluid te laten horen richting het kerkelijk gezag.

Je kunt zeggen: hoe kinderachtig, hoe onbeschoft! De paus is je gast, en dan ga je hem de les lezen over het gebrek aan acceptatie van vrouwen, homo’s en hertrouwde mensen in de kerk en de autoritaire houding van het kerkelijk gezag. Aan de andere kant was dit de enige manier waarop een kritisch geluid kon klinken.

Wellicht was de Acht Mei Beweging er helemaal niet geweest als het episcopaat zich soepeler had opgesteld.

Ook in de jaren die volgden bleven de verhoudingen moeilijk. Van den Beld omschrijft onder andere een (‘gewraakte’) toespraak van bisschop Muskens als een belangrijk moment. De beweging hoopte op steun, maar Muskens uitte in 1996 juist scherpe kritiek. Zijn punt was dat de Acht Mei Beweging Jezus zag als slechts één van vele profeten, het leergezag en priesterambt in twijfel trok, experimenteerde met de liturgie en de parochies opriep om lak te hebben aan het kerkelijk gezag. Deze kritiek werd door de beweging als een koude douche ervaren.

Mensenrechten

Op een paar punten zie je de ‘ligging’ van Van den Beld doorschemeren. Zo schetst hij een flinke tegenstelling tussen pausen Johannes XXIII en Paulus VI – die eerste is in dat frame altijd vooruitstrevend en de tweede conservatief. Daarmee doe je aan beide pausen onrecht. Bovendien laat Van den Beld zich ontvallen dat de katholieke kerk was blijven ‘stilstaan’.

En, tot slot, als hij het thema ‘mensenrechten in de kerk’ behandelt, gaat hij voorbij aan de vraag, of dergelijke rechten überhaupt toegepast kunnen worden op de interne gang van zaken in verenigingen. Het recht op vereniging (een grondrecht) bepaalt immers dat clubs binnen een samenleving hun eigen personeelsbeleid mogen voeren en hun eigen identiteit mogen bepalen. Dat geldt, me dunkt, ook voor de kerk.

Verdwenen generatie

Het andere gezicht van de kerk is een verademing, alleen al omdat de auteur nergens meegaat in de aloude retoriek over de ‘ware geest’ van het Tweede Vaticaanse Concilie. In Nederland zorgde dit concilie (1962-1965) voor een enorme polarisatie. Een groep progressieve katholieken claimde dat de kerk een nieuwe weg was ingeslagen, waarin ruimte was voor diepgaande liturgische veranderingen, vrouwelijke en getrouwde priesters, en een gelijkwaardige positie voor leken en gewijden. De Acht Mei Beweging was bij uitstek een product van deze polarisatie.

Van den Beld constateert aan het eind van zijn boek heel nuchter dat de Acht Mei Beweging eigenlijk de laatste stuiptrekking was van deze vernieuwingsbeweging. Of zoals hij het formuleert: de beweging was ‘duidelijk generatiegebonden’. Hij blijft heel vaag over hoe de invloed van de beweging nu, dertien jaar na haar opheffing, nog merkbaar is. Die invloed is ‘niet geheel verdwenen’, zegt hij, ‘maar leeft verspreid voort in verschillende kleinere geloofsgemeenschappen’.

Tussen de regels door lees je: het is voorbij. De Acht Mei Beweging is verbonden aan de generatie die het Concilie meemaakte en heeft geen opvolger gekregen. Tegelijk brengt deze nuchtere ‘biografie’ de beweging weer tot leven. De motieven zijn zo herkenbaar! Betrokkenheid bij de kerk, de wil om te vernieuwen en om het geloof op eigentijdse manier vorm te geven – wie wil dat niet? De Acht Mei Beweging stak haar nek uit, zo laat dit boek zien. Dat dwingt respect af.

 

Deze recensie is geschreven door Remco van Mulligen