Brief uit de missie 121: Broeder Toon Geerts, vermoord in China

handgeschreven brief

Oudenbosch (sinds 1997 onderdeel van de gemeente Halderberge) is een stadje waar je geweest moet zijn. Niet voor niets is er een museum, gewijd aan de Nederlandse zouaven die anderhalve eeuw geleden paus Pius IX militair te hulp schoten tegen het oprukken van de troepen van Garibaldi. Oudenbosch was het verzamelpunt voor de tocht naar Italië.

Willem Hellemons, pastoor ter plaatse, hield de herinnering aan de katholieke strijders in stand door de bouw van een grote kerk die sprekend lijkt op de Sint Pieter in Rome. Pierre Cuypers (1827-1921) trad op als architect.

Oudenbosch was tevens leverancier van missionarissen. In een artikel legde de Lazarist Theo van Oyen in 1938 een en ander vast over de familie Geerts, met name Antonius Geerts, die als broeder Toon zijn leven offerde in het verre binnenland van China.

Toon, geboren op 28 juli 1875, was niet het eerste lid van de familie die de wereld introk om het katholieke geloof te verbreiden. Twee van zijn broers, zonen van een timmerman-architect, waren hem voorgegaan. Een van hen, de Lazarist Jozef Geerts, werd niet oud. Op 2 september 1899 stierf hij, nauwelijks 24 jaar, in het Chinese missieveld. Hij was een van de vele paters die in dat land door tyfus geveld werden. Vincent, zijn oudste broer en Dominicaan, was werkzaam in de Kongo.

Toon was niet voorbestemd om een leven als missionaris te leiden. Het leek erop dat hij evenals zijn vader een toekomst zou vinden in de Brabantse bouwwereld. Volgens Van Oyen ontving hij voor dat doel een goede en degelijke opleiding, onder meer op een kostschool in het Belgische Hoogstraten. Hij leerde tekenen, schilderen, timmeren enzovoort. Vooral zijn tekenkunst werd geprezen.

Van schilder tot broeder (1899-1903)

In het najaar van 1899 werd de familie Geerts op de hoogte gebracht van het overlijden van Jozef in China. Bij die gelegenheid zou Toon, op dat moment actief als schilder, hebben aangeboden zijn vijf jaar oudere broer in de missie te vervangen.

Van Oyen: “Vader Geerts zegende vol begeestering zijn kind, dat zo edelmoedig, nederig en blij er voor wilde zorgen dat het huisgezin toch weer een nieuwe missionaris in China zou hebben”.

In die tijd reisde menige toekomstige missionaris al in een vroeg stadium naar elders. Jozef Geerts bijvoorbeeld was in 1894 naar China vertrokken terwijl hij nog slechts diaken was. Pas op 6 januari 1895 ontving hij daar zijn priesterwijding.

Bij Toon gebeurde in zekere zin hetzelfde toen hij definitief besloot zich bij de Lazaristen aan te sluiten. In 1900 meldde hij zich aan bij het kleinseminarie van de congregatie in Wernhoutsburg. Twee jaar later stapte hij al op de boot naar het verre oosten. Op 25 januari 1903 legde hij in Shanghai zijn geloften af. Een maand daarna belandde hij als missiebroeder in het apostolisch vicariaat van Yungpingfu.

Capaciteiten

De auteur van het artikel prees de capaciteiten van de jongeman die, om welke reden dan ook, nooit priester werd. Broeder Toon was volgens hem een aanwinst voor de Lazaristen in Azië. “Zo’n schrandere broeder was een kostbaar kleinood voor een missie. Meer dan een bisschop in China had hem gaarne ontvangen”.

Begiftigd met talent op het terrein van de bouw, zou Geerts junior helemaal in zijn element geweest zijn. “Lange jaren werkte hij vrolijk en blij. Onder zijn kundige leiding verrezen kapelletjes, scholen en pastorieën. Ook de meubels werden door zijn zorgen vervaardigd”.

Wat Geerts fabriceerde riep nogal wat bewondering op. “Als de broeder voor iets zorgde wist iedereen dat alles tot in de kleinste bijzonderheden tiptop in orde kwam. De missionarissen lieten dit dan ook geheel en al aan hem over, zodat zij zich aan hun werk als geestelijken konden wijden”.

Antoon kreeg zelfs opdracht om de bisschoppelijke kerk tot stand te brengen. “De kathedraal werd onder zijn leiding gebouwd en door hem eenvoudig maar fris en smaakvol beschilderd”.

De voormalige inwoner van Oudenbosch was dus meer dan een gewone broeder. Dat soort jonge katholieke Nederlanders werd in vele gevallen door priesters gebruikt voor tamelijk eenvoudige werkzaamheden. Overigens werd Geerts in de missie tevens ingezet als bierbrouwer.

Naar het nieuwe en onrustige China (1922)

Antoon Geerts verbleef niet aldoor in China. In 1922 was hij terug in zijn geboortestreek. Maar niet voor lang. Na een korte rustperiode reisde Antoon voor de tweede keer naar het gebied dat na de omverwerping van het keizerrijk in 1912 formeel een republiek met een president was geworden. In werkelijkheid vochten regionale warlords om de macht. Dat ging gepaard met excessief geweld. De missiestaties ontkwamen er niet aan. Zo populair waren de Europeanen, die eerder evenens met geweld het Qing-keizerrijk waren binnen gevallen, immers niet.

Van Oyen: “In 1926 maakte de broeder alle ellende mee van een oorlog tussen Chinese generaals. De bisschopsstad Yungpingfu werd door een van de overwinnende legers veroverd en geplunderd. De missiepost deelde het lot van de stad”.

Broeder Geerts kon het gelukkig navertellen. “Antoon ontkwam nauwelijks aan de dood. Hij werd op de knieën geworpen en bedreigd levend verbrand te worden. Op dit gezicht stelde een van zijn werkjongens zich tussen hem en de soldaten. Er klonk een schot en de jongen viel dood over de broeder heen. Zo bleven beiden liggen, terwijl de soldaten zich verwijderden”.

In het artikel, geschreven in 1938, werd de positieve uitstraling van de missie, met name die van de Brabander, benadrukt. “Meer dood dan levend, maar niet gewond, werd broeder Geerts weggehaald onder het lijk van de jongen, die met zijn leven dat van zijn leermeester redde. Het was een teken hoe geliefd de meester bij zijn werkvolk was en hoe trouw en edelmoedig Chinezen zich konden tonen”.

Vanzelfsprekend liet die ervaring hem niet onberoerd. “Het zenuwgestel van de broeder was meer dan ooit geschokt”. En dat terwijl hij flink last had van een zieke maag. “Het zieke gedeelte werd uit zijn maag verwijderd. Hij herstelde, werkte nog te Yungpingfu en ook enige maanden te Chengtingfu”.

Terug in Nederland (1928)

Broeder Geerts kon blijkbaar niet goed meer functioneren in China. Voor de tweede keer reisde hij terug naar zijn geboorteland. Het gewone leven in Nederland viel hem echter tegen. “De goede broeder had lange jaren onafhankelijk gewerkt en geregeld leiding aan veel werkvolk gegeven. Bovendien sukkelde hij met zijn zenuwgestel en zwakke maag”.

Anders dan in China moest Antoon nu veel zelf doen. “Ondanks zijn zwakke gezondheid wist de broeder met engelachtig geduld, met buitengewoon vernuft en met bewonderenswaardige fijnheid en nauwkeurigheid te schilderen, te timmeren, te plakken, te solderen, te boren of te metselen.

Was er iets moeilijks te maken of bijna iets onmogelijks te repareren, dan was broeder Toon de toevlucht voor allen. Dan schoof hij zijn bril op het voorhoofd of zette die op het puntje van zijn neus, bekeek het voorwerp nauwkeurig van alle kanten, streelde eens door zijn baard, bromde wat in het Chinees. Maar terecht kwam het altijd, ook al kon het van tijd tot tijd wel wat lang duren voordat hij het karweitje onder handen nam”.

Van Oyen: “Met zijn geest vertoefde hij meestal in China. Zijn kamer richtte hij in zoals hij die in China had gekend. Men trof er van alles aan, meestal in volslagen wanorde. Toch was er geen veertje, pinnetje of schroefje of Toon wist dat hij dit in dit of ander doosje opgeborgen had”.

Geerts kon China niet uit zijn hoofd zetten. “Dikwijls neuriede hij onder het werk wijsjes, zoals het werkvolk in China dat placht te doen. Met het minste nieuws uit China maakte men hem blij. Daar bleef hij op doordenken totdat er weer wat anders kwam. Alles wat kon dienen voor de missies of missionarissen in China sleepte hij bij elkaar. Het werd met bewonderenswaardig talent hersteld en met de grootste zorg verpakt.

Broeder Toon was behulpzaam in alles wat missie en missie-actie betreft. Iedereen in de missiehuizen van Panningen en Nijmegen weet van zijn hulpvaardigheid honderden bewijzen aan te duiden”.

Voor de derde keer naar China

Als je de tekst van de Lazarist leest, die Toon persoonlijk had meegemaakt, zou je makkelijk tot de conclusie komen, dat het voor de ouder wordende broeder waarschijnlijk het beste geweest was om in eigen land zijn jaren te slijten. Maar het liep anders voor hem.

Van Oyen: “Een inwendige stem scheen steeds in zijn binnenste te weerklinken. China riep hem, riep hem steeds meer, steeds harder, steeds dringender”.

Geerts, inmiddels bijna zestig, wilde weer weg uit Nederland. “Toen hij merkte dat monseigneur Schraven, bisschop in Chengtingfu, hem nog gaarne verlangde om zijn kathedraal te schilderen, was broeder Geerts niet meer te houden. Op zijn aanhoudend en dringend verlangen stond de overheid [van de Lazaristen in Nederland] hem toe zijn laatste krachten te geven in de missie van China”.

Broeder Toon in Chengtingfu (1937)

Broeder Geerts, ‘zwak en uitgeleefd’, bereikte China voor de derde keer in 1934. “In dezelfde missie had zijn broer Jozef gewerkt en was er door ziekte gestorven. Op enige afstand van de stad was het graf van Jozef. Daar ging hij zo gaarne heen om te bidden. Daar immers rustte degene wiens werk hij was komen overnemen. Hij had de voldoening de beschildering van de kathedraal te voltooien”.

Het lot van broeder Geerts

Het artikel van Theo van Oyen over Geerts is te lezen in een boekje dat de Lazaristen uitgaven naar aanleiding van het vermoorden van een groep Europeanen, onder wie de Nederlanders bisschop Schraven, pater Wouters en broeder Geerts op 9 oktober 1937. De Chinese paters op de zelfde missiepost werd geen haar gekrenkt. Was er een racistisch motief? We zullen het waarschijnlijk nooit weten.

Evenals in andere publicaties van de Lazaristen in die tijd is in het boekje niets te lezen over de manier waarop mgr Schraven zich die dag als beschermer van vrouwen geuit zou hebben. Dat lijkt een fictieve constructie van de naar hem genoemde stichting in onze tijd te zijn (zie eerdere brieven uit de missie, 29 en 60). De mannen die de Europeanen vermoordden hadden de vrouwelijke vluchtelingen gemakkelijk kunnen misbruiken; ze deden het niet. Op de missiepost waren geen ‘troostmeisjes’.

Het boekje van de Lazaristen drukte bovendien de tekst af van de radiotoespraak (‘Lichtbaken’) die pater Henri de Greeve (1892-1974) op 8 januari 1938 hield, met name over het lot van de vermoorde Nederlanders.

“In de avond van 9 oktober 1937 zijn ze ontvoerd door Chinese bandieten, nadat de stad door Japanse troepen was bezet. Mgr. Schraven met een touw om de hals, broeder Geerts met de handen op de rug gebonden. Zij werden ontvoerd door Chinezen, die zich als Japanners verkleed hadden omdat zij, na de bezetting door de Japanners gemakkelijk toegang hadden tot het klooster”.

Over de voormalige inwoner van Oudenbosch, 62 jaar, gaf De Greeve aan: “Broeder Geerts was sedert 1903 in China. Enkele jaren geleden werd tijdens een plundering der bisschoppelijke residentie een Chinese knecht onder de ogen van de broeder doodgeschoten, die zich met de knecht in een kelder had schuil gehouden. Dit feit had hem zo aangegrepen dat hij naar het vaderland terug keerde om van de bekomen schokken en zijn labiele gezondheidstoestand te herstellen. Maar de missie trok hem zo, dat hij in 1934 opnieuw naar China ging”.

De KRO-pater liet zijn luisteraars weten dat hij lang had zitten staren naar het goedige gezicht van broeder Geerts. “Een echt gemoedelijke kop met zijn lange baard. De eenvoud en behulpzaamheid staat er op te lezen. Hij is zo’n echte missiebroeder, zo’n onbetaalbare, zoals we die in vele kloosters vinden – zo een die alles kan en alles weet, voor iedereen klaar, zo’n allemansvriend, zo een die van alle markten thuis is; toevlucht voor allen, die iets te knutselen hebben, waarmee zij geen raad weten. Een heilige factotum, zo’n evangelisch bergredemens, eenvoudig en simpel van hart, die geen vlieg kwaad zou kunnen doen.

Ja, ik kan me begrijpen dat zijn familie van hem hield en het hart voelt krimpen als zij naar de stoel kijken, waarin hij bij zijn laatste verblijf altijd zat. Ik kan me indenken dat ze met hart en ziel aan zo’n goeierd gehecht waren. Wat heeft hij in de missie – deze onbekende weldoener – ontzaggelijk veel gedaan. Wat heeft hij gebouwd en geschilderd aan kerken en kloosters.

Dit soort mensen behoort bij de allereersten, de allerbesten en de grootst verdienstelijken. Zo’n leven gaat voorbij. En als zo’n naam niet bekend werd door een martelaarschap, zouden we hem niet eens kennen, En toch, wat een zeldzame man!”

***

Het boekje uit 1938 eindigde met de worden van Lazarist Theo van Oyen: “De arme broeder Toon stierf als martelaar. Zo werden twee kinderen uit het zelfde edelmoedige gezin in het verre en onmetelijke China verenigd in de dood – de een als jonge missionaris-priester, de ander als oude missionaris-martelaar.

Vader Geerts, Toon heeft uw wens vervuld. Hij heeft het werk van Jozef in China overgenomen en het volbracht zelfs tot aan een bloedig maar roemvol en heerlijk einde. Dat beiden nu met U rusten in Vrede!”

Literatuur
Theo van Oyen en anderen, Ter herinnering aan de roemrijke dood van Mgr. Schraven en zijn gezellen, in Noord-China op 9 October 1937, Nijmegen 1938
Wiel Bellemakers, Vincent Schraven, ‘Antonius Geerts’, z.j.