Brief uit de missie 31: Mgr. Diaz onthoofd in Vietnam

handgeschreven brief

Op 29 april is het 60 jaar geleden dat Mgr. Jose Maria Diaz werd zalig verklaard. In tegenstelling tot de ‘nieuwe zalige’ paus Johannes Paulus II was Diaz een Vietnamese martelaar, die echter door deze paus werd heilig verklaard. De dood van Diaz was gruwelijk: omwille van zijn geloof werd hij onthoofd.

Na de bloedige en langdurige Tayson-opstand kwam er in 1802 een nieuwe keizer op de troon in Vietnam. Gia Long werd de eerste vorst van de Nguyen-dynastie. Hué was de hoofdstad in het midden van Vietnam. In eerste instantie was er sprake van een goede samenwerking tussen Hué en de katholieke koningen van Frankrijk die na Napoleon aan de macht waren gekomen. Maar dat veranderde. Vietnam kreeg steeds meer ambities en oefende zelfs militaire en politieke macht uit in het naburige Cambodja. In Europa deed Gregorius XVI (r. 1831-1846) een oproep tot meer missie-activiteiten.

“Op 12 november 1845 verscheen de pauselijke instructie ‘Neminem profecto’ die het grote handvest werd voor de missionering in de negentiende eeuw”, aldus wijlen Jan Derix in Brengers van de Boodschap, het recente volumineuze overzichtswerk over de geschiedenis van de katholieke missionering vanuit Nederland. “Het stuk was een antwoord op de toenemende activiteiten van de protestantse zendingsorganisaties in Europa die op grote schaal dominees en lekenhelpers uitzonden naar de heidenlanden. Deze ‘missionary societies’ waren in Engeland ontstaan in de jaren dat het Europese vasteland ten prooi was aan revoluties en oorlogen”.

Vooral Franse missionarissen trokken halverwege de negentiende eeuw naar Vietnam. Als ze in de problemen kwamen waren er altijd wel Franse oorlogsschepen die handelend optraden. Zo kregen de paters wat bescherming. De spanningen tussen Vietnam en het katholieke Europa bereikten een climax tijdens het bewind van keizer Tu Duc (r. 1847-1883).

Tu Duc (links) was de vierde Nguyen-vorst. Hij kwam aan de macht nadat de derde keizer, Thieu Tri (r. 1841-1847) op 41-jarige leeftijd gestorven was. Bij zijn overlijden liet de keizer 29 zonen en 35 dochters achter. Tu Duc kwam als overwinnaar te voorschijn in de strijd om de opvolging. Hong Bao, de oudste zoon van Thieu Tri, dolf het onderspit. De oudere prins zocht zijn heil bij de katholieke missionarissen. Op die manier hoopte hij militaire steun uit Frankrijk te krijgen. Ook andere oppositiegroepen hadden hun hoop op het katholieke Europa gevestigd. Keizer Tu Duc reageerde. Voor hem was het duidelijk: alle missionarissen moesten verdwijnen in de richting van waaruit ze gekomen waren: de zee.

Mgr Diaz, bisschop in het noorden van Vietnam
Jose Maria Diaz werd op 25 oktober 1818 geboren in Suegos, niet ver van de pelgrimsstad Santiago de Compostella in het noordwesten van Spanje. Al op tienjarige leeftijd ging hij naar het seminarie. Hij trad toe tot de orde van de Dominicanen. In 1844 werd de jongeman tot priester gewijd. Als missionaris belandde Jose eerst in de Filippijnen, een Spaanse kolonie. Maar al snel werd hij naar het nog niet bezette Vietnam gestuurd. Paus Pius IX creëerde in 1848 het nieuwe missie-bisdom Centraal Tonkin in het noorden van Vietnam. In 1852 werd Diaz als bisschop van het nieuwe gebied aangewezen. Lang in functie bleef de prelaat niet. In mei 1857 werd hij door troepen van keizer Tu Duc gearresteerd. Zijn lot was duidelijk: de bisschop moest sterven.
De onthoofding van de prelaat
In 1877 plaatste het Franse missieblad Missions Catholiques een verslag van de terechtstelling. Met geen woord werd gerept over de situatie van Vietnam in de eerste jaren van het Tu Duc-bewind. Mgr. Diaz was verraden en in de stad Nam Dinh ter dood veroordeeld. Verder niets. Alleen het gruwelijke van de onthoofding van de vrome bisschop werd benadrukt. Het Franse blad gaf het woord aan een ooggetuige, de katholieke Vietnamese soldaat Nicolaas Ky:

“Ik, Nicolaas Ky, momenteel officier, ik gehoorzaam. Ik verhaal wat ik gezien heb toen men bisschop An (Mgr Diaz) onthoofd heeft. Ik had dienst. Ik bevond me buiten de muren van de stad [op 20 juli 1857] tegen de middag. Ik vernam dat men bisschop An ter dood ging brengen. Ik rende naar de gevangenis en drong door tot bij de geliefde pater. Alle soldaten waren gewapend. Pater An bad, met zijn gezicht naar de muur gekeerd. Men bracht de cangue aan om de hals van het slachtoffer. Daarna werd hij naar de executie-plek geleid.

Cangue
De generaal en de kolonel zaten op olifanten. De ondergeschikte officieren waren te voet. Het gezelschap ging door de noordelijke poort. Ik hoorde niet tot het escorte. Toch kon ik de prelaat vergezellen en bij hem blijven.
De bisschop bleef lachen. Met één hand droeg hij de cangue, met de andere zijn ijzeren ketens. Hij liep uiterst moeilijk. Ook kon hij zijn hoofd niet overeind houden. De missionaris kreeg opdracht wat sneller te lopen. Hij antwoordde dat hij niet meer dan zijn best kon doen. Laat de cangue gewoon op je schouders rusten en draag de ketting met je twee handen, riepen de soldaten. De prelaat gehoorzaamde.

Op de plaats van de executie aangekomen vormden de militairen een vierkant rondom de martelaar. De commandant stelde zich buiten het carré op. De kolonel bleef dicht bij de bisschop. Ook ik bleef bij hem. De chef van het escorte vroeg aan de prelaat welk deel van de wereld hij wenste te zien (die afgoden-vereerders zijn op dit punt zeer bijgelovig). Hij antwoordde dat hem dat niet uitmaakte. Rondom de bisschop legde men doeken en kleren en een kussen waarop hij moest zitten tussen de menselijke omheining. Zijn handen werden achter zijn rug vastgebonden.

De beul wilde zijn kleding uittrekken. De bisschop weigerde. Hij zei dat het voldoende was als zijn hals onbedekt was. Alle kettingen werden verwijderd. De officier vroeg de smid voorzichtig te zijn. De patiënt mocht geen pijn lijden. De heilige bisschop antwoordde dat hij geen verdriet had. Bij het ontbloten van de hals pakte de beul de rozenkrans die de bisschop er omheen droeg. Ik verzocht de officier die te bewaren. De beul deed er afstand van. Al die tijd deed de eerbiedwaardige prelaat niets anders dan bidden.

Men plaatste een paaltje tegen de rug van de martelaar. Door middel van twee touwen, een op de borst en een op de maag, bond men hem eraan vast. De officier vroeg of hij gereed was. Het antwoord was positief. De grote mandarijn [generaal] beval met luide stem dat de beul zijn werk moest doen bij de derde trommel-slag. Maar al bij de tweede deed deze een eerste slag met zijn sabel en hakte het hoofd bijna helemaal af. Vervolgens voltooide hij zijn werk. Het hoofd was los en rolde op het kussen.
De grote mandarijn bleef op zijn olifant zitten. Hij gaf opdracht het hoofd in de lucht te werpen. De beul greep het bij de baard en voerde het bevel uit. Vervolgens legde hij het hoofd in een mand. Daarna maakte hij de touwen los. Het kadaver zakte in elkaar. Het lichaam werd vervolgens in doeken gerold. Samen met de aarde die rood gekleurd was door al het bloed ging men de stoffelijke resten in de rivier werpen. Niemand mocht een relikwie van de bisschop hebben. Twee soldaten, heidenen, die doeken in het bloed van de eerwaarde prelaat gedoopt hadden, werden op bevel van de grote mandarijn naar de gevangenis gestuurd.

Nicolaas Ky”.

Het verslag van 1877 meldde dat de twee delen van het stoffelijk overschot, verzwaard met stenen, aan boord van een regeringsschip werden gebracht. “Tien roeiers zorgden ervoor dat de boot tot bij de oceaan gebracht werd. De roeiers mochten alleen vooruit kijken. Achterom kijken was streng verboden. Een kapitein zat op de achtersteven bij de touwen waarmee het lijk en het hoofd aan het schip vastgebonden waren. Eén voor één sneed hij de touwen door. Het was zijn taak te verhinderen dat de christenen deze kostbare relieken konden terugvinden om ze alsnog een eervolle begrafenis te geven.
Gedurende vele dagen en nachten deden vissers alle moeite om de resten van deze illustere martelaar terug te vinden. Zonder enig resultaat, leek in eerste instatie. Later hadden ze meer geluk. Ze hebben het met stenen verzwaarde hoofd met de mand teruggevonden”.

Franse inval in Vietnam
Na de val van koning Louis Philippe (1848) kwam Napoleon III aan de macht in Frankrijk. De (vermoedelijke) zoon van Napoleon Bonaparte trouwde met een katholieke Spaanse prinses. De nieuwe Franse keizer zag er wel brood in de katholieke zaak te ondersteunen. Napoleon III greep de vervolging van missionarissen in China en Vietnam aan om een Franse vloot uit te rusten die in 1857 – samen met de Britten – optrok naar het Verre Oosten. Franse troepen plunderden het zomerpaleis in Peking. Na het succesvol beëindigen van de zogenaamde Tweede Opium-oorlog (1860) concentreerden de Fransen zich op Vietnam. Ze dwongen keizer Tu Duc (en zijn opvolgers na 1883) tot steeds meer concessies. Aan het begin van de twintigste eeuw was Frans Indo-China geboren (Vietnam, Laos, Cambodja). Na het vertrek van de Fransen (na 1954) zetten de Amerikanen, vooral onder president Lyndon B. Johnson (“Johnson moordenaar”), de strijd tegen de ongelovige communisten in het noorden van Vietnam nog voort tot 1974.
Zaligverklaring 50 jaar geleden
Jose Maria Diaz werd op 29 april 1951 door paus Pius XII zalig verklaard. De heiligverklaring volgde op 19 juni 1988. Op de website Unam Sanctam was over deze gebeurtenis op 27 juni 2007 onder meer te lezen: “Alle Vietnamese katholieken die om hun geloof gestorven waren vanaf 1533 werden in 1988 door paus Johannes Paulus II als Vietnamese martelaren heilig verklaard. Onder hen waren er 117 die stierven door de vervolging van christenen, die in feite duurde van 1625 tot 1886 en ongeveer 130.000 levens kostte. Onder de 117 waren 96 Vietnamese en 21 buitenlandse missionarissen. Onder de buitenlanders bevonden zich 11 Spanjaarden, zes bisschoppen en vijf priesters, allemaal Dominicanen. Meer zaligverklaringen worden verwacht”.

Harry Knipschild

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *