De een verguisd, de ander bejubeld(2)

Het eerste deel van deze longread, ‘Broeders uit hetzelfde dominicaanse huis’ leest u hier.

Kentering in statuur                                                                                                                    

Begin jaren ’60 raakt Van der Ploeg in opspraak door een kritisch artikel over hem in Vrij Nederland naar aanleiding van zijn boek  Het Joodsche Vraagstuk, dat  eerder, in 1940, is verschenen.  Hierin laat Van der Ploeg zich negatief en kwetsend uit over Joden en noemt hij hen onder meer nazaten  van de moordenaars van Christus, een standpunt overigens, dat eeuwenlang door de Kerk is verkondigd. 

Het artikel kwalificeert Van der Ploeg als een notoire antisemiet. Joodse lobby’s  doen vergeefse pogingen Van der Ploegs eerdere verheffing tot ridder in de Orde van de Gouden leeuw ongedaan te maken. Ook een tweede boek van hem uit 1954,  De Kerk en Israël, wordt door Vrij Nederland gefileerd en als antisemitisch bestempeld.  Hoewel Van der Ploeg zich in diverse interviews en artikels verdedigt tegen de aantijgingen is de geur van antisemiet tot aan zijn dood als een kwalijke lucht om hem heen blijven hangen.

Schillebeeckx bevindt zich begin jaren ’60 in een ander vaarwater dan zijn confrater. Als gezaghebbend theoloog is hij door het toenmalige Nederlandse episcopaat gevraagd op te treden als één van zijn  adviseurs ten tijde van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). Hij heeft daardoor achter de schermen (in)direct invloed op de inhoud en redactie van een aantal door de Nederlandse bisschoppen ingebrachte conciliestukken. Naast de officiële Vaticaanse spreekbuis die over de voortgang van Vaticanum II rapporteert, is er een parallelle, informelere nieuwsstroom met vooruitstrevende, theologische inzichten en commentaren waarvan  bisschoppen dankbaar gebruik maken. De invisible hand van Schillebeeckx zou in veel van die stukken een rol hebben gespeeld. 

Hoe het ook zij,  Schillebeeckx’ ster reikt  ten tijde van het Tweede Vaticaans Concilie tot hoog in het azuur. De vleugels van de tijd zijn hem en zijn gedachtegoed gunstig gestemd. In de gisting van een in kerkelijk opzicht onstuimige tijd kan zijn progressieve visie op de toekomst van de Kerk, het priesterschap, de sacramenten en het celibaat  rekenen op veel steun. maar er groeit – zij het veel minder – tegenstand. De confrontatie, de botsing tussen extreme, kerkelijke tegenstellingen, explodeert min of meer tijdens het – voor de één befaamde en voor de ander beruchte – Pastoraal Concilie in Noordwijkerhout van 1968 – 1970. In met name restauratieve en behoudende kringen neemt daarna de ergernis over Schillebeeckx’ invloed en theologische opvattingen toe. Professor dr.  Frits van der Meer (1904 – 1994), tijdgenoot van Schillebeeckx  en Van der Ploeg en volgens Kees Fens de geleerdste priester-professor van de Nijmeegse alma mater ooit, noemt hem – messcherp als altijd – een hol vat die al schetterend een doodlopende weg is ingeslagen.                                                      

De jaren na Vaticanum II                                                                                                              

Intussen schrijdt de tijd voort en Van der Ploeg beziet met lede ogen de geestelijke en kerkhistorische schade  en breuk die Vaticanum II heeft aangericht. Hij tracht het in zijn ogen rampzalige tij te keren. In 1971 wordt hij voorzitter van de Stichting tot Behoud van het Rooms-katholiek Leven en hoofdredacteur van het daaraan gelieerde maandblad Katholieke Stemmen. Daarin strijdt hij te vuur en te zwaard tegen de afbraak van de katholieke Kerk, in zijn ogen grotendeels veroorzaakt door gezagsontrouwe priesters en progressieve, katholieke lobby- en actiegroepen. Omdat Van der Ploeg in de omgang niet altijd even gemakkelijk is, ontstaan er in diverse antimodernistische bewegingen en besturen waarin hij prominent aanwezig is, conflicten met als gevolg afsplitsing en decentralisatie. Zo  verlaat Van der Ploeg in 1984 Katholieke Stemmen en richt hij een nieuw en behoudender  maandblad op onder de naam Catholica. In 1993 is de afstand tussen enerzijds Van der Ploeg en diens kerkvisie, en anderzijds de Nederlandse katholieke kerk zo mijlenver geworden dat hij zich aansluit bij Una Voce, een beweging die zich beijvert voor herinvoering van de klassieke Latijnse mis. Hij is een onverwoestbare strijder van de Kerk en haar liturgie van vóór Vaticanum II. 

Schillebeeckx gaat het vanaf begin jaren ‘70 enerzijds voor de wind, anderzijds brokkelt zijn prestige af. In zijn artikels en boeken snijdt hij gevoelige, kerkelijke thema’s aan. Zijn boeken gaan nog steeds als broodjes over de toonbank. Schillebeeckx is een megaster op theologisch gebied; een superster die voortdurend op t.v. verschijnt om zijn mening te verkondigen over Rome en zijn decreten. In 1984 en daarna nòg twee keer wordt hij naar Rome geroepen om zich ten overstaan van de Congregatie van Geloofsleer, toen geleid door de latere paus, Ratzinger,  te verantwoorden. Een aantal van zijn beweringen zou volgens de Congregatie niet in overeenstemming zijn met de officiële leer van de Kerk. Hoewel nooit veroordeeld, zou hij met zijn modernistische denkbeelden tegen ketterij aanschuren. Het komt zijn reputatie in ieder geval niet ten goede.  De innige relatie die hij ooit had met het Nederlands episcopaat verandert in een afstandelijke, eerder kille verstandhouding na de komst van de behoudende bisschoppen Simonis en Gijsen. 

Een burcht te klein …                       

Jan van der Ploeg woont nog geruime tijd – tot 1970 – onder zijn medebroeders in het  Albertinum, de onneembare, rotsvaste dominicaanse burcht met hortus conclusus. Eerder heeft hij zich in Rome beklaagd over de vrijzinnige koers van kardinaal Alfrink. Ook de liberale koers van de Katholieke Universiteit van Nijmegen krijgt ervan langs. Zijn eigen  Orde kan eveneens rekenen op stevige kritiek. Zij fladdert in zijn perceptie te lichtvaardig mee met de waan van alledag en haar eenzijdige bewondering voor Schillebeeckx. Ook binnenshuis, in het Nijmeegse dominicanerklooster, moet het conflict tussen orthodox en progressief voelbaar zijn geweest. Het verdeelt de Orde. Ook de relatie tussen beide broeders wordt er niet beter op en is op den duur onhoudbaar. Van der Ploeg wordt verweten dat hij met Rome correspondeert over de in zijn ogen vrijzinnige en anti-roomse katholieke standpunten van zijn medebroeder en huisgenoot Schillebeeckx. Van der Ploeg wordt neergezet als een verrader, een Judas. Dieptepunt is dan ook dat hij zich vervreemdt van en zich niet meer thuis voelt bij de Nederlandse dominicanen waartoe hij zich al bekende toen hij  16 jaar oud was. Hij verlaat het Albertinum en trekt zich terug in een Nijmeegs appartement waar hij ook sterft. Bij zijn dood zijn er nog enkele In Memoria.  Daarna is en blijft het stil rondom Van der Ploeg. 

Intussen gaat Edward Schillebeeckx tot aan de laatste jaren van zijn leven onverdroten door  met schrijven. Zijn geest blijft scherp en hij kan nog steeds rekenen op veel bijval. De voormalige Katholieke Universiteit van Nijmegen, de Radboud, heeft een Schillebeeckx’ leerstoel ingesteld voor verdere studies in de geest van zijn naamdrager. En  het Albertinum? Het monumentale pand is in 1994 door de Orde verkocht. Nu zetelt en praalt er het College van Bestuur van de inmiddels niet meer katholieke  Universiteit van Nijmegen. 

Tot op de dag van vandaag promoveren jonge theologen op het gedachtegoed van Schillebeeckx  en worden er uitgebreide studies en boeken over hem geschreven. Binnen de Orde wordt hij beschouwd als  een groot theoloog en als wegbereider naar nieuwe horizonten. Daarbuiten lijken er toch ook vraagtekens te zijn over de uiteindelijke betekenis van zijn werk en gedachtegoed voor de Kerk en haar gelovigen op de lange termijn. Desalniettemin houdt de jubel aan. 

Jan van der Ploeg is daarentegen nog steeds een persona non grata. Hij is verguisd, vooral door de media, en neergezet als een onverzoenlijke, oerconservatieve priester. Voor hem gold onvoorwaardelijk het eeuwenoude adagium: extra ecclesiam nulla salus: zonder Kerk  geen heil!  Voor Schillebeeckx gold veel meer het tegenovergestelde: extra mundum  nulla salus: geen heil zonder de wereld.

Kortom: Van der Ploeg en Schillebeeckx, twee Dominicaanse rashonden, de een met de poten stijf in het zand; de ander alsmaar doordravend … En toch hield hun Menner de zelen van hun slede – rijk maar zo verschillend beladen met vracht en schat  –  stevig in  Zijn hand, koersend  naar het Vaderhuis.      


Beeld:  Alexandre François Desportes – study of greyhounds.
Jan van der Ploeg & Edward Schillebeeckx:  duo  canes Domini

Over de auteur: Joop de Vries is mediëvist en publicist