Tijdens de Nacht van de Theologie ging het de hele avond – gelukkig – over theologie. In de reflecties die naar buiten komen nu het feestgedruis is bedaard, klinkt de kritiek dat het allemaal wel heel erg over maatschappij en mensen ging. En zo weinig over God. Nederlands Dagblad laat vandaag genomineerde Selderhuis zeggen: “Het ging amper over God, meer over wat mensen van Hem vinden, of over zingeving. Maar dat is nog geen theologie”.
In hetzelfde artikel word ikzelf aangehaald, en wel een gedeelte uit mijn dankwoord: “In zijn speech bedankt winnaar Bosman ‘Hem door wie wij hier zijn’. Het is de enige persoonlijke geloofsuiting van de avond.” Vele mensen hebben mij gevraagd of dat een emotionele oprisping was of een bewuste keuze. Omdat ik de speech heb voorbereid, is het dus inderdaad een bewuste keuze.
Ook Emiel Hakkenes van Trouw vroeg voor de Vijf Vragen-rubriek, eveneens vandaag gepubliceerd, of ik bewust aan God dacht. “In uw dankwoord dankte u ‘Hem dankzij wie wij bestaan’.” Ook hem antwoordde ik: “Elke theoloog zou God moeten danken. Dat wij bestaan, ja eigenlijk alles, hebben we aan Hem te danken.”
Tijdens de nacht werd ik door collega-theologen aangesproken op mijn 1-minuutcolumn die ik tijdens de avond verzorgde. Ik zei daarin onder andere: “Theologie reflecteert op het geleefde geloof, binnen en buiten de muren van het instituut, op schrift, dogma, leergezag en liturgie, op films, literatuur, videogames, popsongs, videoclips en reclames.” Zij die mij kennen, herkenden hierin de samenvatting van mijn levensproject: kerk, cultuur, geloof en theologie bij elkaar brengen. Collega-theologen merkten op dat ze het waardeerden dat iemand aan de band tussen kerk, geloof en theologie refereerde.
De meeste forumdeelnemers tijdens de Nacht deden inderdaad alle moeite om ‘ambachtelijke’ en confessionele theologie van elkaar te scheiden en dan vooral te benadrukken dat zij van de tweede soort waren. Hoewel ik deze houding begrijp – de kerk doet op dit moment alle moeite om de liefde tot haar te laten bekoelen – vind ik het een groot gemis als kerk en theologie uit elkaar worden getrokken.
Wie zich een (christelijk) theoloog noemt, gaat nu eenmaal uit van het bestaan van God. Van een schepping, een verlossing en van een God die zich met mensen bezighoudt. Wie dat niet (meer) gelooft, betrekt een andere positie in het levensbeschouwelijke debat. Even waardevol, maar geen theoloog. Een theoloog reflecteert op het geloof dat hij zelf deelt met anderen. Het is een fides quaerens intellectum: een gelovig reflecteren op het geloof omdat het geloof daar zelf om vraagt. God vraagt begrepen te worden.
Kerk en theologie hebben elkaar nodig, ook al zijn ze vaak kribbig tegen elkaar. De kerk verwijt de theologen vaak dat ze hun eigen gang maar gaan, het ware geloof verkwanselen en zich niets meer van het leergezag aantrekken. (Even voor alle duidelijkheid: ik herken mijn collega’s van de FKT en mijzelf hier niet in.) De theologen aan de andere kant verwijten de kerkelijke autoriteiten een bekrompen manier van leiderschap, een te kort aan reflectie en een angst voor de boze buitenwereld.
We hebben elkaar echt nodig. Theologen houden de kerk bij de les, houden haar flexibel in de contextualisering van de leer en betrokken op de pastorale mildheid waarmee de spanning tussen leer en geloof wordt gekenmerkt. De kerk houdt theologen gegrondvest in een langere religieuze traditie van waaruit zij naar de wereld en de kerk kijken. Het is het huis waarin zij wonen, ook al mopperen ze op het meubilair.
Frank G. Bosman
Cultuurtheoloog en blogger