Breng ons niet in beproeving. Jezus’ laatste verleiding en het Onze Vader

De Nederlandse en Belgische bisschoppen hebben besloten om de tekst van het Onze Vader licht aan te passen zodat gelovigen aan beide zijden van de grens dezelfde tekst kunnen bidden. Een van de voorstellen is om het traditionele ‘en leid ons niet in bekoring’ te vervangen voor ‘en breng ons niet in beproeving’. Nu klinken beide woorden – bekoring en beproeving – wat archaïsch in de laatmoderne oren. En bovendien is de tekst, in welke vorm dan ook, een exegetisch hoofdpijndossiertje. Want: hoezo laat God ons dan allerlei beproevingen meemaken?

Bekoring, verzoeking of beproeving

De tekst van het Onze Vader zoals katholieken dat in de Nederlanden en Vlaanderen bidden en zingen, vindt zijn oorsprong in Matteüs 6,9-13 en (in een kleinere versie) in Lucas 11,24. De versie van Matteüs is de meest uitgebreide, maar de ‘beproevingstekst’ is dezelfde. De NBV vertaalt ‘en breng ons niet in beproeving’. De NGB vertaalt net iets anders: ‘en leid ons niet in verzoeking’. Bekoring, verzoeking of beproeving, brengen of leiden, het maakt het er echter niet makkelijker op. In het Latijn, de traditionele liturgische taal van de r.k.-kerk klinkt het als: ‘et ne nos inducas in tentationem’, dat ons ook niet veel verder helpt.

God ‘verleidt’ mensen niet

Het probleem met deze frase is natuurlijk dat het gebed lijkt te suggereren dat God ons mensen probeer te verleiden. Op zich is dat nog geen probleem, als het object van die verleiding God zelf zou zijn. God die ons aanspoort Hem lief te hebben, dat kunnen we ons goed voorstellen. Maar in het Onze Vader vragen we God ons niet in verleiding te brengen. Het object van de door God veroorzaakte verleiding is dus iets dat we moeten zien te vermijden. Hoe kan God ons dan ergens toe verleiden, en tegelijkertijd ons voorhouden dat we niet op die verleiding moeten ingaan? Dat is een enorme paradox. Bovendien staat in de Jacobusbrief te lezen:

Wie in verleiding komt, moet niet beweren: ‘Die verleiding komt van God.’ Want God stelt niemand aan verleiding bloot, zoals hij zelf ook niet door iets slechts in verleiding kan worden gebracht. Iedereen komt in verleiding door zijn eigen begeerte, die hem lokt en meesleept. (Jac 1,13-14)

‘Iedereen komt in verleiding door zijn eigen begeerte’. En zo kennen we de christelijke boodschap. Verleidingen zijn menselijke aangelegenheden. Daar mag je God niet de schuld van geven. Hij brengt niemand in de verleiding om het slechte te kiezen. Maar is dat te rijmen met de zin uit het Onze Vader? Bovendien schrijft Paulus:

U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan. (1 Kor 10,13)

God leidt ons niet alleen niet in verleiding, maar – aldus Paulus – Hij geeft de gelovige ook nog eens de kracht om zich tegen de (niet-goddelijke) verleiding te verweren. ‘God, geef me geduld, want ik heb het zo weinig,’ is niet voor niets een van mijn favoriete schietgebedjes. Hetzelfde Griekse woord (peirasmos) wordt overigens door Paulus nogmaals in een hele andere context gebruikt

En hoewel mijn ziekte u er alle aanleiding toe gaf, hebt u mij toch niet veracht of verstoten. U hebt mij in uw midden opgenomen als een engel van God, als Christus Jezus zelf. (Gal 4,14)

Peirasmos

In het Grieks staat er letterlijk ‘de bekoring (peirasmos) van het lichaam’, maar de vertalers – in dit geval van de NBV – hebben er goed aan gedaan ‘ziekte’ te vertalen. Uit de context kan namelijk heel duidelijk worden opgemaakt dat Paulus zwaar ziek in de christengemeente arriveerde.

Een laatste argument om te stellen dat God geen verleidingen over ons uitstort, zoals het Onze Vader lijkt te suggereren, komt uit Lucas 4. In dat hoofdstuk wordt het beroemde verhaal van Jezus in de woestijn verteld. De satan komt naar Jezus toe om hem driemaal te verleiden. Jezus gaat er niet op in, maar slaat de satan om de oren met goed gekozen bijbelcitaten. De passage eindigt met:

Toen de duivel Jezus aan al deze beproevingen had onderworpen, ging hij voor een tijd bij hem vandaan. (Lc 4,13)

Lijden

De verleidingen zijn dus afkomstig van de duivel, de archetypische tegenspeler van God, de vader van Jezus. Maar als we de frase uit het Onze Vader niet moeten vertalen als ‘God, verleidt ons alsjeblieft niet’, hoe dan wel? Als we naar andere passages zoeken met het woord peirasmos valt er één bepaald detail op. Ik geef een paar voorbeelden.

Jezus tegen zijn leerlingen, doelend op zijn lijden: ‘Jullie zijn in al mijn beproevingen steeds bij mij gebleven.’ (Lc 22,28) Jezus tegen zijn leerlingen in de Hof van Olijven: ‘Bid dat jullie niet in beproeving komen.’ (…) ‘Waarom slapen jullie? Sta op en bid dat jullie niet in beproeving komen.’ (Lc 22,40.46)

De beproeving wordt direct gekoppeld aan het (letterlijk) dodelijk lijden van Jezus. Jezus bidt in doodsnood tot zijn hemelse Vader. Wetende dat zijn gruwelijke marteldood aanstaande is, probeert Jezus nog eenmaal of hij er onderuit kan komen. Zelfs voor Gods zoon is de kruisdood geen aantrekkelijk vooruitzicht.

Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt. (Mt. 26, 39b)

Deze scène wordt prachtig uitgebeeld in de film Jesus Christ Superstar (1973). ‘Take me now, God, before I change my mind,’ zo eindigt de Getsemane-scene. In Lucas 4 stond al geschreven dat de duivel na de drie bekende verleidingen van Jezus wegging ‘tot op een bepaald moment’. Dat moment wordt niet in Lucas of een van de andere evangeliën nader uitgewerkt. Sommige filmmakers laten deze ‘vierde verleiding’ plaatsvinden in de Hof van Olijven als Jezus tot zijn vader bidt, bijvoorbeeld in ‘The Passion of the Christ’ (2004), terwijl andere de vierde verleiding maken tot het eigenlijk onderwerp van de gehele film, zoals in ‘The Last Temptation of Christ’ (1988).

Vervolgingen

De verleiding waar Jezus aan moet zien te ontsnappen (of moet zien te overwinnen) is het terugschrikken voor het betalen van de ultieme prijs voor je geloof in God: de dood. Deze betekenis ligt volgens mij ook in andere bijbelse passages met het woord peirasmos, zoals:

Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en zusters, als u allerlei beproevingen ondergaat. (Jac 1,2)

Gelukkig is de mens die in de beproeving staande blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals God heeft beloofd aan iedereen die hem liefheeft. (Jac 1,12)

Verheug u hierover, ook al moet u nu tot uw verdriet nog een korte tijd allerlei beproevingen verduren. (1 Pet 1,6)

Geliefde broeders en zusters, wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks. (1 Pet 4,12)

De Heer blijkt dus vromen uit de beproeving te kunnen redden en onrechtvaardigen gevangen te kunnen houden tot de dag van het oordeel, om hen dan te straffen. (2 Pet 2,9)

Omdat u trouw bent gebleven aan mijn gebod om stand te houden, zal ik u ook trouw zijn wanneer binnenkort de tijd van de beproeving aanbreekt, als heel de aarde en de mensen die er leven op de proef worden gesteld. (Apo 3,10)

Het gaat in deze gevallen om de jonge christelijke gemeentes, net vers gesticht door Paulus of een van de andere rondtrekkende missionarissen. Wie er in die tijd voor koos om christen te worden, deed dat niet zonder risico’s. Uitstoting uit de familie, het verbreken van bekende sociale verbanden, discriminatie en – onder enkele Romeinse keizers – de marteldood. Als de nieuwe bekeerling een Jood was, was de keuze voor de christelijke gemeenschap nog eens extra benauwend. Want hoewel de nieuw-gedoopte zichzelf nog volledig als een onderdeel van de Joodse religie beschouwde, werd hij door zijn Joodse geloofsgenoten voor een afvallige gehouden.

Ultieme prijs voor geloof

Al deze beproevingen hebben te maken met het betalen van de ultieme prijs. Wie in Christus geloofde, aldus de werkelijkheid van de auteurs van de nieuwtestamentische boeken, moest in principe bereid zijn hoon, spot, discriminatie en zelfs de dood te verduren. En dat is wel veel gevraagd, ook voor een enthousiaste, nieuwe christen.

De frase ‘leid ons niet in bekoring/verzoeking/verleiding/beproeving’ is volgens mij gericht op deze situatie. Zoals Jezus in de Hof van Olijven bad aan zijn Vader om ‘deze beker’, dat is zijn marteldood, te mogen ontkomen, zo leert Jezus in het Onze Vader aan zijn leerlingen dat zij hetzelfde van God mogen vragen. Niemand, ook gelovigen niet, zijn verplicht om naar een marteldood te streven. Sterker nog: het evangelie roept niet op het lijden op te zoeken.

Als deze uiterste prijs dan echter wordt gevraagd, als uiterste doch niet-gewenste uitkomst van een radicale keuze voor de Christus, dan dient die prijs overigens wel betaald te worden. In de Hof van Olijven bidt Jezus uiteindelijk ‘maar niet mijn wil, maar uw wil zal gebeuren’, net zoals Jezus in het Onze Vader bidt ‘Vader, uw wil geschiede op hemel en aarde’.

Als gelovigen bidden ‘en breng ons niet in beproeving’, zoals de nieuwe tekst van het Onze Vader luidt, dan vraagt die gelovige aan God om hem/haar nooit in die positie te laten geraken dat hij zijn leven moet geven voor zijn geloof. Nogmaals: het martelaarschap is in de christelijke traditie niet iets waar actief naar gestreefd wordt.

In ons huidig tijdsgewricht zijn het de vervolgde christenen in onder andere Irak en Syrië die deze betekenis van het Onze Vader diep ik hun ziel zullen ervaren. Ze zijn bereid tot het uiterste te gaan voor het belijden van hun geloof in de Christus, maar niemand verwacht dat ze daar verlangend naar uitzien. Zij bidden met hart en ziel dat die beker aan hen voorbij mag gaan.

Artikel geplaatst op 19 augustus 2014.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *