Het geweld in Parijs dreunt nog na. Moslimextremisten hebben dood en verderf gezaaid. In blinde haat werden mensen gedood. Het gebeuren in de Franse hoofdstad heeft ook grote impact in ons land. En dat is niet zo vreemd want niet weinigen zien hun veiligheid fundamenteel bedreigd. Waarom zou wat in Parijs is gebeurd ook niet in ons land kunnen plaats vinden? In de Franse hoofdstad werd de redactie van een satirisch blad vermoord. De terroristen hadden het gemunt op het vrije woord. Hun daad beleven wij als een aanval op de vrijheid van meningsuiting. Dat is een belangrijke vrijheid want zo kunnen wij in onze samenleving, met talloze politieke en levensbeschouwelijke minderheden, op een vreedzame manier meningen en visies uitwisselen. Zo kunnen wij samen zoeken naar waarheid en het realiseren van een rechtvaardige samenleving.
Verantwoordelijkheid
Zoals iedere vrijheid is echter ook de vrijheid van meningsuiting niet onbeperkt. Er zijn wettelijke grenzen maar ook morele grenzen van fatsoen en medemenselijkheid. Wat dat betreft zijn er in onze samenleving ontwikkelingen die ernstige zorgen geven. Want wie de (sociale) media volgt, weet dat daar veel bagger te vinden is. Vaak wordt op de man gespeeld in plaats van op de bal. De islamitische moordenaars in Parijs wilden Allah en de profeet wreken. De slachtoffers van hun moordpartij zijn medewerkers van een agressief satirisch blad. De Islam maar ook andere godsdiensten worden regelmatig flink op de korrel genomen. Nu kan satire, hoe hard ook, natuurlijk geen enkele reden zijn om dood en verderf te zaaien. Maar wij kunnen wel fundamentele vragen stellen bij de kwaliteit van onze onderlinge communicatie. Bestaat er zo iets als een onbeperkte vrijheid van belediging? Moslims zijn als kwetsbare minderheid in het westen extra gevoelig voor minachting en vernedering. De oogst van moedwillig beledigen is alleen maar negatief. Het leidt tot onnodige polarisatie en vervreemding. Juist nu ziet niemand te wachten op het uiteen drijven van goedwillende burgers door louter harde beledigingen.
Humor en zelfspot
Humor en zelfspot zijn voor iedere mens en voor de gehele samenleving van groot belang. Het kan de zwaarte van het bestaan en van allerlei opvattingen op een lichtvoetige wijze relativeren. In katholieke kring is zelfspot heel normaal. Ik denk aan de roomse zelfspot van mensen als Fons Jansen en Herman Finkers. Maar deze spot is nooit vernederend. Naar mijn overtuiging zijn humor en satire, zoals dat ook geldt voor de vrijheid van meningsuiting, nooit onbegrensd. Het is belangrijk om een “wacht bij het woord” te plaatsen. Al vroeg leerde ik tot tien te tellen. Juist in een stevig gesprek of tijdens een verhit debat is het verstandig om even goed na te denken voordat je spreekt. Ook hier geldt dat de toon de muziek maakt. Waarom zou je anderen in hun heiligste overtuigingen kwetsen? Wat is het nut van vernederen om het vernederen?
Zelfcensuur?
Zelfcensuur heeft bij velen een negatieve klank maar is dat wel zo? Als wij alles maar zouden zeggen wat ons voor de mond komt, zouden wij snel grote schade aanrichten. Wat wij denken en voelen is lang niet altijd geschikt voor communicatie. Juist om de onderlinge banden in stand te houden kan zelfcensuur uitermate nuttig zijn. Wij als christenen hebben een eigen motivatie om prudent te zijn in ons spreken. Een hard woord kan meer schade toebrengen dan een flinke klap. Wij geloven dat God de Schepper is van alle mensen. Als schepselen horen wij dus fundamenteel bij elkaar. Verschillen in geloof, taal, cultuur, ras of klasse kan dat nooit ongedaan maken. Een wacht bij de tekenpen in onze hand, bij onze tong maar ook bij het toetsenbord van onze computer heeft dus alles te maken met fatsoenlijk intermenselijk verkeer. Het gaat erom de waardigheid van de ander recht te doen. De schending van het schepsel, raakt ook de Schepper. In onze onzekere en verwarrende tijd moeten wij proberen een onvruchtbaar “wij en zij” denken te voorkomen. Juist nu is het verbinden van alle mensen van goede wil van groot belang. Een kleine groep gewelddadige extremisten mag niet de kans krijgen het samenleven van goedwillende burgers te ontwrichten.
(Deze column van mgr. dr. Gerard de Korte verscheen eerder, op 17 januari, in het Nederlands Dagblad)