Squid game: wil de ware christen opstaan?

Squid Game

De Zuid-Koreaanse Netflix-serie Squid game gooit hoge ogen: iedereen kijkt ’t en iedereen heeft er een mening over, zelfs Noord-Korea. Fans prijzen het acteerwerk van de Koreaanse cast, critici vrezen dat kinderen en masse de gevaarlijke spelletjes uit de serie op het schoolplein gaan nadoen. En natuurlijk doen kinderen dat, want dat doen kinderen nu eenmaal. Bovendien vindt een aantal volwassenen het ook helemaal niet erg te doen alsof ze zelf aan de dodelijke spelletjes meedoen. Ook binnen de christelijke gemeenschap is reuring ontstaan, zoals altijd als een niet-christelijk boek, film of serie een grote schare fans onder de kerkgangers heeft. Sommige christelijke commentatoren lijken zelf best fan van de serie te zijn, maar andere waarschuwen voor een demonisch-satanisch complot.

Wie Squid Game gekeken heeft, weet dat de antikapitalistische boodschap de boventoon voert. Niettemin speelt religie best een interessante rol in de serie, inclusief het christendom, maar niet per se een positieve. Kapitalistisch en religiekritiek lijken hand in hand te gaan. Enkele van de kleinere personages in de serie zijn weliswaar christenen, die bij gelegenheid niet te verlegen zijn voor hun religieuze overtuigingen uit te komen, maar tegelijkertijd gedragen ze zich niet al te deugdzaam. Laten we eens een inventarisatie maken. Hierbij ga ik uit van de Engelse vertaling van het Koreaanse script zoals Netflix die standaard aanlevert.

Levensgevaarlijk spel

Squid Game is een Koreaanse serie over een groep wanhopige mensen, die zo zwaar in de schulden zitten dat ze min of meer vrijwillig bereid zijn een aantal spelletjes met elkaar te spelen op leven en dood. De winnaar gaat er met een fabelachtig geldbedrag vandoor, maar alle andere deelnemers zullen tegen die tijd dood zijn, of beter gezegd, vermoord door elkaar of door gemaskerde bewakers. Het geheel wordt gefinancierd door uiterst verveelde, veelal Westerse, miljardairs, die verder in hun leven niet veel meer te doen hebben dan op het leven of de dood van armoedzaaiers te wedden. Zie hier de stevige antikapitalistische kritiek van de serie: Korea lijkt door de ogen van Squid Game op een land van verveelde rijken en hun eigen organen verkopende klaplopers die de ratrace van het moderne leven definitief hebben verloren.

In de eerste aflevering (‘Red Light Green Light’) ontmoet beroepspechvogel en kind-in-volwassen-lichaam Seong Gi-hun (Lee Jung-jae) een anonieme zakenman-in-pak (Gong Yoo), die hem aanbiedt een kinderspelletje te spelen. Als-ie wint, krijgt Seong geld, als-ie verliest een klap in zijn gezicht. Het geheel vormt een – achteraf gezien – passend begin van het concept van de eigenlijke games. Seong is duidelijk afkerig van de zakenman die hem zomaar op een metrostation aanspreekt: ‘Ik geloof niet in Jezus.’ Als de zakenman aandringt, duwt Seong hem een neppistool onder de neus: ‘Ik kom uit een boeddhistisch huishouden, dus hou op met me lastig te vallen.’ Seong heeft duidelijk ervaring met christelijke straatevangelisatie en is er even duidelijk niet van gediend. Niettemin spelen ze. Uiteindelijk wint Seong geld van de man, die hem een kaartje meegeeft om zich op te geven voor de game.

Bidden

Seongs eigen antipathie tegenover evangeliserende christenen wordt voor de kijkers van de serie verder uitgewerkt in de figuur van Player 244 (Kim Si-hyun as), die gedurende het verloop van de dodelijke games steeds duidelijker en harder gaat bidden. Als Seongs team zich voorbereidt op een partijtje touwtrekken op leven en dood (‘A fair world’), merkt Player 244 op: ‘De enige die ons kan redden nu is de Heer.’ Dat is wel of niet het geval, al naar gelang de theologische positie die je inneemt, want het team van Seong weet door een goede strategie hun potje te winnen, hetgeen voor het andere team een gruwelijke dood betekent.

Na het spel bidt Player 244 zichtbaar maar onverstaanbaar. Ji-yeong (Lee Yoo-mi), een van andere teamleden, confronteert hem: ‘Tot wie ben je aan het bidden? Denk je dat je leeft dankzij God? Je haalt nog steeds adem en je beweegt nog steeds die tong van jou, dankzij die man daar met zijn last minute trucje. Als je iemand wil bedanken, bedank dan hem.’ Player 244 reageert als door een adder gebeten: ‘Jij arm verloren schaap. Kan je niet de kreten horen van hen die aan het kruis genageld werden vandaag? We blijven leven dankzij hun bloed en opoffering. Namens ons allen, zondaars, dank ik God voor zijn keuze en hun offer.’

Misbruik

Het is een terugkerend thema voor Player 244: Gods hand zien in de moordpartijen, waarin hijzelf een actieve rol in vervult. Ji-yeong maakt hem dan ook belachelijk. Ze begint zelf te bidden: ‘Dus we komen allemaal in de hemel als we een paar gebeden mompelen? Shit, dan moet ik ook gaan bidden. Hemelse Vader, we hebben vandaag als team samengewerkt om zoveel mogelijk mensen naar uw kant te sturen. Alstublieft, help ons nog veel meer mensen naar uw kant te sturen.’ Ji-yeongs passieve agressie naar Player 244 krijgt later een biografische ondergrond (‘Gganbu’), als ze aan een andere speler opbiecht dat ze haar vader, een christelijke pastor vermoord heeft, toen ze hem met een mes boven het levenloze lichaam van haar moeder vond. ‘Altijd als hij mijn moeder sloeg en mij het ondenkbare aandeed, was hij aan het bidden voor onze zonden. Maar de dag dat hij mijn moeder vermoordde, bad hij niet. Misschien wist hij wel dat hij niet vergeven kon worden.’

Player 244 is een beetje een vleesgeworden cliché van een kleffe, onoprechte christen, die het ene predikt en het andere doet. Hij looft de Heer die alles controleert, maar hij vermoordt zijn tegenstanders even gemakkelijk zelf: ‘We zijn allemaal al zondaars. Onze handen zijn in bloed gedrenkt.’ Na het gewonnen potje touwtrekken, stelt hij aan zijn teamgenoten voor om, als het eenmaal donker geworden is, het zwakste team alvast uit te schakelen, waarop Ji-yeong schamper opmerkt dat ‘de dienaar van Heer bloeddorstig is’. Later excuseert Player 244 zijn seksisme door te wijzen op Genesis: ‘Er is een reden dat God Eva uit Adams rib schiep. God heeft mannen en vrouwen verschillende rollen en functies gegeven.’ Wederom bekritiseert Ji-yeong hem: ‘Idioot. Dit is niet de Tuin van Eden.’

Opoffering

Als er één opofferend is tijdens de games is dat zeker niet Player 244, maar uiteindelijk de kritische Ji-yeong. Als zij samen met een andere speler, Kang Sae-byeok, op leven en dood moet knikkeren, verliest ze met opzet. De twee vrouwen hebben zo even elkaars levensgeschiedenis gedeeld, wetende dat één van beide het einde van de dag niet zou halen. Ji-yeong vertelt over haar misbruikende en gewelddadige vader. Kang Sae-byeok vertelt over haar vlucht vanuit Noord-Korea. Zij en haar kleine broertje hebben de overtocht gehaald, maar hun vader werd doodgeschoten en hun moeder teruggehaald. Ji-yeong offert zich bewust op – daar waar alle andere spelers uiteindelijk voor zichzelf kiezen, ook Seong – voor Kang Sae-byeok. De Noord-Koreaanse heeft immers nog een reden buiten het spel zelf om te leven – haar broertje – terwijl de dochter van de predikant letterlijk niemand meer heeft om voor te leven. (De enige christelijke figuur die overigens positief wordt neergezet is de zuster die voor de weeskinderen zorgt, waaronder Kangs broertje, alhoewel ze maar enkele seconden in beeld is.)

De onvermijdbare nederlaag van Player 244 vindt plaats bij weer een ander ‘spel’, waarbij de deelnemers over glazen platen moeten lopen – met onder hen de afgrond – die óf van gewoon glas zijn óf van getemperd glas (‘V.I.P.S’). Elke speler baant zo als het ware de weg voor de volgende, steeds één stap en één gebroken ruit verder. Als Player 244 aan de beurt is, zinkt hij op zijn knieën en begint het Onzevader te bidden. Als hij aangekomen is bij het veelzeggende ‘en breng ons niet in beproeving’, krijsen de andere deelnemers achter hem dat ie nu eindelijk op moet schieten: ‘Het is jouw beurt, idioot’. Player 244 breekt zijn gebed af – en skipt daarmee de in deze context eveneens veelzeggende zin ‘en verlos ons van het kwade’ – en schampert: ‘Er is geen volgorde waarin God ons roept. De Dag des Oordeels is gekomen voor ons allemaal. Ieder van ons eindigt toch in de hel.’

Een andere speler probeert Player 244 te dwingen door te lopen, maar valt door de worsteling zelf in de afgrond. Player 244 dankt God voor deze redding, maar wordt direct door weer een andere speler alsnog geduwd en valt alsnog ook in de diepte.

Een ‘prediker’ staat aan het begin van Seongs deelname aan de game, maar er staat ook een echt exemplaar aan het einde. Als Seong uiteindelijk als enige speler nog in leven is en daarmee de game wint, wordt hij – compleet met geldprijs – geblinddoekt en vastgebonden uit een limousine geworpen midden in een stad die doorweekt is van de regen. Vlak bij hem staat een straatpredikant met een pamflet en een rood kruis in zijn handen: ‘Geloof in Jezus of ga naar de hel! Jullie domme mensen, die God ontkennen! Keer in! De Dag des Oordeels komt over ons! Alleen de vurige diepte van de hel wacht jullie. Kniel neer voor God!’ Als hij Seong ziet liggen op straat, doet hij hem zijn blinddoek af en zegt: ‘Geloof in Jezus!’

Kerstmis

Seong heeft weliswaar de game gewonnen, maar hij brengt alsnog zijn bestaan door als de eerste de beste zwerver, zonder zijn fabelachtige rijkdommen aan te spreken. Via een straatverkoper krijgt hij een businesskaartje overhandigd, precies zo een als waarmee het avontuur begon, met daarop de uitnodiging om op 24 december, een half uur voor middernacht (dat is Kerstavond), naar de 7e verdieping van het Sky Building te komen. Daar krijgt Seong de schrik van zijn leven. In een ziekenhuis bed gelegen treft hij Oh Il-nam (O Yeong-su), oftewel Player 001. Oh Il-nam is een oude man met een fatale hersentumor. Tijdens de game sloten de twee ongelijke tegenstanders vriendschap, tot Seong hem bedroog in één van de games om zijn eigen leven te kunnen redden ten koste van zijn vriend.

In de Sky Building legt deze oude man uit dat hij de aanstichter en oprichter van de games is, opgezet om hemzelf en enkele andere superrijken mensen te vermaken. Als je alle geld van de wereld hebt, zo legt Oh Il-nam uit, kan eigenlijk niets je meer boeien. Tijdens hun gesprek wijst de oude man op een kennelijk dakloze man, die beneveld door de alcohol langzaam aan het doodvriezen is in de kou buiten. Oh Il-nam wedt met Seong dat niemand zal komen om die ‘walgelijke, stinkende dronkaard’ te helpen voor middernacht. Op het allerlaatste moment arriveert de politie, daartoe aangezet door een toevallige passant die eerder gewoon leek door te lopen. Oh Il-nam blijkt zo even overleden te zijn en Seong fluistert: ‘Ze zijn er. Mensen kwamen om te helpen. Je zag ’t niet waar? Je hebt verloren.’

De ware christen

De theologie van Squid Game, als ik ’t even zo mag noemen, is in eerste instantie eentje van religiekritiek. In de Zuid-Koreaanse context van de serie – maar zeker niet alleen dáár – zitten Westers christendom – met name in de Amerikaans-protestantse vorm – en Westers kapitalisme veel te dicht op één stoel. Het christendom is populair in Zuid-Korea, maar wordt op dit moment in toenemende mate bekritiseerd om haar welvaartsevangelie. Rijkdom is een teken van Gods zegen. Omgekeerd is armoede een tegen van het tegendeel. Materiële rijkdom en goddelijke genade worden gelijkgesteld, met alle gevolgen voor voornamelijk de onderkant van de harde Koreaanse maatschappij. De christenen die in de serie voorkomen, passen in dit kritische frame (op de zuster na): ze verkondigen de zelfopoffering van een gekruisigde God, maar handelen eigenlijk altijd egocentrisch, waarbij ze hun theologie moeiteloos voor eigen doeleinden weten te manipuleren.

Maar de theologie van Squid Game gaat verder. De interpretatiecrux zit ‘m volgens mij aan het einde van de laatste aflevering (van seizoen 1), waarin Seong en Oh Il-nam elkaar voor de laatste keer – nu in alle eerlijkheid – treffen. De dag en uur van deze bijeenkomst is veelzeggend. Het is Kerstavond, precies om middernacht, dat een hulpbehoevende zwever door een random stranger wordt geholpen. Daarmee bewijst deze vreemdeling het ongelijk van Oh Il-nams levensfilosofie: iedereen is uiteindelijk op eigen geluk en genot uit, altruïsme bestaat niet, de zwakkeren zijn er om door de rijkeren gebruikt te worden (in meerdere betekenissen van het woord ‘gebruiken’). Oh Il-nam deed mee met Seong tijdens de game, niet omdat-ie hem zo leuk vond, maar omdat het spelen van spelletjes hem aan zijn gelukkige jeugd deed denken. En Seong offerde uiteindelijk de oude man om zelf te kunnen winnen. De enige die zichzelf daadwerkelijk opofferde, willens en wetens, was Ji-yeong jegens Kang.

Uit de kerstscene van Squid Game stijgt een diepere theologische kritiek op dan louter aangaande de combinatie tussen Koreaans christendom en kapitalisme. De theologie van Squid Game definieert een soort anonieme christen. De echte christenen, die zich daadwerkelijk opofferen, zijn de zuster van het weeshuis van Kangs broertje, Ji-yeong zelf en de onbekende redder uit de kerstnacht. De nominale christenen uit de serie, Player 244, de pastor / vader van Ji-yeong en de straatpredikant van de laatste aflevering: ze doen niet wat ze belijden, maar zijn op eigen gewin uit in plaats van hun medemensen.

Squid game houdt het christendom van Korea in het bijzonder en het wereldwijde christendom in zijn algemeenheid een spiegel voor: wie is de echte christen? Na het kijken van de serie, weet iedereen ’t antwoord.