Allerzielen werd zopas in Nederland toegevoegd aan de lijst van de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed. Daarmee krijgt de jaarlijkse herdenking van de overledenen de status van beschermde volkscultuur. Het is de eerste keer dat een ‘levensloopritueel’, zoals dat dan heet, deze culturele bescherming geniet. Dat de omgang met de doden en dus de aandacht voor de dood die eer te beurt vallen, lijkt op het eerste gezicht niet te sporen met de tijdsgeest. Verdringen wij in onze samenleving immers niet de dood?
Misschien klopt het toch niet dat wij de dood doodzwijgen, maar hebben wij de hemel opgeborgen en staan wij daardoor sprakeloos naar de dood te gapen. Na het begraven van de hel in de predicatie stierf ook de hemel een stille dood. Niet de dood verdringen wij maar het vervolg op de dood. Het zou ook kunnen dat de mensen niet meer eeuwig willen leven. Het begrip ‘eeuwige rust’ alleen al schrikt af. Dat klinkt immers als eeuwige verveling. De eeuwigheid lijkt op die manier veeleer een dreiging dan een bevrijding.
Misschien is ook dat weer niet helemaal correct en laten mensen gewoon het mysterie van dood en hiernamaals bewust in de schemerzone tussen niets en hoop. Op 2 november wordt trouwens merkwaardig veel gepraat met de doden op het kerkhof. Dat doen mensen toch niet, als zij volkomen zeker zouden zijn dat hun overleden dierbaren nergens toeven. Er is veel geheime vroomheid in deze tijden van twijfel en ongeloof. Als de binnenkant van het volkse denken verborgen blijft, kan de interpretatie van de buitenkant helemaal fout zijn.
Van fascinatie voor de dood, uitzien naar de hemel, geheime vroomheid en foute interpretatie gesproken, in het museum BAM in het Belgische (Waalse) Mons loopt (nog tot 19 januari) de adembenemende tentoonstelling ‘Andy Warhol – Life, Death and Beauty’. Andy Warhol, de uitvinder van de popart en de stichter van de experimentele rockband The Velvet Underground, waartoe de zopas overleden Lou Reed behoorde, was diepgelovig.
Warhol was bovendien katholiek, meer bepaald katholiek-orthodox (geünieerd). Elke dag ging Andy Warhol naar de katholieke kerk op Lexington Avenue, stak er een kaarsje aan en bad er minstens een kwartier met gevouwen handen en gesloten ogen. In zijn vrije tijd deed hij vrijwilligerswerk in een katholieke hulporganisatie voor daklozen en armen. Hij heeft ook een vriend van hem tot het katholieke geloof gebracht, zo krachtig was zijn eigen overtuiging.
Maar buiten enkele vrienden kende niemand Warhols geheime vroomheid. Nochtans doordesemde zijn geloof zijn werk, maar niemand zag die geestelijke grondtoon in zijn oeuvre. Of was het de blinde vlek van de tijdsgeest die het zien verhinderde? Want kunstenaars, zeker als ze tot de avant-garde behoren, worden toch verondersteld ongelovig te zijn? Tot op Warhols uitvaart iemand het verhaal van zijn spiritualiteit uit de doeken deed. 26 jaar later doet de tentoonstelling in het Belgische Mons de bezoeker kijken vanuit die voorkennis. Warhol hadden wij nooit zo gezien. Een spirituele wereld gaat open die wij voorheen voor materialistisch gesloten hielden.
Warhol, de schilder van de consumptiemaatschappij, toont in de repetitie van de stoffelijkheid de onstoffelijkheid van het verlangen. Hij verbindt het heilige met het banale en de religiositeit met de moderniteit. Zijn zeefdrukseries van gezichten zijn plotskalps de iconen uit het kerkje van zijn kinderjaren in Pittsburgh: variaties van hetzelfde thema, telkens anders en toch altijd weer gelijk. Marylin Monroe is niet langer Marylin Monroe. Ze wordt een venster waardoor je kijken kunt buiten tijd en ruimte. Niet toevallig schildert Warhol zijn portretten altijd frontaal, zoals in iconen.
Warhol legde het meest vergankelijke vast op doek, voedsel nota bene. Maar wel in de vorm van blikken Campbell-soep. Niet toevallig. Hij vereeuwigt het conserveren van de vergankelijkheid. Dood en eeuwigheid in eindeloze repetities: wij zijn allen even vergankelijk, maar allen ook geroepen tot behoud. De alledaagsheid van Warhols penseel verhult het innerlijke verlangen van zijn ziel.
Op het einde van zijn leven legde misschien wel daarom Warhol expliciet het meest onvergankelijke vast: het Laatste Avondmaal van Da Vinci. Dat werk kende hij enkel van een prentje. Dat prentje heeft hij verknipt, gereduceerd, uitvergroot tot enkel nog gehakkelde lijnen overbleven, van kleurstroken voorzien, leeggehaald, opnieuw gevuld, uitgepuurd tot etherische soberheid. Je wordt er stil van: de meester zit bij de Meester.
Toch is het vreemd dat wij pas begrijpen wat de kunstenaar bedoelde, als wij zijn binnenkant hebben leren kennen. Misschien is dat met onze kijk op de samenleving en haar aan- of afwezigheid van fascinatie voor de dood ook zo: zonder de binnenkant te kennen begrijpen we de buitenkant niet.