In de eerste eeuwen van zijn bestaan had het christendom te lijden van vervolgingen, maar hoe zwaar die ook waren: het waren uitzonderingen. De meeste tijd konden de christenen in het Romeinse Rijk ongestoord hun geloof belijden en in de vierde eeuw werd het christendom zelfs de officiële godsdienst in dit rijk.
De christenen zaten dus niet honderden jaren angstig verscholen in hun catacomben omdat ze bang waren voor de leeuwen te worden gegooid. Integendeel: in die tijd legden ze de basis voor de leer en praktijk die we nu nog kennen. En dat bracht met zich mee dat ze de gelegenheid hadden om het hierover met elkaar oneens te zijn.
Modalisten, marcionisten, montanisten en gnostici; arianen, donatisten, circumcelliones, jovinianisten, priscilianisten en pelagianisten: ze komen allemaal voorbij in het boek dat de Britse theoloog Jonathan Hill schreef over de eerste vier eeuwen van het christendom. Het gaat niet alleen over de manier waarop uiteindelijk de leer van de rooms-katholieke kerk tot stand kwam, maar ook over de ontwikkeling van de liturgie, het kloosterleven, de positie van de christenen in de toenmalige samenleving en – niet in het minst – over de manier waarop het christendom uit het jodendom ontstond.
Hill staat erom bekend dat hij ingewikkelde zaken op een overzichtelijke manier weet uit te leggen en met dit boek maakt hij zijn reputatie opnieuw waar. Heel systematisch weet hij de huidige stand van de wetenschap weer te geven. Hij heeft een enorme kennis van zaken en weet ook precies uit te leggen op welke punten de geleerden het oneens zijn of in het duister tasten bij gebrek aan bronnenmateriaal. Een aanrader voor iedereen die zich wil verdiepen in de vroegste geschiedenis van het christendom.
Afbeelding: Fragment van het evangelie volgens Marcus, handschrift derde eeuw.