Column: geestelijke begeleiding… of zoiets

Slak

Biechtvader, geestelijk begeleider, vriend… we hebben er geen naam aan gegeven en dat hoeft ook niet. Af en toe kom ik langs voor een spreekwoordelijke kop koffie. Om ‘zomaar wat te kletsen’… al is het, hoewel gezellig, alles behalve leeg geklets.

door Simone Ooms

Als je aan een studie theologie begint, kom je jezelf (en daarmee bedoel ik met name je eigen overtuigingen) onherroepelijk een keer tegen. Als je de geschiedenis bestudeert, de verschillende christelijke stromingen die er (geweest) zijn, de manier waarop de Bijbel tot stand is gekomen… dan realiseer je je dat veel dingen heel anders hadden kunnen zijn en dat je zelf vooral een product bent van je opvoeding. Er wordt stevig geschud aan de fundamenten van je geloof en andere persoonlijke overtuigingen. ‘Ze doen er op die universiteit alles aan om je geloof te slopen en stuk te analyseren,’ zegt hij wel eens met een knipoog en een serieuze ondertoon.

Is het een probleem? Nee. Ja. Soms begint er ineens wat te schuiven. Soms heb ik het idee dat ik naar aanleiding van één klein dingetje een hele boekenkast over me heen getrokken heb – KLABAM!!! Daar lig ik dan, bedolven onder een verlammende hoeveelheid theoretische kennis. Dan kan het veel lucht geven als iemand die zware kast weer even overeind zet en laat voor wat-ie is. Concreter: om al je vragen en twijfels eens hardop tegen iemand uit te kunnen spreken. Om een sparring partner te hebben die je niet de kerkelijk correcte antwoorden oplepelt, maar je helpt om ze zelf te zoeken en in je dagelijkse leven nader vorm te geven. Uiteindelijk levert dat alleen maar een verdieping op – maar pfoeh, wat een klus is het soms!

Hij is een tochtgenoot bij alle slingerbewegingen die ik maak: klerikaal of antiklerikaal (en alles daartussenin), kerkelijk devoot of spiritueel vaag (en alles daartussenin), volgzaam of keihard met mijn kont tegen de krib (en alles daartussenin), God heel dichtbij ervaren of juist ver weg (en alles daartussenin), roeping ervaren – of is dat toch ‘gewoon’ de profane,  menselijke wens om me te ontwikkelen?

In een goede, oordeelvrije sfeer kan ik mijn vragen op tafel leggen, waarop we deze met zijn tweetjes in alle rust van alle kanten bekijken… en weer terugstoppen in mijn rugzakje. Soms kom ik wat verder, soms ook niet. En dat is helemaal oké.

Op sommige punten zal ik vroeg of laat een keuze voor een bepaalde richting moeten maken: wil ik bijvoorbeeld na mijn studie in de geestelijke verzorging aan het werk of toch in de kerk? Ook hierin maak ik een voortdurende slingerbeweging: de professionaliteit en het er zijn voor iedereen zijn (dus niet alleen mensen binnen je eigen clubje) in de geestelijke verzorging spreken me enorm aan… maar het soms wel erg klinische en het bezig zijn met de positionering van ‘het vak’ juist minder. In mijn stage heb ik me soms meer ‘behandelaar’ gevoeld dan ‘pastor’. Heb ik daar zin in? Bén ik dat?

Bij de kerk voel ik in ieder geval meer emotie. The good, the bad and the ugly, that is. Niet gehinderd door een kerkelijke opvoeding heb ik enorme idealen van wat een kerk is – of beter gezegd: volgens mijn eigen ideeën zou moeten zijn. En op zich zijn mijn ideaalbeelden ook niet zo gek of afwijkend, denk ik zelf. Maar behalve dát is een kerk natuurlijk ook maar gewoon een club mensen; met menselijke beperkingen en menselijk gedoe. En daar waar ik zelf niet gehinderd word door een kerkelijke opvoeding (sorry, heilige huisjes!), worden andere clubleden weer niet gehinderd door een professionele ‘opvoeding’ in wat ze op school ‘sociale beroepsvaardigheden’ noemden. De confrontatie met dat aspect van de praktijk valt me regelmatig zwaar. Heb ik een te kort lontje voor dit soort dingen of kan ik omschakelen naar een andere modus? En vooral: bén ik dat?

Net als ik denk ergens een ‘definitief’ antwoord op te hebben, zet de slinger weer een tegenbeweging in. Mede dankzij hem raak ik er niet meer zo van in paniek. Het is oké: dan gaan we daar gewoon weer mee aan de slag… en met alle trage vragen die daarbij worden opgeroepen.

Ik zit gelukkig niet tegenover een psycholoog of andere behandelaar die binnen een x aantal sessies een bepaald resultaat met me moet zien te behalen.
Wat dat betreft is dit, welk labeltje je er ook aan wilt hangen, een enorme verademing.

‘Waar ga je naartoe?’ vraagt iemand me. ‘Naar mijn geestelijk begeleider,’ antwoord ik.

Ja, dat is het goede woord.

Vandaag dan.