De letter of de geest van de wet?

Deel 1: banken

Er komt steeds meer regelgeving, in vrijwel alle sectoren. Wat betekent dit voor onze samenleving? Wordt alles steeds beter geregeld, of zijn er ook schaduwzijden? Ik ben econometrist en theoloog, en probeer hier met een brede blik naar te kijken.

In het eerste deel van deze serie kijk ik naar banken: mijn eigen sector. Regelgeving voor banken raakt ons allemaal. Het onderwerp klinkt erg ver van het bed voor de meeste mensen en daarom hoor je er weinig over in de media. Dit is ten onrechte in mijn ogen. Banken kunnen niet meer omvallen, maar kunnen ze nog iets goeds doen voor de samenleving? Zeker met de uitdagingen waar we nu voor staan: milieu, inflatie en energietransitie – om die op te lossen hebben we ook de banken nodig. En denk aan de impact op je eigen leven! Wat als je je geld kwijtraakt, of een bank je bedrijf een bankrekening weigert?

Je moet ervan uit kunnen gaan dat een bank goed met je geld omgaat. Als individu ben je vrijwel niet in staat dit zelf na te gaan, en zowat iedereen is afhankelijk van banken, dus regelgeving voor banken is in principe goed. In de kredietcrisis van 2008 hebben we gezien wat er gebeurt als het misgaat; banken sleurden de hele economie mee, en moesten massaal “gered” worden met belastinggeld. Sindsdien zijn kapitaalvereisten aangescherpt en er is een stortvloed aan nieuwe wet- en regelgeving voor banken gekomen.

De manier waaróp regels worden toegepast is net zo belangrijk als de regels zelf. Het is belangrijk dat we altijd het doel van de regels voor ogen blijven houden. Bij een aantal nieuwe wetten zijn problemen ontstaan. De regel is belangrijker geworden dan de geest, en het beeld naar buiten (het voorkomen van schande) is belangrijker geworden dan de interne moraal.

Neem anti-witwas-regelgeving, die de afgelopen jaren explosief toegenomen is. Er moet ontzettend veel informatie opgevraagd en gecontroleerd worden. De kosten stijgen daardoor en worden doorbelast aan de klant. De wetgeving wordt hard nageleefd. Er worden fikse boetes uitgedeeld, en vaak wordt de CEO persoonlijk hierop aangesproken. Het lijkt dan wel alsof de bank heeft meegewerkt aan witwassen, terwijl het gaat om klantendossiers die niet op orde zijn. Het draait vrij weinig om het daadwerkelijk aanpakken van witwassen. 

Het gevolg voor klanten is dat het steeds lastiger wordt om aan een bankrekening te komen in sommige sectoren, of als je bijvoorbeeld een neef in Rusland hebt. Banken hebben geen zin in gedoe en verkopen liever nee.

Dat het systeem van regelgeving meer om de letter dan de geest van de wet draait, blijkt ook uit de recente rechtszaak van Bunq tegen DNB (de toezichthouder). Een unieke zaak; de eerste keer dat een bank een rechtszaak aanspant tegen een toezichthouder. Bunq volgde niet het protocol, waarin staat dat banken min of meer aan klanten moeten vragen of ze van plan zijn te gaan witwassen, maar beweerde een beter systeem te hebben om witwassen te detecteren. Bunq is in het gelijk gesteld bij de rechter.

Hoe zit regelgeving voor banken in elkaar, en waar zit het probleem?

Laten we beginnen bij de regelgever. Er is een sterke politieke roep om banken te hervormen en ze dienstbaarder te maken aan de samenleving. Financiële wet- en regelgeving is zo complex dat weinig volksvertegenwoordigers die echt kunnen toetsen. Dit geldt ook voor de meeste kiezers. Veel wordt aan specialisten overgelaten die vaak weinig oog hebben voor de nadelige effecten van wet- en regelgeving buiten hun aandachtsgebied.

Vervolgens de toezichthouder. Er staat ontzettend veel politieke druk op bankentoezicht; je kunt je wel voorstellen wat er in de kranten komt te staan als er iets mis is gegaan bij een bank en de toezichthouder te laks is geweest. De toezichthouder legt daardoor een enorme druk op bankdirecties.

Gevolg is dat de bankdirectie voor alles verantwoordelijk wordt, maar lang niet alles kan overzien. Dit is dus schijnverantwoordelijkheid. Banken zijn vaak banger voor de toezichthouder dan voor de risico’s zelf. Het is stukken eenvoudiger om de protocollen na te leven dan om zelf na te denken over de echte risico’s, en de discussie met de toezichthouder aan te gaan. Onder de schijnwerpers van toezicht ontstaat vaak een bedrijfscultuur waarin het beeld naar buiten belangrijker wordt dan moreel handelen.

Kortom, het begon met een -zeer terechte- (volks)woede tegen het disfunctioneren van banken. Dit heeft helaas geleid tot de schandpaal. Een systeem waarin iedereen naar elkaar wijst en niemand echt verantwoordelijk is.

Een bank zal nu niet zo snel omvallen, maar bankieren gebaseerd op wantrouwen werkt niet. Banken moeten goede beslissingen nemen, ze moeten vandaag investeren in de economie van morgen. Dit heeft een invloed op milieu, energie, voedselvoorziening. Sinds vorig jaar is er een uitgebreide rapportageplicht op het gebied van ESG-criteria (Environmental, Social and Governance); dit zijn maatstaven voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het idee is dat transparantie banken moet aanzetten tot het maken van betere keuzes, “naming and shaming” dus. Niemand wil onderaan het lijstje bungelen.

Verantwoord ondernemen is niet volledig in regels te vangen. In mijn ogen kunnen de regels wel verbeterd worden maar zijn zij niet het echte probleem. Regels zijn hard nodig, en functioneren zo lang de geest van de wet voorop staat. Er is vertrouwen nodig, maar geen blind vertrouwen. Bankdirecties, bankmedewerkers en toezichthouders moeten meer ruimte krijgen om zelf beslissingen te nemen. Dit zal echter nooit gaan zonder persoonlijk risico en de bereidheid om offers te brengen (soms de schuld op je te nemen van iets dat je niet zelf hebt gedaan). Dit maakt het enorm lastig. Achteroverleunen en strikt het protocol volgen klinkt een stuk makkelijker. Maar dat alternatief voor vertrouwen is nog minder aanlokkelijk.

Guido Jacobs (guidojacobs[a]hotmail.com) is theoloog en econometrist en zal in een aantal artikelen zijn licht laten schijnen op de maatschappelijke gevolgen van regelgeving voor o.a. het bankwezen, de zorg en het onderwijs.