Kapucijn Klaas Blijlevens brengt Ruusbroec terug op de leestafel (1)

Blijlevens’  mystieke oorsprong en groei 

Pater Klaas Blijlevens (1938) geeft met zijn recent verschenen boek Ruusbroec in gesprek met drie vrienden een opvallend toegankelijk, persoonlijk doorwrocht en sterk onderbouwd inzicht in de mystiek  van Jan van Ruusbroec.Blijlevens  is  van jongs af aan gedompeld in de mystieke mysteriën van het geloof van waaruit zijn ouders hem voorleven. Een  tijd ook waarin hij zich als misdienaar weet opgenomen in de heiligheid van de liturgie; het liefst dient hij elke dag de mis.  

In H1 vertelt Blijlevens hoe hijzelf in zijn levensgang in de mystiek  is gevoed en gegroeid. Zijn ethos of geloofwaardigheid put hij uit belangenloosheid, oprechtheid en levenservaring. Zijn pathos of appèl op de mystieke antenne van zijn lezerspubliek realiseert hij door persoonlijke reflecties, zijn gestructureerde aanpak en beproefde methode van vraag en antwoord. In de gefingeerde dialogen tussen Ruusbroec en diens drie vrienden toont hij zich een helder redenaar, die de logos of inhoud beheerst en toelicht, dan wel daaraan uitleg geeft.  

Wie is Jan van Ruusbroec?

Jan van Ruusbroec (1293 -1381) is in de uitloop van de Middeleeuwen een van de invloedrijkste mystici van de Zuidelijke Nederlanden. Hij is geestelijke en lange tijd kapelaan aan de St. Goedele kerk in Brussel. Daarna trekt hij zich met enkele geestverwanten terug uit het drukke parochieleven. In Groenendaal, niet ver van Brussel, krijgt hij meer rust en tijd voor gebed en meditatie. In die periode vestigt hij zijn naam als mysticus en schrijft hij diverse traktaten. Later zou blijken dat zijn mystieke, in het Middelnederlands geschreven  oeuvre gerekend mag worden tot een van de meest vertaalde werken uit de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden ooit. 

In Ruusbroecs tijd speelt mystiek, het zoeken naar eenwording met  God, zich niet af in de periferie zoals nu het geval is, maar in de boezem van de samenleving. In groten getale trekken clerici en leken zich uit de wereld terug om in stille afzondering of in kleine leefgemeenschappen hun Schepper te zoeken. En nu, vele eeuwen later, is zijn mystieke boodschap nog steeds  boeiend en actueel, zo uit Blijlevens boek blijkt. 

Het eerste gesprek tussen Ruusbroec en broeder Lambert

Van Ruusbroec schijft 11 traktaten. Dat zijn geestelijke verhandelingen over mystiek. Drie van die traktaten worden in Blijlevens’ boek besproken. In H2 gaat de auteur nader in op Ruusbroecs derde traktaat Vanden  blinckenden steen.  Met dit traktaat willigt Ruusbroec  de vurige wens in van een kluizenaar,  Lambert geheten, om het laatste, complexe deel  van zijn (vermoedelijk) tweede  traktaat,  Die geestelike brulocht, toegankelijker te maken.

In dit deel staat de idee van de volkomen mens centraal. God is volgens Ruusbroec  de grondeloze overvloed, de blinkende steen die iedereen ontvangt maar waarvan velen onwetend zijn.  Om de mystieke taal toegankelijker te maken hanteert Ruusbroec mystieke metaforen, waaronder het beeld van het wassende en terugtrekkende zeewater; het beeld van de met de zon meedraaiende zonnebloem en dat van het lege wijnvat waarin de wijn overdadig vloeit. 

Beide broeders ontmoeten elkaar regelmatig. Ruusbroec legt in die gesprekken passages over het schouwend  levenuit aan Lambert. Op diens verzoek heeft Ruusbroec na deze geestelijke exercities  Vanden  blinckenden steengeschreven. Lambert kijkt nu terug op dat leerzame duidingsproces. Het vertelperspectief ligt dan ook grotendeels bij hem, wiens woorden – per auram – worden ingefluisterd door Blijlevens. Die gesprekken vangen aan in het voorjaar 1340.

Stap voor stap wordt de piketpalen uitgezet naar de volkomen mens, waartoe een ieder is geroepen. Deze persoonlijke weg kent vier stadia: die van de werkende en ijverige mens, die van de innerlijke mens, die van de Godschouwendenaar Godsvereniging strevende mens en tenslotte die van de volkomen mens, waarin de mens door God getrokken wordt  in de trinitaire eenheid. In zijn volkomenheid raakt God de mens in diens diepste wezen, voorbij aan diens zintuigelijke waarnemingen, verstand en wil. Blijlevens gebruikt daarvoor op p. 46 een mooie omschrijving:

Onze adel zit niet
In de oppervlakte
maar in de diepte van de geest
Daar is een verborgen bron
het is de zielegrond.

Dit ultieme verlangen culmineert in een brand, de brand van Minne die niets anders beoogt dan één te zijn met God. Vervolgens bespreekt de auteur een aantal aspecten van de Godschouwende mens.  Daartoe geïnspireerd door Bernardus van Clairvaux zet Ruusbroec de wijzen uiteen, waarop de mens omgaat met de roep van God. Hierbij onderscheidt hij vier metaforen:  de op eigen belang uit zijnde gehuurde knecht; de eigen belang overstijgende trouwe knecht die niet of onvoldoende openstaat voor Gods roep;  de voor God openstaande intieme vriend die door Hem naar zijn diepste wezen wordt getrokken, zijn zielegrond en tenslotte de verborgen zoon, het als herboren worden in Gods aanwezigheid. Daarna wordt in dit hoofdstuk uitgelegd wie en wat bedoeld wordt met de blinkende steen, de titel van Ruusbroecs derde traktaat. Duidelijk moge zijn dat de gehuurde knecht in onze samenleving de scepter zwaait.

Aldus wordt de mens geroepen in de drievuldige Minne van de levende God zelf: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, het zogeheten Godschouwend leven. De Minne is als een klaterende bron die altijd vloeit en aanzet tot dienstbaarheid en beschikbaarheid met als oogmerk alles voor allen te zijn. Mystiek is voor Ruusbroec synoniem aan Christus ontvangen. Het is een houding die je je zelf niet kunt eigen maken maar die afhankelijk  is van de gunst (gave) van God. Alleen Hij nodigt je daartoe uit. Hij is het die de mens roept.

Essentieel daarbij is dat de mens zijn eigen pretenties en strevingen naar uiterlijk aanzien, macht en rijkdom moet laten varen. Pas dan ligt het stadium van schouwing binnen zijn bereik. Dat is de ware rijkdom: te worden ondergedompeld in Gods overvloed als een eenheidsbeleving met Hem en  als een volledig smaken van Hem. Het is het afleggen van het oude leven: een sterven en tegelijkertijd een nieuwe geboorte in het huis van de triniteit. En  Jezus zelf – aldus Ruusbroec – is de mens daarin voorgegaan In die zin dat  sterven eeuwig leven is. Lambert beseft na deze rijk aan metaforen  overgoten uitleg dat de volkomen mens zich bevindt op de hoogvlakte van de mystieke beleving waar de mens als een gelouterde mens, als een zoon mag wandelen met zijn God, zoals Mozes wandelde met God (p. 63)    

Ruusbroec in gesprek met drie vrienden, Klaas Blijlevens. Uitgeverij: Halewijn, Adveniat. ISBN 9789 0852 86196; juni 2022

Over de auteur: Joop de Vries is mediëvist en publicist

Beeld: Jan van Ruusbroec (1293  -1381)