Brief uit de missie 144: Op reis in Japan anno 1937

handgeschreven brieven

In de jaren dertig van de vorige eeuw stelde Japan zich steeds militaristischer op. Japanse troepen vielen China binnen en schrokken niet terug voor moordpartijen, te beginnen in Mantsjoerije (1931). In december 1941 werd Pearl Harbor (Hawaiï) plotseling overvallen door de Japanse luchtmacht. Door middel van twee atoombommen maakten de Amerikanen in 1945 evenwel een einde aan de Japanse agressie.

door Harry Knipschild

In die rumoerige periode vertoefden diverse Europese missionarissen in Nippon, zoals ze het land noemden. Een van hen was pater Henry, aangesloten bij de SVD (Societas Verbi Domini) oftewel de missie van Steyl (bij Venlo). In 1937, het jaar dat de Japanners huis hielden in Shanghai en Nanking, deed Henry verslag van zijn verblijf in Japan zelf. Over zijn ervaringen en overwegingen kon je lezen in het maandblad Katholieke Missiën, dat door de Missionarissen van het Goddelijk Woord werd uitgegeven.

Europeanen in contact met Japanners

Een van zijn brieven uit de Japanse missie bestond uit een reisbeschrijving – van Tajimi (bij Nagoya) naar Tokio. ‘Het aantal Europeanen in Nippon is zeer gering,’ schreef hij. ‘Ze worden door een uitgebreide politiemacht bewaakt. Op langere reizen worden wij door de Japanse politie steeds beschaduwd. In het begin is dat wel vreemd, maar op den duur went men er aan. Die schaduwen komen en verdwijnen ongemerkt, stellen de meest onnozele vragen, maar blijven altijd zeer hoffelijk.’

Henry: ‘Volgens Japans begrip – de propaganda van de regering – zijn de volkeren der aarde in drie categorieën verdeeld. Allereerst en superieur aan alle anderen, komen zij zelf, de “kinderen der goden”; daarna komen de “barbaren”, waaronder begrepen zijn de gele en blanke rassen van de rest der wereld, en ten laatste de “kurombo”, bestaande uit de volkeren van Indië en alle negers en zwarte rassen.’

Zo simpel was het echter niet: ‘Een Europeaan wordt door de Japanners over het algemeen met een beschroomd ontzag aangegaapt, al beweren ze ook zelf dat ze superieur zijn.’

Tijdens zijn reizen had de missionaris zelf ervaringen met de inwoners van Japan. ‘Alhoewel men als Europeaan in de trein meestal met rust gelaten wordt, toch heb ik het al verschillende keren meegemaakt, dat een moedige man naar me toekwam en me aansprak in het Engels. (Een buitenlander is hier nu eenmaal een Engelsman).

Dikwijls moet ik me dan goed houden en op mijn lippen bijten om niet te lachen, want ze vertellen je met een doodgewoon gezicht dat ze al een jaar of tien Engels studeren. En als je dan het haast onverstaanbare taaltje hoort, dat ze spreken, dan kom je er achter dat de Japanners voor Europese talen weinig aanleg hebben. De Chinezen kunnen dat beter.’

Henry wees op een recent gedrukte Engelse grammatica voor Japanners, ‘English without tears’. Een titel die voor zich sprak, merkte hij op.

Europese militaire aanwezigheid in Japan

Het eerste gedeelte van de tocht duurde niet lang. Na een korte treinreis arriveerde de pater in de havenstad Nagoya, een hoofdstatie van de missie. Daar trof hij een Franse oorlogsbodem aan. ‘Het waren een stel prachtkerels, vooral de kapitein – een keurige verschijning. Maar wat meer waard is, een stel ogen die van diepe vroomheid spraken.’

De pater en de kapitein wisten elkaar te vinden. ‘We waren terstond in een druk gesprek gewikkeld. Zijn schuit lag nog geen uur voor anker of hij was al op de missiestatie en informeerde naar de heilige missen.’

De Franse commandant, Léon Mercier, leek blij te zijn dat hij eindelijk weer eens een eredienst kon bijwonen. “Pater, morgen kom ik om acht uur met een heel stel matrozen,” met die woorden namen ze afscheid.’

Het waren geen loze woorden. ‘Tot grote verwondering van de Japanners in Nagoya kwamen daar een kleine honderd man onberispelijk aangemarcheerd. Ze bleven ruim anderhalf uur in de kerk. Naar het oordeel van onze eminente Japanse christenen gedroegen ze zich voortreffelijk.’

Uit de mond van de commandant tekende Henry op dat heel wat geestelijken, jezuïeten en kapucijnen, voorheen in het Franse leger geopereerd hadden. Ze waren van het militaire naar het geestelijk leven overgestapt en soldaten van God geworden.

Fuji, de heilige berg van Nipppon

Tijdens zijn reis naar Tokio genoot de missionaris van het uitzicht. Even waande hij zich terug in Nederland, waar de Zuiderzee sinds vijf jaar herschapen was in het IJsselmeer. ‘Eerst ging het door de rijstvelden naar Okazaki. Daar verhieven zich plotseling links de bergen, terwijl rechts de stille oceaan zich vertoonde. Jubel sprong op in mijn bloed, toen ik weer mocht uitstaren naar de eindeloosheid van het strakke watervlak.

Daarna ging het dwars door een baai van de Pacific, naar Hamamatsu. Aan beide zijden spoelden de golven. Het deed me denken aan de afsluitdijk van het IJsselmeer.

Na Hamamatsu verschenen overal mooie heuvels, wier flanken rijk begroeid waren, daartussen vele pittoreske Japanse huisjes. Daarna volgden hele reeksen van tunnels en zagen we links de Fuji San, één klomp gestolde eeuwigheid van een onschokbare rust, de heilige berg van Nippon.’

Terwijl de SVD’er rustig genoot van het uitzicht op de heilige berg (‘12.365 voet hoog’), dacht hij al aan zijn verblijf bij de Salesianen in Tokio. ‘Ze hebben me voor een Fuji-toer uitgenodigd. Maar is dat niet ineens te veel voor een kind der lage landen? Bij de hoogste staties liggen altijd hele trossen pelgrims op apegapen, daar de lucht op die hoogte zeer ijl wordt.’

De Nederlandse missionaris keek er niet naar uit om de Fuji zelf te beklimmen.

Landgenoot in Numazu

De treinreis van Nagoya naar Tokio bracht Henry in Numazu aan zee, een stad met 50.000 inwoners. Vanwege het goede klimaat verbleven er regelmatig leden van de keizerlijke familie. In Numazu trof hij een landgenoot aan, een ‘Hollandse confrater’, zoals hij later die dag noteerde. ‘Weer eens je moedertaal kunnen spreken, dat doet de mens goed.’

De Nederlander werd even sentimenteel. ‘’s Avonds zat ik aan het open raam te schrijven. Uit een naburig huis hoorde ik opeens de Mondschein Sonate. Dat klinkt vreemd hier in een land, waar je altijd andere geluiden gewend bent. Hier hoor je steeds die eeuwig troosteloze bonzentrommels, die droeve boden van het heidendom.’

Henry was ervan overtuigd dat de Europese cultuur aan het doorbreken was in Japan. ‘Langzaam maar zeker breekt de Westerse muziek hier baan. Schubert is populair, in het bijzonder zijn Unvollendete. Bovendien zingen ze zeer gaarne: Heidenröslein, Am Brunnen vor dem Tore, Guten Abend, gute Nacht, enzovoort.’

Terugblik op de openstelling van Japan (1853)

Met z’n tweeën liepen de twee Nederlandse missionarissen de volgende dag langs de Stille Oceaan, de Pacific, de oceaan van de vrede. In zijn brief uit de missie schreef Henry: ‘Is die naam geen ironie? Aan beide oevers van jouw stille vredewateren is men zich op krankzinnige wijze aan het bewapenen.’

In het oorlogsjaar 1937 dacht hij terug aan de gebeurtenissen van 82 jaar eerder op het schiereiland Uraga waar hij zich bevond.

‘Op een nevelige morgen in juli 1853 zagen de kustwachten van Uraga een vloot verschijnen, die koers zette naar het hart van Nippon. Schrikwekkend doemden de schepen op uit de mist. De Japanners werden ontsteld. In alle tempels riep men de bescherming der goden af.’

De shogun van Japan wilde de Amerikanen niet toelaten. ‘Hij zond onderhandelaars naar de vreemde schepen. Toen ze grote kanonnen zagen machtigden ze commodore Perry echter aan land te gaan en een brief aan de regering te Yedo [nu Tokio] achter te laten.’

Pater Henry legde zijn lezers omstandig uit hoe het in deze omgeving allemaal gegaan was. ‘Op 14 juli 1853 kon dr. Wells Williams, een lid van de Amerikaanse expeditie, in zijn dagboek schrijven: “Een merkwaardige dag, die een mijlpaal in de geschiedenis van Japan zal worden. Want vandaag is het eindelijk gelukt, de sleutel in het slot te steken, de eerste stap is gezet en weldra zal het isolement van het land voor goed verbroken zijn.”‘

Pas in het volgende jaar kwam het tot een verdrag waarin onder meer de openstelling der havens geregeld werd. In de tussenliggende periode hadden met name de Fransen en Russen zich in Japan laten zien kon je in het missieblad in geuren en kleuren lezen. ‘De Fransen aarzelden niet. Met dreunende stem van hun kanonnen brachten ze Nippon aan het verstand dat het Westen argumenten bezat waaraan niet te weerstaan viel. Het Franse fregat Constantine bombardeerde twee Japanse forten en schoot ze in brand. De shogun sneuvelde.

Dan plantten zich van heuvel tot heuvel de vlammende alarmseinen voort. De shinto-priesters hielden niet op de hulp der goden in te roepen. Ze smeekten om een reusachtige vloedgolf, zeebeving of cycloon om de barbaren te verdelgen.’

Henry: ‘De goden bleven stom. Nippon begreep eindelijk dat alle verzet tegen de blanken een onmogelijkheid was, zolang men hen niet met hun eigen wapenen bestrijdt.’

Aan westerse militairen geen gebrek. ‘Perry keerde terug met tien schepen en 2.000 manschappen. Hij vond de shogun bereid een verdrag te tekenen. Perry verscheen in Yokohama, voorafgegaan door twee reusachtige negers, die de Amerikaanse vlag droegen, omstuwd door zijn officieren in groot tenue en gevolgd door een muziekkorps, dat de Yankee Doodle speelde, en matrozen met getrokken korte sabel, die geschenken droegen: champagne, parfums, zeep, geweren, revolvers en degens.’

Het heden: 1937

In 1937 zag de wereld er anders uit. ‘De beelden der vervlogen tijden zijn weggewaaid. Het heden staat voor me. Het is een heldere dag.

161 Japanse oorlogsschepen keren eskadersgewijs van een woelige zee terug en laten één voor één het anker vallen in de baai van Tokio. In rijen geankerd beslaat deze armada een oppervlakte van 36 vierkante mijlen. Op een trompetsignaal verzamelen alle manschappen zich op de achterplechten.

Langs de dichte rijen pantserschepen vaart statig de hiyei heen en weer, de keizerlijke standaard in top: een gouden chrysant op scharlaken veld.

Op alle schepen staat de voltallige bemanning onbeweeglijk als beelden en presenteert het geweer, want op de brug van de hiyei tekent zich een tengere gestalte af: keizer Hirohito, de godenzoon.

De fanfares knetteren los en de statige melodie van het Japanse volkslied wordt over de golven uitgedragen. Ontroering maakt zich van allen meester. Een geroffel van banzai’s dreunt over de golven. Dit geschiedde bij het einde der laatste grote vlootmanoeuvres.

Aan mijn voeten klotsen nog steeds de golven. Vanuit nabije vissersboten komen over het water ritmische geluiden aangevaren. Vissers halen hun eindeloos lange netten binnen, iedere ruk begeleidend met rauwe natuurgeluiden.’

Rol van de missie

De Nederlandse pater van Steyl zag een zwarte toekomst. ‘De ondergang van beschavingen staat op het spel – hier is de finish van de marathon der volkeren. Wie zal uitgeput neervallen, wie de zegepalm behalen?’

Henry verwachtte – vier jaar vóór de aanval van Japan op Pearl Harbor – dat de Amerikanen vanuit Hawaiï opnieuw in Japan zouden verschijnen. ‘Ik sta uit te zien naar de horizon. De beelden der toekomende tijden komen aangedromd. Over het roerloze watervlak verschijnen de geweldige eskaders van het zuiden en van Hawaiï. Voor de zoveelste maal komen de “blanke duivels”.’

De missionaris maakte een einde aan zijn betoog. ‘Waar schrijf ik eigenlijk over? Wat raakt mij, geloofsverkondiger, die uitgevaren ben als bode des vredes, al dat krijgsrumoer? Wat raakt mij de waanzin der volkeren, die oorlog voeren?’

Maar mijns inziens terecht stelde hij tot slot: ‘Dat raakt mij in zoverre, dat wellicht van deze beslissing ook de voortgang van het missiewerk afhangt.’

Het missiewerk in Japan en elders was immers gefaciliteerd door westerse militairen die een vrije baan voor de missie en de zending hadden afgedwongen. Na het einde van het koloniale tijdperk is er van het westerse christelijke bekeringswerk in Azië steeds minder overgebleven.