Brief uit de missie 155: Guadelupe: van Spanje naar de Azteken

Handgeschreven brieven

In oude Nederlandse missiebladen vind je betrekkelijk weinig informatie over de bekering van de Azteken nadat Columbus in 1492 naar het westen gevaren en aangeland was in een gebied dat wij tegenwoordig ‘Amerika’ noemen. De Azteken, die in navolging van onder meer de Maya en Tolteken het bewind voerden in Mexico, werden overrompeld door Spaanse conquistadores die er onder leiding van Hernan Cortes flink huishielden, om het zachtjes te zeggen.

De Spanjaarden, onderdanen van de Katholieke Koningen, Ferdinand en Isabella, hadden eerder definitief een einde gemaakt aan de eeuwenlange bezetting van hun land door islamitische Moren. De verbreiding van het katholicisme in de nieuw-veroverde gebieden had, als reactie daarop, alle prioriteit. De ‘heidenen’ moesten overgaan tot het ware geloof, dus ook de Azteken. ‘De Spaanse verovering zocht haar rechtvaardiging grotendeels in de bekeringsplicht’, las ik in America, bruid van de zon.

In het Volkenkundig Museum te Leiden bezocht ik op 20 oktober 2021 een tentoonstelling gewijd aan de Azteken in de zestiende eeuw. Hier zou ik ongetwijfeld nieuwe feiten ontdekken, was mijn veronderstelling. Dat was evenwel niet het geval. De rol van de missionarissen kwam nauwelijks ter sprake.

Pieter van Gent

In America, bruid van de zon, behorende bij een expositie in Antwerpen (1992), was meer te lezen – bijvoorbeeld over Pieter van Gent (Pedro de Gante). De Vlaming, omstreeks 1480 geboren in de omgeving van Geraardsbergen, had in Spanje wellicht een ontmoeting met Bartolomeus de las Casas (1484-1566), die zich opwond over de manier waarop zijn landgenoten in Mexico te keer gingen. Hij is bekend geworden als een ‘fervent pleitbezorger van de rechten van de indianen’.

In 1520 werd Pieter lekenbroeder in Gent. Het waren de tijden dat Luther zich afzette tegen de corruptie in de katholieke kerk. De franciscaner bedelorde probeerde de uitwassen te bestrijden en ijverde voor een volkskerk, aldus John Everaert in America.  ‘Onverwacht bood Nieuw-Spanje een gedroomd proefterrein om die idealen grootschalig toe te passen.’

Drie Vlaamse franciscanen, onder wie Pieter van Gent, werden in 1522 vanuit Spanje uitgezonden naar de Azteken-hoofdstad, die in heropbouw was na een bloedige indiaanse opstand. Van Gent kwam echter alleen te staan toen zijn medebroeders tijdens een expeditie omkwamen. Hij zette zich in om de taal van de Azteken onder de knie te krijgen.

Everaert: ‘Zijn spraakgebrek als stotteraar hielp hem om de taal, het nahuatl, beter uit te spreken. Voor het godsdienstonderricht ontwierp Pieter een miniatuur-catechismus. De elementaire christelijke gebeden vertaalde hij in een soort stripverhaal met primitief getekende hiërogliefen, die iedere indiaan kon begrijpen. De Aztekentaal zette hij om in een westers schrift.’

Een andere missionaris, Alexandre de Rhodes, afkomstig uit Avignon, deed dat later in Vietnam.

Samen met een groep missionarissen ging Van Gent aan het werk. Hij stichtte scholen voor kinderen. Met behulp van een door hem bedacht Azteeks handboek deed hij zijn best de jeugd te overtuigen van de christelijke doctrines. Pater Pieter deed meer. Begaafde Azteken leerden westerse ambachten. Ze vervaardigden kruisen, schilderijen, klokken, enzovoort. Naast het franciscaanse klooster kwam een ziekenhuis voor behoeftige indianen. Door middel van een soort ontwikkelingshulp wist Van Gent als geloofsverkondiger te scoren.

In de geest van die tijd – de jezuieten deden hetzelfde in Europa – richtte de Vlaamse franciscaan zich met name op de zonen van de elite en andere begaafde indianen. IJverige leerlingen konden in de nieuwe katholieke Mexicaanse samenleving doorgroeien tot catechisten, helpers van de invloedrijke geestelijken.

Volgens Everaert was Pieter van Gent met zijn aanpak uiterst populair. Handig speelde deze in op de indiaanse leef- en denkgewoonten. Hij werd geprezen om zijn eenvoud en humanitair optreden. Om die reden zou hij zelfs enkele malen een aanbod afgeslagen hebben om tot bisschop benoemd te worden. Van Gent kwam in discrediet, werd naar elders in het land verbannen en kreeg kloosterarrest. Maar weldra werd hij in ere hersteld. Everaert: ‘De indianen maakten een ware triomftocht van zijn terugkeer uit ballingschap.’

Guadelupe in Spanje

In de verbreiding van de katholieke religie kregen de Azteken een patroonheilige opgelegd. Dat was Onze Lieve Vrouw van Guadelupe. De Amerikaanse singer-songwriter Tom Russell, geboren in Los Angeles (‘de engelen’), schreef een dozijn jaren geleden een lied over Guadelupe, bestemd voor een album dat hij maakte met zangeres Gretchen Peters. Haar versie, in Mexicaanse sfeer verfraaid met accordeonklanken, leverde een mooie clip op, die regelmatig op YouTube bekeken wordt.

In januari 2018 maakten mijn partner Greetje en ik een tocht door Extremadura, de Spaanse regio waar conquistadores als Hernan Cortes en Francisco Pizarro opgegroeid waren. De song ‘Guadelupe’ ging regelmatig door mijn hoofd. Op een koude dag zochten we het stadje met die naam op. In feite was het gebouwd rondom een verhoging met daarop een klooster.

Volgens de legende hadden katholieke Visigothen hier een beeld van de maagd Maria in de grond gestopt toen de islamitische moren in de achtste eeuw het Iberisch schiereiland binnenvielen. Honderden jaren later, tijdens de zogenaamde Reconquista, zou een herder het beeld hebben teruggevonden – aanleiding om op die plaats een kapel te bouwen. Een regelmatige bezoeker in de veertiende eeuw was koning Alfonso XI.

In het jaar 1340 voerden de Spanjaarden bij Tarifa een veldslag tegen de Moren – de slag van Salado. De koning bad tot de ‘Maagd van Guadelupe’ om bijstand. Zijn gebed leek verhoord te worden. Het leger van sultan Abu al-Hasan Ali ibn Othman werd in elk geval verslagen. Na de overwinning van de christelijke troepen liet Alfonso een groot kloostercomplex bouwen dat hij een koninklijke status gaf. Guadelupe werd een symbool voor de verdrijving van de Moren en de verbreiding van het ware geloof elders in de wereld.

Hendrik IV, koning van Castilië, werd in de vijftiende eeuw samen met zijn moeder, Maria van Aragon, in Guadelupe begraven. Niet veel later voer Columbus in westelijke richting uit en kreeg naam als de ontdekker van Amerika. Na terugtocht van zijn eerste reis maakte hij een pelgrimstocht naar het kloostercomplex in Extremadura om eer te bewijzen aan Onze Lieve Vrouw van Guadelupe.

Op bezoek in Guadelupe

Op 5 januari 2018, de dag vóór het Spaanse Drie Koningen-feest, bezochten we in Trujillo ’s morgens het huis van de familie Pizarro, veroveraar van het Inca-rijk. Een paar uur later passeerden Greetje en ik de bergen, de Sierra Guadelupe, die in wolken waren gehuld. In het reisverslag schreef ik: ‘Het duurde even voor we het hoge complex van de Maagd wisten te bereiken, maar ineens reden we er beneden recht tegenaan. Rechtsom ging het snel omhoog en vervolgens links meteen weer steil omlaag.

We bevonden ons bij de ingang van een hotel-restaurant van vergane glorie. Na de klim en de tocht hadden we wel trek in iets. Binnen vonden we een comedor, eetzaal, waar de lunch geserveerd werd. Naast ons zat een drietal geestelijken, waarvan twee in zwart kostuum met boord, intens van het bourgondische leven, inclusief wijn, te genieten. Steeds opnieuw kwamen er families binnen op deze regenachtige en koude dag.

De man van de receptie legde ons uit dat het etablissement onderdeel was van het kloostercomplex. Als we de basiliek, die open was, wilden bezichtigen moesten we via de trappen naar beneden lopen en aan de andere kant naar binnen. Dat deden we, in de regen. Dan opnieuw een aantal trappen op tot bij een beeld van Franciscus van Assisi.

De deur van de basiliek stond inderdaad open. Binnen keken we uit op een altaar met hoog opgesteld de maagd van Guadelupe. De bovenverdieping was afgesloten. In de tamelijk kleine ruimte beneden waren pas enkele grote recente schilderijen opgehangen – één ervan was in 2017 cadeau gedaan. Het katholieke geloof had in dit land blijkbaar nog een grote uitstraling.

Het klooster zelf  was alleen te bezichtigen door middel van een rondleiding in de Spaanse taal. Om half vier ging het hek open. Van de Spaanse woorden die tijdens de rondleiding werden uitgesproken begrepen we bijna niets. Af en toe kwam de gids naar me toe om iets in het Engels te vertellen of erop te wijzen dat er bij de religieuze voorwerpen ook teksten in de Engelse taal te lezen waren. Dat was te midden van al die uiterst kostbare schatten bijvoorbeeld het geval onder zeer grote gregoriaanse zangboeken. Die werden door de monniken gebruikt via een ronddraaiende boekenmolen. Vast stond in elk geval dat deze kerk in Spanje zich met voorwerpen behoorlijk had weten te verrijken. Waar kwam al die rijkdom vandaan? Van de gelovigen, vanuit Spaans Amerika?

Ineens bevonden we ons voor de tweede keer die dag in de kloostergang waar we eerder binnen waren gekomen. De muurschilderingen hadden hier heel wat te verduren van de regen die op een paar meter afstand naar beneden gutste.

Aan het einde van de tour door het complex nam een pater franciscaan, in het bekende bruine habijt met een wit koord, de leiding van de gids over. Hij hield een lang verhaal in het Spaans. Vervolgens opende hij een ruimte achter zich. Met een snelle manoeuvre wist de priester het donkerbruine portret van de maagd, dat in de kerk te bezichtigen was, om te draaien. In de basiliek zou het verdwenen zijn. Maar wij stonden er met onze groep nu op enkele meters vandaan.

De priester ving een gebed aan. Daarna haalde hij een langwerpig zilveren bord te voorschijn, dat eventuele gegadigden mochten komen kussen. Na elke kus maakte hij het bord met een doek schoon. Een Colombiaanse jongen kwam naar voren en raakte in vervoering, waarbij hij en de franciscaan elkaar omhelsden. Wat er tussen die twee besproken werd bleef in het duister. De ouders hielden afstand.’

Katholiek toneel in Mexico

Zoals gezegd exporteerden de Spanjaarden hun geloof naar ‘Nieuw Spanje’. Louise M. Burkhart publiceerde een nieuw gezichtspunt op hun activiteiten in Aztecs on Stage. Religious Theater in Colonial Mexico (2011). De historica gaf aan dat de missionarissen zich niet alleen de taal van de Azteken eigen maakten, maar zich tevens verdiepten in hun cultuuruitingen. Priesters bestudeerden de in hun ogen ‘gruwelijke rituelen’ die de Mexicanen op basis van hun heidense geloof opvoerden.

Burkhart: ‘The closest thing Europe had to the Aztec temple rituals was religious theater, a type of performance that developed during the Middle Ages and was very popular at the time Spain conquered Mexico. Costumed impersonators memorized a script and spoke their lines in front of an audience. Each drama told a story, with a beginning and an end, drawn from the Bible or saints’ legends or illustrating a point of moral teaching.’

De franciscanen hadden in zekere zin een antwoord, een ‘verbetering’ van hetgeen de Azteken vóór hun komst ‘uitgespookt’ hadden. Ze zetten zich in om de bewoners voor Europese toneelstukken te interesseren, liefst met een Mexicaans tintje.

Guadelupe in Mexico

Onze Lieve Vrouw van Guadelupe had zich al een eigen plek in het land veroverd, schreef Burkhart. ‘A beloved and appealing story homegrown in Mexico tells of the Virgin Mary appearing to a convert named Juan Diego [1474-1548]. She asks that a shrine be built to her, as Our Lady of Guadalupe, at a site on the lakeshore north of Mexico City. Although there is no reliable historical evidence that this story existed before the mid-seventeenth century, it later came to be seen as a true and sacred narrative.’

Het verhaal gaat dat Juan Diego (Cuauhtlatoatzin) in 1525 gedoopt werd door Pieter van Gent. Zo kwam hij aan zijn Europese naam. In december 1531 zou Maria enkele malen aan hem verschenen zijn. In de taal van de Azteken vroeg ze aan de bekeerling een kerk te bouwen. Om de Spaanse autoriteiten te overtuigen liet Maria een afbeelding achter in een doek waarmee Juan wilde bewijzen dat ze echt aan hem verschenen was.

Na enige aarzeling, allemaal volgens de legende, lieten de katholieke Europeanen zich overtuigen. Onze Lieve Vrouw van Guadelupe, zoals Maria ook in het wingebied genoemd werd, groeide niet alleen uit tot patroonheilige van Mexico, maar zelfs van geheel Latijns-Amerika. Zo plantten de Spanjaarden hun eigen katholieke cultuur op het voormalige gebied van de Azteken.

Deze belangrijke gebeurtenis werd vastgelegd in een toneelstuk waarvan de wonderlijke tekst, vanuit het Nahuatl in hedendaags Engels vertaald, te lezen is in het boek dat Burkhart in 2011 liet verschijnen.

In onze tijd

In onze kritische tijd is nogal wat twijfel gerezen over de echtheid van het verhaal van de overplanting van Onze Lieve Vrouw van Guadelupe vanuit haar Spaanse klooster naar een plek in Mexico. Volgens de legende leefde Juan Diego als kluizenaar in een kleine hut naast de oorspronkelijke kapel waar de doek met de afbeelding van Maria voor verering bewaard werd. Juan zorgde tot zijn dood voor het heiligdom en de pelgrims die er kwamen bidden. In die kapel werd hij in 1548 ook begraven. Het duurde niet lang of de bekeerling werd als een heilige vereerd.

In de wetenschap is men echter gaan twijfelen – zelfs aan het bestaan van Juan Diego. Pas in 1648, een eeuw na zijn overlijden, werd in de literatuur naar hem verwezen. Desondanks werd Diego in 1990 zalig verklaard. Daarmee was de onzekerheid nog niet weggenomen. In 1996 liet Guillermo Schulenburg, rector van de hedendaagse Mexicaanse basiliek van Guadelupe, nog weten dat je Juan Diego slechts als een symbool moest beschouwen, niet als een historische werkelijkheid.

Paus Johannes Paulus II maakte in 2002 een einde aan alle twijfels. Op 31 juli van dat jaar, tijdens een bezoek aan Mexico-stad, droeg hij een plechtige mis op in de taal van de Azteken. Bij die gelegenheid ook verklaarde Johannes Paulus II, hoogste gezagsdrager van de Katholieke Kerk, dat Juan Diego, die oog in oog met Onze Lieve Vrouw van Guadelupe gestaan zou hebben, als een heilige vereerd mag worden.