Overweging: zo vader, zo zoon?

Spijkers

N.a.v. Marcus 6,1-6

Wij leven in een hyper-geïndividualiseerde samenleving. Je moet doen wat helemaal bij jou past. Je bent uniek! Alleen jij weet wat goed voor je is! Uiteindelijk kun je heel eenzaam worden, juist waar het om essentiële zaken in je leven gaat: welke keuzes maak ik in mijn relaties, voor mijn studie, mijn werk? Kan een mens deze eenzaamheid aan?

Hoe anders kan je leven gaan wanneer je mensen om je heen hebt met wie je kunt overleggen. Mensen die je vertrouwt, wederzijds. Ieder heeft zijn eigen gave en die gaven bij elkaar gelegd maken ieders leven rijk.

Wanneer ik luister naar het leven van Jezus – zijn leven komt in verhalen tot ons – dan raakt me dat Hij luistert naar mensen die Hij tegenkomt, meestal mensen met allerlei kwalen, of een moeder of een vader die opkomt voor een ziek, soms zelfs gestorven, kind. Maar bij Jezus hoor ik in zijn woorden, achter zijn woorden ook de persoon van zijn vader. Is dat Jozef? Zeker heeft Jezus veel van zijn vader Jozef geleerd, al is het maar zijn beroep als timmerman (een klein aannemer in die tijd). Belangrijker nog: Jezus heeft gevoel gekregen voor het feit dat naast een moeder, mensen een vader hebben.

Toch hoor je meer. Wanneer Jezus het over zijn Vader heeft dan bedoelt Hij God. God als Geheim, Oorsprong van het leven, Schepper, en noem maar de vele Bijbelse namen voor God op. Jezus gebruikt voor dit Geheim de vertrouwvolle aanspreking ‘Vader’. Een vader die achter Hem staat, die Hem richting geeft, die Hem roept, die Hem opwacht wanneer zijn leven ten einde loopt (Pasen), een Vader die weigert om Jezus bij de doden te laten en Hem wekt tot dat nieuwe leven, de dood-voorbij.

En – zegt Jezus – deze Vader is ook jullie Vader…