Vers voor de Zondag: 7 februari

EHBO-setje

In onze rubriek ‘Vers voor de Zondag’ blikken we vooruit op de eucharistieviering  – tijdens de lockdown op afstand te volgen op televisie en internet – van aanstaande zondag (of feestdag): wat vertelt het Evangelie ons? Om wat voor thema draait deze viering? Wat zou je kunnen doen om dit te onderstrepen?

Vijfde zondag door het jaar

Een Blijde Boodschap dragen

Er is ziekte, lijden, persoonlijk en op grote schaal; het blijft. Het lijden is niet op te lossen, zo schijnt het. Er is wel een weg in te gaan, leren er mee om te gaan. Een eerste stap is: onderkennen dat je ziek bent, dat je lijdt. De tweede stap is het met anderen delen, met bewogen mensen. Dit opent de weg om het lijden samen te dragen. Bidden om verlichting, om genezing, dient om de weg van acceptatie te gaan en openheid te creëren voor nieuwe mogelijkheden (als het geven wordt). Geneest God? Ja, Hij is nabij en gaat de weg met ieder van ons, lichaam en ziel. Deze Blijde Boodschap mogen wij dragen.

Exegetische notities Evangelie

Marcus 1,29-39

Vergezeld van de vier eerst geroepen mannen trekt Jezus naar Kafarnaüm, waar Hij zich demonstreert als gezalfd met Gods Geest, als een leraar met volmacht, maar ook met zeggingsmacht over de kwade geesten. Marcus verbindt enkele scènes exemplarisch tot ‘de dag van Kafarnaüm’, een sabbatdag vol van messiaans heil, de demon en de koorts moeten wijken voor Jezus’ kracht. De sabbat krijgt een nieuwe betekenis.

De hand van Marcus is herkenbaar. Hij schept met vers 28 het verband tussen het voorgaande wonderverhaal en de genezing van Petrus’ schoonmoeder. De gang vanuit de synagoge, ook de aanwezigheid van de vier zijn redactionele toevoegingen. Dit viertal speelt feitelijk in geen van de beide wonderverhalen een rol. Oorspronkelijk ging het in het huis te Kafarnaüm (de plaatsnaam van vers 21 hoort inleidend bij het tweede wonder) om een ontmoeting tussen Jezus en de bedlegerige vrouw met in haar gezelschap enkele niet nader bepaalde personen (vers 30) die Jezus op haar attent maken. Haar koorts is hier typering van een levensbedreigende situatie. De genezing voltrekt zich in alle simpelheid: Jezus die toetredend haar bij de hand opricht van haar bed. Haar dienen (aan tafel) bevestigt het heilzame effect van Jezus’ aanraking. Haar ‘diaconie’ geldt Jezus met zijn gezellen (hen); in een voorgaande versie kan het om alleen Jezus zijn gegaan (Hem).

Met zijn concrete invullingen wat betreft plaats en personen (de schoonmoeder van Petrus) lijkt het korte wonderverhaal ontleend te zijn aan een lokale traditie.

De dag van heil gaat door tot in het late uur. Na de avondschemering worden mensen aangevoerd met dezelfde klachten en verwachtingen, heel de stad voor de deur, en velen worden genezen of van de kwade geest bevrijd. De twee verhaalde wonderen vinden we hier in veelvoud terug. Met deze eerste dag vol van messiaans heil wil Marcus de betekenis van Jezus als de Gezalfde in beeld brengen.

De overgang naar een uitgebreider werkterrein, heel Galilea, kleurt Marcus bijzonder in. De late nacht met een biddende Jezus, niet per se een vlucht uit de menigte, maar eerder een bezinning op zijn zending, en anderzijds de twee leerlingen (nu ook naast Petrus een Simon), die spreekbuis zijn van een menigte met een zekere zucht naar sensatie (?), met vervolgens Jezus’ uitspraak dat zijn zending Hem verder voert dan dit stadje.

Focus

Job zou een eigen preekthema kunnen zijn. Zijn gevoel van verlorenheid staat in sterk contrast met het halleluja van de antwoordpsalm en de messiaanse vreugde van het evangelie. Vanuit zijn eigen lijden spreekt Job over de klaarblijkelijke zinloosheid van het bestaan met al zijn gezwoeg, ook van een eenzaamheid van een mens in zijn lijden. De gangbare ‘troost’ van zijn vrienden helpen hem nog verder de put in. De dood is de finale duisternis waar hij uiteindelijk de vergetelheid ingaat. Wie hoort zijn roep om gerechtigheid?

Psalm en evangelie vormen een ander verhaal, hoewel we in de zieken en bezetenen mensen als Job herkennen. Maar met een te snelle parallel kunnen we ook voorbijgaan aan de ernst van de vraag van Job.

Het evangelie nodigt ons uit om in de alledaagsheid van het leven te zoeken naar tekenen van het komende Rijk. Dat kan dan bijvoorbeeld de troost zijn van een vriend die zonder pretentie zwijgend aan je bed zit. Of een maaltijd, een samenzijn, een samenleving, waar mensen met onderlinge dienstbaarheid het leven kunnen verlichten en iets van hoop laten oplichten. Als leerlingen van de Messias dragen wij die zending met ons mee, weidser dan Galilea.

Suggestie: voor de kinderen

Om in gesprek te gaan: wie is er wel eens ziek geweest? En wat hielp er toen om beter te worden? (Rust, tijd, pillen, drankjes, operatie, etc.) Zijn er misschien ook kinderen bij die iets hebben wat niet (helemaal) beter wordt? (Dat hoeft niet per se iets ernstigs te zijn, denk ook aan zaken als een litteken of het moeten dragen van een bril.)

Vervolg van het gesprek: Jezus geneest ook mensen, maar niet door medicijnen ofzo. Op welke manier doet Hij dat dan wel?

Om te doen: laat de kinderen een tekening maken van iets waarmee Jezus mensen geneest. Bijvoorbeeld door liefde (een hart), of door op een andere manier naar elkaar te kijken (een bijzondere bril). Deze tekeningen worden verzameld in een speciale ‘EHBO-doos’, die aan het einde van de viering aan de volwassenen kan worden gepresenteerd.

Deze teksten en suggestie zijn genomen uit de ‘Handreikingen voor liturgie voor de zon- en feestdagen’ van Berne Media. In deze uitgave staan exegetische notities voor elke lezing en antwoordpsalm, een ‘kapstok’ voor de verkondiging, misteksten, voorbeden en diverse andere suggesties voor vieringen met gewijde of niet-gewijde voorganger. Voor meer informatie over de uitgave en een abonnement, zie de website van Berne Media.