“Ontken uzelve”

“Ontken uzelve”

Over de mythes van de Homo Profanus
en de grote terugkeer naar de Tempel
 
‘Het lijkt duidelijk en vanzelfsprekend, maar het moet toch gezegd worden: de geïsoleerde kennis die door een groep specialisten op een beperkt vakgebied wordt verkregen, heeft op zichzelf geen enkele waarde. Haar waarde ontstaat pas in de synthese met alle andere kennis en slechts voor zover zij in deze synthese daadwerkelijk bijdraagt aan het beantwoorden van de vraag: “Wie zijn wij?“’[1]
 
Het aforisme “ken uzelf” of “ken uzelve” was een van de inscripties die prominent op de gevel gegrift stond voor de ingang van de tempel van Apollo in Delphi. De andere aforismen waren: “niets in overmaat” en “een onderpand brengt ongeluk”. Naast de goden die de Grieken aanbaden, eerden de Grieken dus ook de wijsheid — zichtbaar in de morele ernst van hun tempelwijsheden. De drie aforismen bij de ingang van de tempel van Apollo — “ken uzelve”, “niets in overmaat” en “een onderpand brengt ongeluk” — getuigen van een levenshouding die nauw aansluit bij de kardinale deugden van wijsheid, matigheid, rechtvaardigheid en moed. Want wie zichzelf kent, streeft naar wijsheid; wie maat weet te houden, oefent matigheid; en wie waakt voor onverantwoordelijke beloften, leeft vanuit rechtvaardigheid en voorzichtigheid. Deze deugden vormen de ruggengraat van de klassieke moraal. Dankzij de verering van de kardinale deugden in de tempel bleven de Grieken nauw verbonden met de realiteit.
 
Ook in de ‘tempels’ in Nederland, namelijk onze kerken, bevinden zich inscripties, beelden en symboliek, die klassieke en onveranderlijke wijsheden vertegenwoordigen. In alle Rooms-Katholieke ‘tempels’ vinden we bijvoorbeeld de veertien staties van de kruisweg. We zien de tabernakel. We ontvangen de eucharistie. We laten ons scherpe gezichtsvermogen door wierook benevelen in aanwezigheid van de Allerhoogste. Maar wij Westerlingen hebben de tempels verlaten. Wij Westerlingen zijn de eerste mensensoort ooit die bewust de tempels de rug hebben toegekeerd: wij zijn de Homo Profanus.[2]
 
De abrupte beëindiging van het aanbidden van God in de ‘tempel’ is ook gepaard gegaan met het beëindigen van het absorberen van eeuwenoude narratieven, mystieke beelden, heilige teksten en diepe symboliek. Kan dit ongestraft? Kunnen wij, behalve God, ook de aan ons overgeleverde wijsheid bij het grofvuil zetten zonder gevolgen? De drie Griekse aforismen fungeerden namelijk als een anker dat de tempelbezoekers nauw verbonden hield met de realiteit. “Ken uzelve” stond daarin centraal. “Ontken uzelve” zou voor de Grieken een duidelijk signaal zijn van krankzinnigheid en een gebrek aan realiteitszin. Hoe houden wij ons dan heden ten dage nauw verbonden met de realiteit? Of zijn wij, Homo Profanus, inmiddels afgedreven naar een kafkaeske, hachelijke en inhumane wereld?
 
Reality check: volg de wetenschap?
 
De Homo Profanus van de twintigste en eenentwintigste eeuw is van één ding overtuigd: hij is de meest verlichte, rationele en bovendien meest fatsoenlijke mensensoort die ooit heeft geleefd. Meewarig spreekt de Homo Profanus over tempelgangers van nu en van weleer, over hun irrationaliteit, hun bekrompen geloofsleven en hun aversie tegen feiten en wetenschap. De Homo Profanus zelf is het superieure toonbeeld van verlichte rationaliteit, die feiten boven geloof kan plaatsen en volstrekte objectiviteit kan nastreven door de wetenschap te volgen. Als er dus een mensensoort is in de menselijke geschiedenis die nauw verbonden is met de realiteit, dan is dat, volgens hemzelf, de Homo Profanus.
 
Helaas voor de Homo Profanus rust zijn wereldbeeld op mythen[3], historische misvattingen en simplistische voorstellingen van mens en werkelijkheid. Daarmee is hij afgedreven naar een gedachtewereld die de complexiteit van het leven eerder verarmt dan verklaart. Het profane leven buiten de tempel blijkt in werkelijkheid een leven te zijn zonder eeuwige waarden en diepgewortelde wijsheid. Het blijkt een leven te zijn van de dictatuur van het relativisme, die objectieve waarheidsvinding en moraliteit relativeert en uiteindelijk minacht. Een aantal aanwijzingen daarvoor is eenvoudig te identificeren. Daarvoor hoef je alleen maar een willekeurige krant open te slaan. Hysterisch moralisme, politieke censuur, het ontkennen van verschillen tussen man en vrouw, het promoten van ideologische absurditeiten door uitspraken als: ‘mannen kunnen zwanger worden’ en ‘mannen kunnen menstrueren’ mainstream te willen maken, elk jaar je geslacht kunnen laten veranderen bij de burgerlijke stand, het schrappen uit de wet van “moeder” en “vader”, het strafbaar stellen van “misgenderen” enzovoorts, zijn overduidelijke indicatoren van het verlies van verbondenheid met de realiteit.
 
Het verliezen van verbondenheid met de realiteit gaat bij de Homo Profanus gepaard met een sektarische vorm van intolerantie. In 1996 ontving de beroemde evolutionaire bioloog en atheïst Richard Dawkins de ‘Humanist of the Year Award’ van de American Humanist Association (AHA). De AHA is een organisatie van prominente Homines Profani. Anno 2021 werd deze prijs door de AHA echter ingetrokken. De reden hiervoor waren tweets van Dawkins die naar zeggen van de AHA “transfobisch” zouden zijn. Dawkins zou daarin “gemarginaliseerde individuen”, zowel transseksuelen als zwarten, vernederd hebben. Ook de Freedom From Religion Foundation (FFRF), een organisatie van zelfverklaarde verlichte rationalisten en Homines Profani, raakte verstrikt in ideologisch gender-extremisme waarbij objectieve wetenschap ondergeschikt werd gemaakt aan activistische uitgangspunten. Zij maakten het zo bont dat Richard Dawkins, alsook mede-Homines Profani Steven Pinker en Jerry Coyne, besloten om af te treden van het erebestuur van de FFRF. De reden: de zogenaamde ‘Freedom From Religion’ stichting legt een ideologie op “met het dogma, de godslastering en de ketters van een religie.
 
Dawkins, Pinker en Coyne moeten verbijsterd geweest zijn. Vol passie hebben zij decennialang gepleit voor een leven buiten de tempel dat zou leiden tot een rationalistische utopie, vol wetenschappelijke objectiviteit. In plaats daarvan werden zij geconfronteerd met de gevolgen van hun eigen missionariswerk: de fanatieke zendelingen van het Ware Geloof buiten de tempel, de discipelen van Dawkins, Pinker en Coyne, schiepen hun eigen subjectieve realiteit. Elke vorm van geloof in objectiviteit, in absolute waarheid, in eeuwige wijsheid riekt naar de tempel, en de tempelpriesters moeten gecanceld worden. Van de weeromstuit kon uitgerekend Dawkins niet anders dan toegeven dat hij een “culturele Christen” is.
 
De Grote Terugkeer naar de Tempel
 
Het intellectuele en morele bankroet van de Homo Profanus lijkt niet aan jongere generaties voorbij te gaan. Toeval of niet, het Christendom (en in het bijzonder het katholicisme) is aan een indrukwekkende opmars bezig onder jong volwassenen. Ongetwijfeld zullen Dawkins, Pinker en Coyne & Co. ontsteld zijn over deze opmars. Maar het mag geen verrassing zijn dat een nieuwe generatie zoekende jong volwassenen geen genoegen neemt met de door Dawkins, Pinker en Coyne gepropageerde wereld buiten de tempel. Het is de hoogste tijd dat de nieuwe generatie daartegen in opstand komt. Zij komt in opstand tegen een duister en gevaarlijk narratief. Een narratief dat hen berooft van een bevredigend intellectueel, moreel en spiritueel leven. Zij rekenen af met de aan hen gevoerde dogma’s van de Homo Profanus.


Alfa- en bèta-mythes: De fundamenten van de Homo Profanus

De Homo Profanus leeft niet zonder mythes en dogma’s, maar met een nieuw soort mythe: niet spiritueel, maar ideologisch — een schijnbaar rationeel verhaal dat elke zin en richting ontkent, maar zich wel presenteert als waarheid. Dit type mythes, ofwel de verlichte ficties, van de Homo Profanus zijn talrijk, maar vallen grofweg uiteen in twee categorieën: alfa-mythes en bèta-mythes.
De alfa-mythes vertellen ons dat het Westen pas echt is gaan denken sinds de Verlichting. Dat de rede haar oorsprong vindt in Descartes en Diderot. Dat religie een rem is geweest op vooruitgang. Dat geloof en wetenschap elkaar bij voorbaat uitsluiten. En dat alle verschijnselen in de werkelijkheid — liefde, bewustzijn, moreel besef — in wezen slechts materiële fenomenen zijn, herleidbaar tot atomen en impulsen.

Deze mythes zijn hardnekkig, maar allang weerlegd. Zoals onder meer Tim O’Neill, James Ungureanu en Nicholas Spencer overtuigend hebben laten zien, is de zogenaamde “strijd tussen geloof en wetenschap” een negentiende-eeuwse uitvinding, mede gevoed door protestants-antiklerikale denkers zoals John William Draper en Andrew Dickson White. Dit dogma is uiteindelijk geseculariseerd en leeft daardoor onbekommerd voort in de verbeelding van de Homo Profanus. 

Zo wordt nog steeds de fictie verspreid dat Christenen de bibliotheek van Alexandrië hebben afgebrand omdat ze de door de Grieken en Romeinen opgebouwde kennis zouden willen vernietigen. Dat is historisch onjuist. De vernietiging van de bibliotheek van Alexandrië had verschillende oorzaken die niets met Christenen te maken hadden. Ook zou de kerk het ontleden van mens en dier verboden hebben, hetgeen de kennis over biologie zou hebben belemmerd. Dit is compleet gefabriceerd; het waren juist de Grieken en Romeinen die een religieus taboe hadden op ontleding. Dankzij Christenen in de Middeleeuwen is ontleding weer teruggekomen. Verder zou de kerk behandeling van ziekten via medicijnen verboden hebben, je mocht alleen bidden. Ook die bewering is niet gestoeld op enig historisch feit. Veel citaten en referenties in het werk van Draper en White zijn simpelweg fabricaties, maar er wordt vandaag de dag nog steeds naar verwezen.

Christelijke denkers en wetenschappers uit de Middeleeuwen en de Vroegmoderne Tijd — van Thomas van Aquino tot Copernicus — zagen wetenschap niet als oppositie tegen geloof, maar juist als vrucht van hun geloof in een rationeel geschapen wereld. Dat idee leeft voort in de woorden van John Lennox, emeritus hoogleraar Wiskunde aan de Universiteit van Oxford: “Mensen werden wetenschappelijk omdat ze wetten verwachtten in de natuur, en ze verwachtten wetten omdat ze geloofden in een wetgever.”

Bèta-mythes

De alfa-mythes staan niet op zichzelf. Ze worden intellectueel ondersteund door wat men de ‘bèta-mythes’ kan noemen: de natuurwetenschappelijke dogma’s die voor waar worden aangenomen, ook als de data inmiddels andere inzichten bieden. Er zijn er velen. In zijn boek “The Science Delusion” heeft de Britse bioloog en schrijver Rupert Sheldrake tien wetenschappelijke dogma’s beschreven die gerust als verlichte ficties gekwalificeerd kunnen worden. Bijvoorbeeld het geloof in materialistisch determinisme (alles in de werkelijkheid, inclusief onze wil en keuzes, komt onvermijdelijk voort uit de mechanistische interactie tussen subatomaire, materiële deeltjes) en het geloof dat het bewustzijn wordt ‘geschapen’ door het materiële brein (bewustzijn is slechts een bijproduct van materiële processen). Deze moderne dogma’s hebben decennialang gediend als rechtvaardiging van een wereldbeeld waarin leven, bewustzijn en zelfs moraal beschouwd worden als producten van blinde, doelloze mechanismen.

Misschien wel de hardnekkigste bèta-mythe is het neodarwinisme — de theorie dat biologische evolutie voortkomt uit willekeurige genetische mutaties, waarna natuurlijke selectie de “beste” eigenschappen in stand houdt. Maar ook deze theorie is achterhaald. Het neodarwinisme, voor zover het beweert dat biologische evolutie willekeurig en doelloos is, is wetenschappelijk onhoudbaar. Een van de meest prominente critici van dit neodarwinisme is Denis Noble, hoogleraar fysiologie aan de Universiteit van Oxford. In zijn werk stelt Noble dat het klassieke model van DNA → RNA → eiwit → organisme reductionistisch en misleidend is. Het model suggereert dat DNA de onbetwiste ‘dirigent’ is van het leven, terwijl DNA in werkelijkheid meer weg heeft van een bibliotheek: het is niet het DNA, maar de cel die selecteert, leest, en soms zelfs herschrijft — afhankelijk van omstandigheden, signalen en doelen.

Mutaties zijn volgens Noble niet willekeurig: ze kunnen plaatsvinden als reactie op omgevingsstress of biologische signalen. Epigenetische[4] veranderingen, zoals methylatie[5] en histonmodificatie[6], laten zien dat erfelijke aanpassing ook buiten het genoom plaatsvindt. Met andere woorden: de cel is een actieve actor, geen passieve speelbal van genetisch toeval. In die visie wordt evolutie niet langer primair aangedreven door toeval. Zij is het resultaat van zelforganisatie, samenwerking en adaptieve responsiviteit — een veel rijker en doelgerichter proces dan het reductionistisch neodarwinisme ooit heeft erkend. Evolutie is dus geen proces “van genen naar organisme”, maar eerder “van organisme naar genen én terug”, waarbij het organisme actief meedoet in het bepalen van zijn genetische toekomst.

De gerenommeerde psychiater en filosoof Dr. Iain McGilchrist heeft eveneens uitvoerig geschreven over de vele tekortkomingen van het neodarwinistische model van willekeurige genetische mutaties die verantwoordelijk zouden zijn voor de evolutie van een soort. In zijn boek “The Matter with Things” besteedt McGilchrist tijd aan het ontkrachten van het idee van genetische programmering en dat erfelijkheid gedefinieerd wordt door genetica. Hij stelt dat DNA een van de meest inactieve eiwitten is. Het is een opslagplaats waaruit de cel kan putten. De cel is géén blinde robot die de bevelen van het DNA opvolgt, wat nu juist het dominante model is volgens het neodarwinisme. De cel maakt gebruik van DNA om intelligente beslissingen te nemen. Dat genen niet een hoofdrol spelen blijkt onder meer uit experimenten met fruitvliegjes (Drosophila), waarbij de genen die verantwoordelijk zijn voor oogvorming zijn uitgeschakeld. Desondanks ontwikkelen sommige van deze fruitvliegjes, na meerdere generaties kruising, opnieuw ogen — ondanks het ontbreken van de oorspronkelijke ooggenen. (McGilchrist, 2021, p. 466)

De gedachte dat het leven zichzelf doelgericht organiseert, is voor de Homo Profanus moeilijk te verdragen. Het suggereert immers teleologie[7], en dus een ordenend beginsel, een richting, zelfs intelligentie. In zijn wereldbeeld, dat is opgebouwd uit willekeur, materialisme en functionele nuttigheid, is er geen plaats voor bedoeling of zin die voorafgaat aan het proces. Maar juist deze gedachte van doelgerichtheid is diep verankerd in het christelijk geloof. In de christelijke traditie is de schepping niet toevallig, maar gewild; het universum is geen doelloze chaos, maar heeft orde en betekenis. De mens is niet een toevallig geëvolueerd organisme, maar geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God — met een doel, een roeping en een bestemming. De Homo Profanus zal zich niettemin blijven vastklampen aan het neodarwinistische model. Niet omdat hij overtuigend wetenschappelijk bewijs heeft, maar omdat het neodarwinisme het wereldbeeld van de Homo Pofanus ondersteunt waarin geen plaats is voor God, doelgerichtheid of metafysica.

Terug naar de Tempel

De Homo Profanus meent realistisch te zijn omdat hij zijn dogma’s “wetenschappelijk” noemt. Maar in werkelijkheid leeft hij in een religieus systeem zonder metafysica: een geloof in toeval, chaos, betekenisloosheid, die als wetenschap wordt gepresenteerd, maar in wezen niets anders is dan dogma zonder sacrament.

Daarom keren steeds meer jonge mensen terug naar de Tempel. Niet omdat zij zich afwenden van het denken, maar omdat zij beseffen dat juist het denken zijn voeding vindt in het mysterie. Zij keren terug naar het Woord dat vlees werd, naar het altaar, naar wierook die opstijgt als gebed, naar de genade die zichtbaar wordt in brood en wijn. Zij naderen opnieuw de veertien staties van het Lijden. Zij keren terug naar de oude symbolen, de sacramentele werkelijkheid, de levende Waarheid. Zij keren terug naar de kerk. Wie het kruis aanschouwt, de lijdensweg overweegt, de eucharistie ontvangt en knielt in stilte — die weet wat hem wordt gevraagd:
Ken uzelve.
 
 


[1] Science and Humanism, Physics In Our Time, Erwin Schrödinger
[2] Het Latijnse woord “profanus” is afgeleid van twee delen:
“pro-” betekent “voor” of “voorbij”.
“fanum” betekent “tempel” of “heilige plaats”.
 
[3] In dit essay gebruiken we het woord “mythe” niet in de klassieke zin van verbeeldende waarheid, maar in de moderne, populaire betekenis van een ogenschijnlijk rationeel, maar onhoudbaar of misleidend verhaal dat zich als waarheid voordoet.
 
[4] Epigenetica is de verzamelnaam voor processen in de cel die bepalen welke genen aan- of uitstaan, zonder dat de DNA-code zelf verandert. Zo kan de cel zich aanpassen aan haar omgeving en omstandigheden, en soms worden deze aanpassingen zelfs doorgegeven aan volgende generaties.
[5] Methylatie is een proces waarbij de cel kleine chemische groepjes (methylgroepen) aan het DNA hecht, waardoor bepaalde genen tijdelijk worden ‘uitgeschakeld’ en niet worden afgelezen.
[6] Histonmodificatie is een proces waarbij de cel de structuur van de eiwitten aanpast waar het DNA omheen is gewikkeld. Daardoor bepaalt zij hoe strak of los het DNA is opgerold — en dus of bepaalde genen slecht of juist goed toegankelijk zijn om afgelezen te worden.
[7] Van het Griekse “telos”, dat “doel” betekent.

Camiel van der Graaf en Nico Baken schreven dit essay samen.
Camiel van der Graaf is werkzaam als advocaat in de renewable energy sector in Hamburg, Duitsland. Hoewel hij theologie, filosofie en geschiedenis niet tot zijn formele werkterrein rekent, kan hij deze disciplines wel met vurige passie beschrijven.
Prof. dr. ir. Nico Baken is emeritus hoogleraar Telecommunicatie en Enterprise Networks aan de TU Eindhoven en de TU Delft, en is auteur van het boek “Baken voor het Goede Leven”. Nico Baken was eveneens ruim 40 jaar werkzaam voor KPN als strateeg. Meer informatie over Nico Baken en zijn werk is te vinden op zijn website: www.wonderewereld.nl