De benen van de geest…

Handen

Hoe een verhuizing als een dropping kan voelen

Het verzorgingshuis waar ik tijdelijk werk, gaat verhuizen. Iedereen is er druk mee bezig. Een aantal bewoners kijkt er enorm naar uit, terwijl anderen juist ontzettend zenuwachtig zijn en al maanden van tevoren zijn begonnen met inpakken. Ik hoor mevrouw X de hal in schuifelen op haar pantoffels. ‘Wat een lawaai is het hier toch allemaal, ik had gehoopt dat ik heel even vrij kon zijn ik heb al de hele dag gewerkt,’ zegt ze op een ietwat geïrriteerde toon. Ik loop naar haar toe en zeg haar dat ze dan maar lekker een avondje vrij moet nemen en dat ik het wel van haar over zou nemen. Ze was immers nu echt vrij en kon lekker televisie gaan kijken. Ik loop met haar mee naar haar kamer. Tijdens het lopen merk ik al dat ze onrustig is. Mevrouw X heeft alzheimer en alle prikkels rondom de verhuizing doen haar geen goed.

De drukte rondom de verhuizing ervaart ze op een hele andere manier dan de rest van de bewoners, die geen alzheimer hebben. Voor haar voelt het als een dropping. Je kent het vast wel van vroeger, een dropping met je klas, scoutinggroep of eventueel tijdens een bedrijfsuitje. Je wordt geblinddoekt ergens naartoe gebracht, vaak in een bos, en je moet de weg zelf weer terugvinden. ‘Nu werk ik hier al zo lang en word ik nog overal buiten gehouden,’ zegt ze terwijl we haar kamer inlopen. ‘Het is toch het laatste stukje van mijn leven, waarom mag ik daar dan geen bemoeienis meer hebben,’ zegt ze met tranen in haar ogen. We gaan zitten en ik pak haar hand vast. Ze begint te praten, de woorden die ze zegt raken mij diep in mijn ziel. Ze vertelt, op haar manier en in haar woorden. Menig persoon zal niet begrijpen wat ze zegt en denken dat ze wartaal uitslaat of het over iets heeft wat in deze context niet relevant is. Dat doet ze omdat ze in haar taal associeert met wat ze kent. Dit wil niet zeggen dat er in dit verhaal niet daadwerkelijk iets over de huidige situatie wordt gezegd. Gelukkig spreek ik vloeiend alzheimer en kan ik haar volgen. Haar woorden zeggen soms juist zoveel meer, ze raken aan een diepere laag. Ik zie haar verdriet en ik hoor wat ze mij wil vertellen. Deze dropping houdt voor haar niet op. Deze kamer voelt al als tijdelijk en niet haar eigen huis en nu hoort ze ook nog dat ze ergens anders naartoe gaat. In alles wat ze zegt hoor ik dat dit haar onzeker maakt.

’Ik werk hier al zo lang en ik had toch gerekend op een baan met mededogen, maar dat hebben ze hier niet. Dan wordt er gezegd ik kom zo bij u, nou ik wacht nog steeds. Nu weet ik nog niet wat ik moet en waar mijn spullen zijn en wat ik mee kan nemen.’ Wijzende naar de koelkast zegt ze: ‘Die oven kan zeker blijven staan, ja ik weet het niet meer hoor er wordt zoveel van mij gevraagd dat ik het er beroerd van krijg.’ En: ‘Ik wil niet beter zijn dan de ander, ik wil een gelijke zijn, nu is dat niet zo’. De tranen lopen over haar wangen. Ik kijk haar aan en ik zeg: ‘Ik zie het wel, wie u bent, wat u doet, u doet het goed. Voor mij bent u een gelijke en misschien nog wel meer, zelfs iemand waar ik heel veel van leer.’ Ik noemde wat ze me geleerd had en haar gezicht klaarde op. ‘Laat ze maar kletsen, wij doen het gewoon stap voor stap en dan komen we er wel.’ Ze was het met mij eens.

We kletsten nog even over iets anders tot ze naar het toilet moest. Opstaan gaat altijd erg lastig. ‘Wat vervelend dat de benen soms niet meewerken,’ zei ik. ‘De benen van de geest hebben het opgegeven… en ik had ze nog zo graag willen trainen,’ antwoordde ze.